Daniël Abma werkt als oproepbaar medewerker in Wriezen, een jeugdgevangenis in het Oost-Duitse Brandenburg. Daar leert hij drie jongens kennen die vastzitten voor verschillende vergrijpen; Imo (22) voor geweldpleging, Jano (17) voor het dealen van drugs, en neonazi Marcel (25) heeft met zijn Springerstiefel ('legerlaarzen') een 16-jarige jongen doodgeschopt, een zaak die voor landelijke ophef zorgde.
Na zijn toelating aan de vooraanstaande filmacademie ‘Konrad Wolf’ in Potsdam besluit Abma om een film over de gedetineerden te maken. De geboren Assenaar volgt ze vanaf de dag dat ze worden vrijgelaten, drie jaar lang. Hij ziet hun kapsels veranderen, dat er vriendinnen komen, zelfs kinderen. Maar bovenal rijst een vraag die momenteel in Duitsland actueel is: redden ex-gedetineerden het in de Duitse maatschappij en werkt de reclassering? Of vallen ze toch terug in oude patronen?
PLOP
Dan is het woensdag 27 maart 2013. PLOP. Een e-mail voor de 34-jarige Abma. Een korte, maar krachtige mededeling. Nach Wriezen is winnaar van de publieksprijs op de Docudays UA in Kiev, het enige documentairefestival van Oekraïne. De Nieuwe Pers sprak met hem.
Hoe wint een in Duitsland studerende Nederlander een publieksprijs in Kiev?
“Geen idee, ik sta er zelf ook versteld van. Bij de Q&A na de film werden er behoorlijk goede vragen gesteld en vond er meer discussie plaats dan anders. Maar of ik daardoor de meeste online stemmen heb bemachtigd, weet ik niet.''
Waarin waren de Oekraïners geïnteresseerd?
"Ze toonden veel belangstelling voor de protagonist van mijn verhaal: een voormalige neonazi die succesvol terugkeert in de maatschappij na acht jaar cel. Dat sprak het publiek aan. Hoe kan hij het redden in de samenleving, terwijl twee andere jongens die ik volg minder zware delicten hebben gepleegd, maar toch weer terugvallen in oude patronen? Misschien omdat zij geen dominante vriendin hadden en de hoofdpersoon wel? Samen met het publiek zocht ik naar antwoorden, dat was erg interactief. Ik ben zelfs uitgenodigd om binnenkort een Oekraïense jeugdgevangenis te bezoeken.''
Op het afgelopen IDFA in Amsterdam sleepte je al een nominatie in de wacht, nu win je een prijs.
''De nominatie op het IDFA voor beste studentenfilm was ook al bijzonder, dat is toch het grootste documentairefestival ter wereld. Genomineerd worden en prijzen winnen, dat zijn graadmeters. Je carrière als regisseur hangt daar toch van af. Filmfestivals, ook in Nederland en Duitsland, gaan nu op mij letten.”
Jouw film gaat over de resocialisatie van drie jongens, maar ook over het nazisme. Kun je als Nederlander in Duitsland daar eenvoudig een goede film over maken?
"Juist als Nederlander kan ik zo’n thema bespreekbaar maken! Toen ik tien jaar geleden naar Duitsland verhuisde heb ik veel jeugdwerk gedaan in de rechts-extreme hoek. Als buitenlander kan ik dan heel naïeve vragen stellen. Ik mag iemand vragen wat ze goed aan Hitler vinden, dat kan een Duitser niet doen. Ik kan ze ook ‘klemzetten’, mag doorvragen.
Dat geldt ook, in mindere mate, voor het thema DDR. De jeugdgevangenis staat in Brandenburg, Oost-Duitsland, waar Ostalgie nog een gegeven is en niet alle ontwikkelingen sinds de samenvoeging tot één Duitsland hebben plaatsgevonden. Over Duitsland wordt binnen Europa een groot en goed beeld gecreëerd, maar juist in deze steden zie je dat nog niet alles functioneert. Iemand uit het westen van Duitsland kan dit thema minder makkelijk ter sprake brengen, een Nederlander mag dat wel.’’
Jongerengeweld en re-integratie is momenteel ‘ein heißes Thema’. Zelf heb je ook een onveilige situatie ervaren.
"In de drie jaar dat ik aan deze documentaire heb gewerkt is mij dat één keer overkomen, ja. De hoofdpersoon deed nogal vervelend op de dag van zijn vrijlating. Je moet je voorstellen, het is een enorm sterke kerel, zo’n bulldog, en hij was ook nog eens ontzettend stoned. Eerst kwamen de lachkicks en kleine opmerkingen, samen met een vriend van hem. Daarna ging het verder, stelde hij de retorische vraag hoeveel mensen deze kamer vandaag levend zouden verlaten. Toen hebben we de draaidag maar afgebroken. Ik dacht niet dat een escalatie de film ten goede zou komen.
Bovendien was ik op dat moment gewoon bang. En dan moet je stoppen.
Met zo'n houding worden die jongens toch geen haar beter?
Dat tachtig procent van de jeugdige geweldplegers na hun celstraf weer delicten pleegt, is een fascinerend gegeven. Ik twijfelde eerst aan de statistieken. Ik zat zelf als jeugdwerker op een groep van tien jongens die gemotiveerd leken. Ze hadden in de gevangenis hun school afgemaakt en gingen met competenties naar buiten. Ik dacht, naïef als ik was, dat ze het zouden redden. Maar dan komt de boze buitenwereld en dan blijkt dat die jongens bepaalde zaken toch niet onder de knie hebben. Hoe moeten ze omgaan met een vervelende familie? Hoe moeten ze geld verdienen als ze hun hele leven alleen hebben geleerd om op criminele wijze aan hun geld te komen?
Misschien is dat wel wat het publiek zo aanspreekt aan mijn film. Je leert ze als crimineel kennen, maar ook hun menselijke kant. Jouw emoties als kijker worden zelf heen en weer geslingerd. Je bouwt een relatie met de hoofdpersonen op, maar na afloop staar je in lichte shock naar de aftiteling.’’
Heb je een vriendschap met die jongens opgebouwd?
''Als ze 'in de shit' zitten, dan bellen ze mij. Dus een vriendschap is er wel ontstaan. Een rare, dat wel, want ik weet alles van hen en zij weten niets van mij. Daarom probeer ik dat contact te temperen, maar nog steeds krijg ik telefoontjes van ze. Ik ben toch een deel van hun leven.
Jano, één van de drie jongens, had laatst drugs te verhandelen en vroeg of zijn weekendtas een week bij mij thuis mocht staan. Dan weiger ik. Onze vriendschap was professioneel.’’
En hoe nu verder, Daniël, na dit Oekraiense succes?
"Ik moet een eindexamenfilm maken, zo gaat dat als je student bent. Of je nou een prijs hebt gewonnen of niet."