Niet elke Rwandees mag herdenken

De genocide kostte 20 jaar terug meer dan 800.000 Rwandezen het leven. Inmiddels wil het land het Singapore van Afrika worden. Maar de ontwikkeling blijkt niet voor iedereen te gelden. Evenmin als de herdenking.

Rijdend over de gladde asfaltwegen in de Rwandese hoofdstad Kigali is het maar moeilijk voor te stellen wat voor drama zich hier twee decennia geleden voltrok. Zelfs het gevoel in Afrika te zijn, verdwijnt soms even. Zo wachten automobilisten er keurig voor aftellende verkeerslichten, zijn door een verbod op plastic zakjes de straten onwerkelijk schoon, worden overal keurige bloemperkjes aangelegd, dragen de passagiers van de motortaxi’s zelfs verplicht een helm en schieten kantoorgebouwen van spiegelglas als paddenstoelen uit de grond.

Gad Musabyemungu (32) heeft de verschrikkingen echter nog helder op zijn netvlies. “Met stokken en machetes slachtte de Interhamwe voor mijn ogen mijn moeder, broertjes, zusjes en ooms en tantes af.” De destijds 12-jarige jongen (een Tutsi), wiens vader enkele dagen ervoor in Ruhanga al door de Hutu-milities werd vermoord, wist als bij een wonder te ontsnappen door over een hek te springen en zich dagenlang in de bossen te verstoppen. “Maar de pijn om je hele familie op deze manier te verliezen, zal nooit verdwijnen.”

Het wonderkind van Afrika

Na de genocide greep Paul Kagame (zie kader onderaan artikel) met zijn Rwandees Patriottische Front de macht en transformeerde het in puin liggende land in ‘het wonderkind van Afrika’. In 2020 moet het zelfs ‘het Singapore van Afrika’ zijn, hoewel Rwanda, anders dan zijn Aziatische voorbeeld, volledig door land is omsloten en hierdoor alleen al tegen veel hogere transportkosten aanloopt. Kagame gelooft duidelijk in ‘een maakbare samenleving’.

“Zakendoen in Rwanda is fantastisch”, stelt Emmile Mulego (44) die in Kigali eigenaar is van een supermarkt, beautysalon, nachtclub en fastfoodrestaurant. Terwijl achter hem één van zijn medewerkers het kroeshaar van een jonge vrouw met grote oorbellen in een punkachtig kapsel föhnt, vertelt de Rwandees hoe je hier ‘in maar één dag’ de registratie van je bedrijf regelt. “En probleemloos kun je je geld in slechts een papieren zak al lopend naar de bank brengen, zonder bang te hoeven zijn om te worden overvallen”, stelt Mulego die zelf na de genocide zestien jaar in Groot-Brittannië woonde, en gelooft dat de middenklasse in Rwanda sterk aan het groeien, gedeeltelijk door de vele terugkerende Rwandezen.

Boven Frankrijk in index voor ‘gemakkelijk zaken doen’

Het dichtstbevolkte land van Afrika is inderdaad opvallend veilig, kent de laagste corruptie van de regio en bijna iedereen heeft er een zorgverzekering. Vergeleken met andere Afrikaanse landen is de Rwandese kindersterfte de helft lager en zijn er vier keer minder malaria-gevallen.  In de Wereldbank-Index voor ‘gemakkelijk zaken doen’ staat Rwanda inmiddels op plaats 32, boven alle Afrikaanse landen maar ook zelfs Frankrijk (38), Spanje (52) en België (36) (Nederland staat op plek 28).

Een Duitse ingenieur, die anoniem wil blijven, plaatst echter kanttekeningen bij het gunstige business klimaat. “Zonder lokale partner ben je nergens en nog altijd moet je regelmatig steekpenningen betalen”, stelt hij al wandelend over het immense terrein van een in aanbouw zijnde futuristisch conferentiehal in Kigali waar hij bij betrokken is. “Ik ken een Duits bedrijf dat zich onlangs nog uit Rwanda weer heeft teruggetrokken vanwege de enorme weerstand”, vertelt hij terwijl honderden Chinese bouwvakkers hem passeren. Bovendien verlamt volgens hem de strenge anti-corruptiewetgeving de besluitvorming, één van de redenen waarom ook de bouw van het conferentiecentrum jaren is vertraagd. “Geen ambtenaar durft een knoop door te hakken, bang iets fout te doen en te worden gearresteerd.”

