Het regent steeds vaker en, vooral, steeds heviger. En het wordt steeds moeilijker om al dat water kwijt te raken. Steden lopen onder omdat de ondergrond bebouwd, bestraat of geasfalteerd is. Het riool kan het al lang niet meer aan. We kijken niet meer op van kinderen die in rubberbootjes door hun straat varen. Neerslagstatistieken geven aan dat de frekwentie van regenbuien waaruit in een korte tijd een extreem grote hoeveelheid neerslag valt, nog steeds toeneemt.
Gemeentebesturen maken al plannen om delen van de stad te ‘ontharden’ door asfalt en bestrating weer te vervangen door groen. Het regenwater kan dan beter wegzakken in de bodem, zodat het riool wordt ontlast. Het water moet de ruimte krijgen. Dat wil zeggen: de ruimte om weer snel te verdwijnen.
Sloten en boezemkanalen moeten eerste klappen opvangen
Ook in het open gebied is waterbeheersing een groeiend probleem. Er wordt hard gewerkt aan verbetering van de afvoer van overtollig water, via rivieren en kanalen naar zee. Dijken worden verlegd, rivierbeddingen verbreed en er worden overlooppolders ingericht. Het water krijgt dáár meer ruimte. Maar een steeds groter probleem vormen de sloten en boezemkanalen die bij dreigende wateroverlast de eerste klappen moeten opvangen. Zij moeten zorgen dat het water snel kan worden weggepompt.
Deze ‘grote waternavel’ vormt dichte, drijvende matten die de watergangen practisch afsluiten
De doorstroming van het polderwater naar pompen en gemalen wordt echter in toenemende mate belemmerd door een van oorsprong Amerikaanse waterplant. Deze ‘grote waternavel’ vormt dichte, drijvende matten die de watergangen practisch afsluiten zodat die doorstroming tot stilstand komt. Daardoor neemt bij hevige regenval de kans op overstromingen toe.
Waterschappen slaan alarm
Waterschappen slaan alarm en roepen de ‘ingelanden’ op om direct aan de bel te trekken als zij de plant waarnemen. Er moet dan snel worden gehandeld, anders zijn binnen de kortste keren sloten en vaarten dichtgegroeid met een ondoordringbare plantenmassa. Bovendien raken dan ook inlaten van pompen en gemalen verstopt.
De grote waternavel, de ‘Hydrocotyle ranunculoïdes’, is een in Noord- en Zuid-Amerika veel voorkomende moerasplant. Zijn wortels zet hij onder water in de oeverrand en hij vormt in de breedte van het water lange uitlopers. De bladeren zijn vijf tot tien centimeter groot en groeien zowel op – als onder het wateroppervlak. Water dat door de plant is ‘veroverd’ ziet er ongeveer uit als een omgevallen klimopheg.
Tuincentra hebben grote waternavel als vijverplant geïntroduceerd
Tuincentra hebben in de jaren negentig de grote waternavel als vijverplant in ons land geïntroduceerd. Maar vanwege zijn ongecontroleerde groei werd hij door veel mensen al snel weer gedumpt. Een nabije sloot of kanaal leek dan een goede dumpplaats. Ruimte zat, toch? Maar het gevolg is dat de plant een snel toenemend probleem is geworden voor de waterbeheerders. Het kweken en verhandelen ervan is nu dan ook verboden.
Maar in het Nederlandse polderwater spoelen bij elke regenbui nog steeds stikstof en fosfaten
Oorsponkelijk gedijde de ‘hydrocotyle’ vooral in voedselarm water en dàt heeft zijn groeisysteem gevormd. Maar in het Nederlandse polderwater spoelen bij elke regenbui nog steeds stikstof en fosfaten uit – in het nabije verleden – met kunstmest oververzadigde landerijen. Dat water is daardoor zó voedselrijk dat het groeisysteem van de plant op hol slaat en hij ongeremd gaat woekeren. Vandaar zijn explosieve groei in grote delen van ons land.
Twintig jaar geleden voor het eerst ‘in het wild’ waargenomen
Precies twintig jaar geleden werd hij voor het eerst ‘in het wild’ waargenomen. In 1994 bleek hij wortel te hebben geschoten in een sloot bij de Utrechtse wijk Rijnsweerd en in de vijver van het nabijgelegen KNMI. Een jaar later moest hij met tonnen tegelijk door het waterschap worden verwijderd. De plant werd toen ook al op andere plekken gesignaleerd, tot in Brabant aan toe.
Nu komt de grote waternavel in alle provincies voor, zij het in wisselende concentraties. Onder meer in Groningen en Drenthe luiden waterschappen de noodklok over de snelle opmars van de plant. Het opruimen ervan brengt voor de waterschappen aanzienlijke extra kosten mee. Bovendien houdt hij het zonlicht tegen waardoor in het water zuurstofgebrek ontstaat.
Klein vergeten stukje wortel laat sloot weer dichtgroeien
Opruimacties dienen elkaar snel op te volgen, meerdere malen per maand. En dat het hele groeiseizoen door, vaak tot in december. Het opruimen gebeurt machinaal maar vervolgens worden de overgebleven plantdelen met de hand verwijderd. Eén vergeten stukje wortel doet binnen de kortste keren een sloot weer helemaal dichtgroeien.
En dan kun je opnieuw beginnen.