HARLINGEN – Het pad van een Nederlandse scheepvaartondernemer gaat lang niet altijd over rozen. Vooral de chartervaart (de passagiersvaart met historische motor- en zeilschepen) heeft de laatste jaren zijn portie wel gehad. De kredietcrisis leidde tot problemen, maar ook toegenomen regeldruk speelde behoorlijk mee. Zeilrederijen liepen in Deense en Duitse zeehavens bijvoorbeeld aan tegen een overheid die de certificering van de schepen heel anders uitlegde dan de Nederlandse. Die problemen lijken nu grotendeels de wereld uit, mede dankzij de inzet van de BBZ, brancheorganisatie voor de chartervaart. Motorpassagiersschepen bleven evenmin gevrijwaard van meningsverschillen als deze. Hier het verhaal van een schipperspaar dat worstelde en uiteindelijk boven kwam, het dienstkloppen van ijverige gendarmes ten spijt.
Kafka in Noord-Frankrijk
“Het is gebeurd, we zijn failliet”, dacht het Harlinger schipperspaar Sander van der Veer (43) en Els Keuleers (35) in juni 2014. Onverrichterzake zakten zij de Rijn af, terug naar Nederland. Een heel vaarseizoen in Noordoost-Frankrijk hadden ze af moeten zeggen. Nog tweeduizend euro op de bankrekening, een lege vaarkalender en weinig zicht op een oplossing voor het acute probleem, dat anderhalve week eerder hun plannen had doorkruist.
Begin 2012 hadden ze de Belle Fleur overgenomen van schipper-eigenaar Andy Witzke. Dat was gelukt, meer ondanks dan dankzij de banken. Anderhalf jaar knokken was eraan voorafgegaan. Na het eerste vaarseizoen hadden ze het schip uitgebreid verbouwd. Daarmee zou het klaar zijn voor de eisen van vandaag en morgen. Gevaren moest er dus, het water dun, en dat is wat ze deden, als fietshotelschip op het Franse deel van de Moezel.
Els Keuleers: “We hadden de afspraken met touroperators overgenomen van Andy Witzke. Na het eerste jaar zijn we de reisbemiddeling zelf gaan doen. We hebben vooral goede contacten met Hennie van den Hengel van tripsite.com. Ze woont in de Verenigde Staten. Via haar krijgen we klanten aan boord uit landen als de USA, Duitsland, Oostenrijk en Australië. Al verscheidene jaren voeren we een Moezeltour tussen Wasserbillig in Luxemberg. Daarna de Franse grens over en via Remich, Thionville, Metz, Fouard naar eindhalte Toul. Altijd blije klanten en een regio die blij was met het bezoek – precies wat men daar wenste: meer toerisme.”
Gebruinde, brede heren
“Op een goed moment moet iemand op een Frans ministerie bedacht hebben dat het werkgebied van de waterpolitie uitbreiding behoefde. Voorheen hadden we hen enkel gezien langs het Franse deel van de Rijn. Tot die fatale dag in juni. We wilden juist beginnen aan onze tweede week met fietstoeristen, toen vier gebruinde, breed gebouwde heren zich aan boord meldden. Ze zwaaiden met het Moezelreglement en een afvinklijst voor pleziervaart. Volgens hen klopte er niets van ons schip. De reddingsvesten waren de verkeerde, we mochten geen vuilwater afpompen op open water, het marifooncertificaat stond op de verkeerde naam en zo noemden ze nog enkele zaken. Als Belgische spreek ik goed Frans, maar van een vertaler wilden ze niet weten. Of ik imbeciel was, vroegen ze me. Sander moesten ze hebben.”
Van der Veer: “Het waren deels kleine dingen, die gemakkelijk te verhelpen waren. Misschien zijn we daar naïef in geweest. Maar dat ze begonnen over de zwemvesten en het vuilwater begrepen we helemaal niet. Het is gewoon het afwaswater, dat we volgens het CDNI-verdrag als schip met minder dan vijftig bedden gewoon op het oppervlaktewater mogen afpompen. Ze eisten dat ik hen de vuilwatertanks liet zien. Dat kon helemaal niet. De hutten waren allemaal bezet met passagiers en om bij de tanks te komen zouden we de vloeren moeten openbreken.”