Traditionele grashutten zijn verboden

Op het platteland zie je ook lichte tekenen van vooruitgang. Zo zijn het gros van de traditionele runderen met imposante horens vervangen door meer melk producerende Hollandse koeien. De traditionele grashutten zijn verboden en daarmee verdwenen, tot wrevel van sommige Rwandezen die de hutjes specifiek gebruikte voor het produceren van yoghurt. En op allerlei plekken verschijnen grote bassins met net boven het water hangende konijnenhokken. De keutels van de beestjes fungeren als organische meststof en zorgen dat de in de aquaria gekweekte tilapia sneller groeit.

Lang niet iedereen lijkt echter van de vooruitgang te profiteren. Zo is de ongelijkheid in Rwanda de afgelopen twee decennia sterk toegenomen, met name tussen Kigali met veel vanuit Oeganda teruggekeerde Tutsi’s en het door 87% van de bevolking bewoonde platteland dat voornamelijk wordt bevolkt door kleinschalige Hutu-boeren. De boeren gaan gebukt onder rigide landbouwhervormingen die op papier mooi klinken maar hen in de praktijk armer lijken te maken. Zo bepaalt de overheid sinds 2007 welke gewassen er in welke regio moeten worden verbouwd.

Opgescheept met honderden kilo’s mais die niemand wil hebben

“Vroeger plantte ik bonen, mais, sorghum, zoete aardappelen en bananen en had het hele jaar door gevarieerd te eten”, vertelt Veneranda Ayirwanda (51). Op de zanderige grond van haar armoedige huisje in het in het noorden gelegen Musanze district zit ze bonen uit te zoeken terwijl buiten in vodden geklede kinderen op blote voeten water halen. Met een zucht wijst de oude boerin naar de tientallen maiskolven, aan balken aan haar gevel, waarvan sommige beginnen te beschimmelen. Tegenwoordig zit ik hier opgescheept met honderden kilo’s mais die niemand wil hebben.” In haar district moet ze het ene seizoen enkel mais en het andere seizoen enkel aardappelen verbouwen.

De landbouwhervormingen van de overheid zorgen weliswaar voor een hogere productie, maar door een dikwijls ontbrekende markt blijven boeren vaak met hun producten zitten of moeten die onder de kostprijs verkopen waarna ze geen geld hebben voor ander eten en nieuwe zaden. Ook is er bij monocultuur een groter risico dat bij droogte de gehele oogst vergaat. Om het beleid iets te omzeilen, verbouwt Ayirwanda sinds een jaar nu wat bonen op een gehuurd veldje op anderhalf uur lopen van haar huis. “Ik heb geen keus. Van alleen mais kan ik niet leven.” Ze laat het wel uit haar hoofd de niet toegestane gewassen te verbouwen. Van boeren die dat wel deden, onder meer met sorghum, werden de velden door lokale leiders verwoest.

Gedwongen in dorpen wonen

In het zuidelijke district Huye worden boeren ondertussen gedwongen om volledig over te stappen op koffie. Hoewel interessant voor de export zorgt deze overstap voor een grote voedselonzekerheid aangezien boeren niet langer zelf hun eten verbouwen en de prijzen stijgen van de gewassen die niet langer in dat gebied mogen worden verbouwd.

Ook worden de boeren gedwongen om in dorpen te gaan wonen, terwijl traditioneel Rwandezen verspreid wonen over de heuvels. “We moesten ons oude huis afbreken en kregen geen financiële steun bij het bouwen van een nieuw huis”, vertelt Venuste Ntahobari (49) terwijl hij zijn huilende zoontje op zijn schoot trekt. De boer spendeerde meer dan duizend euro aan zijn nieuwe huis dat volgens Rwandese wetgeving niet langer een dak van bananenbladeren mag hebben en evenmin van traditionele bakstenen mag zijn gebouwd. Nog altijd heeft hij een fikse lening. “Ze zeggen dat we hier water en elektriciteit gaan krijgen, maar ik weet niet wanneer.” Ook verwoestte lokale leiders twee achtereenvolgende jaren zijn cassave en bananenbomen die hij niet had mogen planten.

Concurrentie met grotere, vlakkere buurlanden

De Rwandese regering probeert een grootschalige, marktgerichte agrarische sector te ontwikkelen maar de vraag is of dit in het belang is van de lokale boeren. Bovendien is het twijfelachtig of het piepkleine, heuvelachtige Rwanda wel kan concurreren met zijn grotere, vlakkere buurlanden wiens landbouwproducten momenteel goedkoper zijn. Veel boeren durven er echter niet hun mening over te geven. “Het is regeringsbeleid, dus we hebben geen keus”, antwoorden ze.

Dit gevoel van angst staat centraal in het hedendaagse Rwanda. Mensen weten dondersgoed hoe dodelijk kritiek op het regime en diens beleid kan zijn. Zo zijn de afgelopen twintig jaar tientallen dissidenten gearresteerd, gemarteld, verbannen of vermoord, is er nauwelijks sprake van persvrijheid en zijn verkiezingen een farce.

