Juli Zeh – Nultijd. Vertaling Hilde Keteleer, Anthos €19,95/€9,99 (e-book)
‘Al veertien jaar lang was mijn leven gebaseerd op de wijze beslissing me verre te houden van andermans aangelegenheden.’ Duiksinstructeur Sven, hoofdpersoon van de nieuwe roman Nultijd van de Duitse schrijfster Juli Zeh, is op het Canarische eiland Lanzarote letterlijk ondergedoken voor het leven en heeft van afzijdigheid zijn levensdoel gemaakt. Hij bestiert er een duikschool samen met zijn vriendin Antje, in de ‘liefdevolle’ ogen van Sven vergelijkbaar met een goedkope, handige kast, ‘een voorlopig ding, dat jaren later nog altijd op dezelfde plaats stond omdat het nuttig bleek en niet meteen aanleiding gaf om het naar buiten te gooien’.
Alles verandert wanneer Sven schrijver Theo Hast en zijn rijke, knappe, jonge vriendin Jola als klanten krijgt. Jola is actrice en wil zich voorbereiden op de rol die haar carrière naar een hoger plan moet tillen, een rol waarvoor ze duikervaring moet opdoen. Voor een enorm bedrag wordt Sven twee weken lang, twenty-four-seven, ingehuurd om het koppel te leren duiken en te vermaken.
Kat-en-muis-spel
En zich met hem vermaken, dat doen ze. Theo en Jola blijken een eigenaardig kat-en-muis-spel te spelen, waarbij het de vraag is wie de jager is en wie de prooi. De twee ‘geliefden’ vechten elkaar de tent uit en leggen het steeds weer bij; ze lijken er een sinister plezier aan te beleven elkaar psychisch en fysiek te gronde te richten en gebruiken hun instructeur daarbij als inzet. Sven raakt betrokken in een duistere driehoeksverhouding en zonder dat hij het in de gaten heeft, begint zijn ‘nultijd’ – de maximale tijd die je op een bepaalde diepte kunt doorbrengen zonder dat het gevaarlijk wordt om op te stijgen – langzaam op te raken. Afzijdig blijven lukt uiteindelijk zelfs in zijn onderwaterparadijs niet meer.
Juli Zeh, schrijfster van de goed ontvangen, intrigerende romans Speeldrift en Vrije val, heeft met Nultijd een spannende psychologische roman geschreven. Terwijl ze haar hoofdpersonen met elkaar laat spelen, speelt zij met de lezer: de verhalen van Jola en Sven komen gaandeweg lijnrecht tegenover elkaar te staan en is niet helemaal vast te stellen wat waar is en wat niet. Hoewel de twijfel in het voordeel van Sven uitpakt, is in elk geval zeker dat Jola niet de enige acteur is in het gezelschap – de heren kunnen er ook wat van en houden ieder op hun eigen manier een schijnwereld in stand. Niemand blijkt te vertrouwen – zelfs in de degelijke ‘kast’ Antje blijkt een lijk verborgen.
Zo zorgt Zeh ervoor dat je niemands verhaal voor de volle honderd procent kunt geloven – ook dat van de schrijver niet. Die is immers, drukt ze ons via Theo fijntjes onder de neus, ‘een kampioen in het verdraaien van de waarheid. Dat is zijn beroep.’