Keuleers: “We voelden ons heel erg geïntimideerd. Wie dacht ik wel niet dat ik was, dat ik hen op Europese verdragen durfde te wijzen, die uitgingen boven het Moezelreglement voor plezierjachten? Enfin, ze gingen van boord met de mededeling dat ze ons volgende week weer zouden opzoeken. Dan moesten we hen een waterdichte bilge- en vuilwaterboekhouding voorleggen en anders zouden ze ons aan de ketting leggen.”
Advocaat witheet
Van der Veer: “We wisten even niet wat we moesten doen. Er is daar weinig of geen mogelijkheid om van je vuilwater af te komen. Bovendien vroegen onze passagiers zich af of we nog gingen varen die dag. We hadden er echt stress van. Enfin, we hebben S.I. ingelicht, onze rechtsbijstandverzekering en de BBZ. De mensen van S.I. lieten al snel weten dat het geen zaak voor hen was. De BBZ is het hele weekend bezig geweest. Met iedereen hebben ze gebeld, tot aan de Nederlandse ambassade in Parijs aan toe. Onze advocaat werd vierkant uitgelachen, toen hij de politiepost belde. Hij was witheet na afloop van het gesprek, maar smeekte ons bijna: ga vooral niet het Franse deel van de Moezel op. Als ze je aan de ketting leggen kom je niet meer weg totdat de rechter een uitspraak heeft gedaan. Dat kan maanden, misschien zelfs jaren duren.”
Keuleers: “We hebben de Duitse waterpolitie uitgenodigd om bij ons een kijkje aan boord te nemen. Wat hen betreft was alles in orde. Maar, zeiden ze: je hebt wel een probleem als je die Fransen op je dak krijgt. Kortom, we durfden de grens niet meer over. We hebben een tocht over Moezel en Saar gemaakt met de volgende groep passagiers, tot hun en onze ergernis. Daarvoor hadden ze niet betaald. Een verschrikkelijke week was het.”
Van der Veer: “We konden niet veel anders dan het hele seizoen annuleren bij de touroperators. Een grote catastrofe! We zijn terug naar Nederland gegaan. Radeloos, huilend voeren we de Rijn af. Uiteindelijk waren we twee seizoenen kwijt. Technisch waren we eigenlijk failliet. Gered zijn we min of meer door Mark Jongedijk van slaapschepen.nl. “Ik kan niets beloven, maar ga mijn best doen”, had hij gezegd. Tot tweemaal toe wist hij te regelen dat we als hotelschip op Borkum konden liggen voor de offshorebedrijven die daar bezig waren met windmolenparken op zee. Dag en nacht werken. Overdag zorgen voor de ene ploeg terwijl de andere op zee werkte en ‘s nachts vice versa. De opbrengst heeft gezorgd dat we ons schip hebben kunnen behouden.”
Keuleers: “Er waren meer mensen die ons hielpen. Dankzij bemiddeling van Gerard Pont, kapitein op de ‘spathoek”, kon Sander bij hem aan het werk, als stuurman bij Rederij Doeksen. Terwijl hij voer over de Waddenzee, gingen het schip en ik gingen naar Amsterdam, “hotellen”. Dat kan nu niet meer, maar toen nog wel. Zo hebben we het twee seizoenen gered, samen met de opbrengst van de “tulpentochten” in het voorjaar hielden we het hoofd boven water.”
Geseponeerd
Van der Veer: “In november 2014 berichtte de BBZ ons dat een hoge Nederlandse ambtenaar de zaak had uitgezocht. In het kader van een uitwisseling was hij werkzaam op het Franse Ministerie van Transport in Parijs. Wat bleek? We hadden niets verkeerd gedaan. Zonder het werk van de BBZ en onze rechtsbijstandverzekering waren we bankroet geweest. Pas ruim een jaar later kwam er bericht van de rechtbank. De zaak was geseponeerd.”
Keuleers: “Onze relatie is overeind gebleven. Tegenslag maakt je sterker. Komend voorjaar gaan we voor het eerst weer naar de Franse Moezel. We zijn niet bang meer voor de waterpolitie daar. We hebben een goed geboekt seizoen in het vooruitzicht. Onze oude relaties in de reiswereld hebben het vertrouwen in ons behouden. Je moet niet achteruitkijken. Dan blijf je hangen in zo”n verhaal. Toch, het blijft moeilijk te aanvaarden, dat Franse bureaucratie en een paar ijverige politieambtenaren een bedrijf bijna te gronde hebben kunnen richten.”