Dood aangetroffen onderzoekers, journalisten en oppositieleden

Volgens Human Right Watch en Amnesty International zijn er de afgelopen jaren diverse bekende onderzoekers, journalisten en oppositieleden onder mysterieuze omstandigheden dood aangetroffen. Recentste voorbeeld is ex-chef van de Rwandese geheime dienst, Patrick Karegeya, die eerder Kagames bondgenoot maar sinds 2010 één van zijn grootste critici was. Nadat de voormalig RPF-kolonel in januari gewurgd werd aangetroffen in een hotelkamer in Zuid-Afrika, ontkende Kagame erachter te zitten maar zei in een speech de moord graag te hebben gepleegd. 

Bondgenoten als de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en ook Nederland blijven ondertussen in de rij staan voor ‘donor darling’ Rwanda. Ondanks overvloedig bewijs van mensenrechtenschendingen in het Oost-Afrikaanse land, werkt Nederland momenteel mee aan de uitlevering van zo’n dertig genocideverdachten aan Rwanda. Opvallend genoeg gaat het hierbij vooral om Rwandezen die zich de laatste jaren kritisch uitlieten over het huidige regime. Volgens de Haagse raadsman Jan Hofdijk worden bewijzen door het Rwandese regime vermoedelijk gefabriceerd, speelt de Nederlandse overheid hierbij een dubieuze rol en zullen zijn cliënten in Rwanda ‘zeker geen eerlijk proces krijgen.’

Over ‘Hutu’s’ en ‘Tutsi’ mag niet meer worden gesproken

In Rwanda bepaalt de regering ondertussen wie en wat er precies wordt herdacht. Over Hutu’s en Tutsi’s mag niet langer worden gesproken, er bestaan enkel nog ‘Rwandezen’. “Gek genoeg is het echter wel specifiek de genocide tegen de Tutsi’s”, merkt Francis op, een Rwandese journalist die zelf Hutu is. Zijn vader werd tijdens de genocide vermoord door de Interhamwe die hem verdachten van het helpen van Tutsi’s.

Met zijn familie vluchtte Francis naar één van de vluchtelingenkampen net over de grens in Oost-Congo die echter meerdere keren door de RPF werd aangevallen omdat Hutu-extremisten zich er zouden schuilhouden. “Het gros van de mensen waren echter onschuldige burgers waar de RPF met zware wapens het vuur op opende”, vertelt Francis die rennend voor zijn leven de Congolese bossen invluchtte. Bij de aanvallen, die door de VN werden bestempeld als ‘grove oorlogsmisdaden’, kwamen zijn moeder en twee broers om het leven. De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR schatte dat hierbij in totaal rond de 200.000 Hutu-vluchtelingen werden gedood. Niemand werd er echter ooit voor vervolgd.

Alleen Tutsi’s kunnen genocide-overlevenden zijn

Omdat Francis allebei zijn ouders en twee broers had verloren, vroeg hij, eenmaal terug in Rwanda, met zijn zusje financiële steun aan voor slachtoffers van de genocide. Die werd hem echter geweigerd. ‘Alleen Tutsi’s kunnen genocide-overlevenden zijn’, werd hem verteld. “Omdat wij naar Congo waren gevlucht, waren we bovendien automatisch genocideplegers.” Voordat Francis naar de middelbare school mocht terugkeren moest hij eerst twee weken naar een heropvoedingskamp. “Daar leerde ze ons hoe wij als Hutu’s de genocide-plegers waren en de Tutsi’s de slachtoffers.”

Ook deze twintigste herdenking van de genocide is doordrenkt met dit eenzijdige beeld. Op radio en televisie geven Tutsi’s dagenlang getuigenissen terwijl de Hutu’s honderd dagen stil moeten zijn. “Zou ik pleiten voor eveneens een gedenkdag voor alle omgekomen Hutu’s, dan zou ik direct worden gearresteerd”, glimlacht Francis verbitterd. De journalist refereert aan de Rwandese politica Victoire Ingabire die 16 jaar in Nederland woonde en bij haar terugkeer in 2010 bij het genocide monument in Kigali opriep tot een onderzoek naar ‘misdaden tegen de menselijkheid’ die Tutsi-soldaten in 1994 tegen Hutu’s zouden hebben begaan.

Ingabire tot vijftien jaar cel veroordeeld

In Rwanda staat een dergelijke oproep gelijk aan ‘divisionisme’, ofwel kweken van verdeeldheid, en het ontkennen van de genocide. En dat terwijl al enkele jaren na de volkenmoord door buitenlandse onderzoekers gedocumenteerd is hoe tijdens de honderd dagen waarin de slachtingen plaatsvonden inderdaad enkele tienduizenden Hutu’s zijn vermoord. Deze uitspraak, plus vermeende banden met de in Oost-Congo actieve Hutu-rebellenbeweging RDR, kwamen Ingabire op een gevangenisstraf van vijftien jaar te staan.

“De RPF zal nooit toegeven dat ook tienduizenden Hutu’s zijn vermoord, omdat dan automatisch de vraagt rijst wie daarachter zit en het antwoord daarop diezelfde RPF zal zijn”, stelt Francis.  

Nieuw onderzoek naar neerhalen vliegtuig Habyarimana

Doordat deze vragen de stabiliteit van het huidige Rwanda in gevaar kunnen brengen, brandt zelfs de internationale gemeenschap er liever niet zijn vingers aan. Zo pleitte Amerika succesvol voor het niet verlengen van de aanstelling van hoofdaanklager Carla del Ponte van het Rwanda Tribunaal op het moment dat zij in 2002 aankondigde RPF-officieren te willen gaan aanklagen. De gepensioneerde Belgische ambassadeur Johan Swinnen pleitte vorige week in deze krant echter voor een nieuw onderzoek naar wie op 6 april 1994 het vliegtuig van president Habyarimana neerhaalde. “Wie heeft Habyarimana vermoord? Wie heeft die genocide gewild? Waarom? Dat weten we nog altijd niet. Het zijn vragen waar ik het koud van krijg.”

“Laten we doorgaan met Rwanda samen opbouwen”, stelt president Kagame bij de Umuganda. Bij deze nationale corveedienst op de laatste zaterdag van de maand, waarbij alle Rwandezen verplicht moeten meehelpen met het opbouwen en repareren van wegen, huizen en scholen, steekt de president ook zelf de handen uit de mouwen. Voor een muur van flitsende camera’s schept hij cement in een uit rotsblokken bestaande constructie die de fundering van een ontmoetingscentrum voor genocide-overlevenden moet worden. Als hij later vanaf een speciaal voor de gelegenheid opgebouwd podiumpje een speech geeft, zingt een duidelijk opgetrommelde menigte net iets té uitbundig hoe ‘Umugunda’ hun land ontwikkelt en verenigt.

Een vulkaan die op uitbarsten staat

Critici stellen echter dat zolang niet open en eerlijk over het verleden kan worden gepraat, Rwandezen de trauma’s van de genocide niet volledig zullen kunnen verwerken, zich nooit volledig met elkaar zullen kunnen verzoenen en het heuvelachtige land een vulkaan blijft die op uitbarsten staat.

‘Francis’ is een gefingeerde naam. Vanuit veiligheidsoverwegingen wilde de Rwandese journalist niet met zijn echte naam in de krant.

De genocide

In 1990 valt het uit Tutsi-vluchtelingen bestaande Rwandees Patriottische Front (RPF) Rwanda binnen. Een jaar later opent de Rwandese president Juvénal Habyarimana vredesbesprekingen, de zogenoemde akkoorden van Arusha, met onder meer de RPF. Hij neemt meerdere Tutsi’s op in zijn regering en begint met het invoeren van een meerpartijenstelsel. Op 6 april 1994 wordt het vliegtuig van Habyarimana uit de lucht geschoten. Binnen 24 uur begint een militaristisch uitgevoerde en door propaganda opgezweepte volkerenmoord door Hutu’s op de Tutsi-minderheid (15 procent) die de meerderheid weer zouden willen beteugelen.

Zeker 800.000 Tutsi's en gematigde Hutu's worden volgens de Verenigde Naties in honderd dagen vermoord. Uit verschillende rapporten, waaronder het bekende ‘Gersony-rapport’ blijkt echter dat ook de RPF zich schuldig maakte aan massale moorden op Hutu’s zowel in Rwanda als later in Oost-Congo. Onduidelijk blijft het wie achter de aanslag op Habyarimana zat. Volgens sommigen, meestal Hutu’s, is dit Kagame zelf, die zijn volk opofferde omwille van de macht. Veel Tutsi’s geloven dat Hutu-extremisten binnen de regering de aanslag gebruikten om de Arushu-akkoorden te torpederen en de genocide op gang te brengen.

Dit artikel is eerder in kortere vorm gepubliceerd in Het Parool en in De Tijd. 

Mijn gekozen waardering € -

Andrea Dijkstra is freelance journalist en cultureel antropoloog. Met fotograafŒ Jeroen van Loon trekt ze sinds juni 2011 voor onbepaalde tijd per auto door Afrika, waar ze schrijft over de achtergronden van oorlog, corruptie en deŒ ontwikkelingssector en ook over opkomende economieen, jonge creatievelingen en haar persoonlijke ervaringen.