Thomas Erdbrink werkt, vanuit de Iraanse hoofdstad Teheran, voor de NOS en NRC Handelsblad. Sinds 2012 is hij Teheran bureau chief voor The New York Times, eerder deed hij dit voor The Washington Post. Time Magazine koos hem in 2014 als een van de meest invloedrijkste twitteraars wereldwijd.
De serie is een unieke samenwerking tussen de VPRO en The New York Times. Hoe is deze ontstaan? Welke rol speelde jouw correspondentschap bij deze krant hierbij?
'Ik moest acht weken vrij nemen van de krant om deze serie te kunnen maken, iets dat gevoelig lag omdat Amerikanen niet zo’n lange vakantieperiode kennen. Omdat ik wist wat de VPRO kan heb ik tegen The New York Times gezegd dat deze serie – en een samenwerking – een unieke kans zou zijn voor de krant om een inzicht in Iran te krijgen. Met name door het geweldige werk van regisseur Roel van Broekhoven (maker van In Europa, Diogenes Tegenlicht en O'Hanlons Helden, waarvoor hij in 2012 de Nipkowschijf won, red.), cameraman Jackó van ´t Hof en geluidsman Rik Meier is mijn belofte waar gemaakt. Op het moment dat men bij The New York Times de eerste beelden zag, was men direct om. Zoals het er nu uitziet gaat de krant er een groot project van maken.'
Gaat The New York Times de serie online uitzenden?
'Ja, de krant gaat 6 filmpjes van elk 6 minuten, die zijn gemonteerd uit de vier afleveringen, binnenkort online publiceren. Deze zullen worden ondertiteld, omdat in de serie Farsi, Engels en Nederlands wordt gesproken.'
Waarom was men zo onder de indruk?
'Iran is voor Nederlanders al een onbereikbaar en geïsoleerd land, waar men slechts ideeën over heeft. Amerikanen hebben hier al 25 jaar geen ambassade, ze komen niet naar dit land. Voor hun is het nog meer een gesloten land. Het feit dat zij hun eigen verslaggever opeens in het Farsi zien spreken en zien rondlopen, met Iraanse mensen die er heel anders uitzien dan we dachten, is voor Amerikanen verbazingwekkend.'
Je noemt de serie ‘voorbij de clichés van boze baarden en vrouwen in het zwart.’
'Precies. Het programma is geen reisserie en gaat niet langs alle Iraanse paradijsvogels. Het is wel een docusoap over mijn leven in Iran. Het gaat hierbij niet om mij, maar om de mensen die ik tegenkom of om me heen heb. Dit zijn allemaal mensen die niet voldoen aan de stereotypen die veel mensen over Iran hebben. Ik wil de kijkers ook die kant van Iran laten zien. In de serie komen mensen aan het woord en in beeld die ook lijken op mensen in Nederland.'
Eerder beheerde je de weblog onzemaninteheran.nl, dat inmiddels offline is. Op deze weblog speelde jouw familie en je dagelijkse leven een belangrijke rol. Is deze televisieserie een videoverslag van het idee achter de weblog?
'Daar is het idee voor deze serie wel mee begonnen. In de krant was geen format om gewoon te vertellen wat ik van mijn buurman hoor.'
Heb je ook geprobeerd om Iraanse politici voor de camera te krijgen?
'Dat is een goede vraag. Omdat alles in Iran politiek is, is ieder politicus. In de serie komen wel de leider van het vrijdagsgebed en een geestelijke aan het woord. De politici beschrijf ik iedere dag in de New York Times, NRC of via de NOS.'
Het heeft je vier jaar gekost om groen licht te krijgen om deze te serie te mogen maken.
'Regisseur Roel van Broekhoven kwam in 2008 met idee. Hij vond dat ik het verhaal achter Iran goed zou kunnen vertellen omdat ik het land heel goed ken. Vier jaar geleden hebben we het eerste verzoek gedaan om de serie te mogen maken, een aantal keren is het door de Iraniërs afgeblazen. Ik ben verbaasd dat het allemaal gelukt is.'
Wat was de belangrijkste reden dat men niet mee wilde werken?
'Ik denk dat men bang was voor beeldvorming. De staat waakt hierover, men is juist heel blij met de eerder genoemde stereotypen in het Westen. Iran wil graag het land verkopen als de eeuwige revolutionaire staat. Wij laten het andere deel zien, waarin mensen anders over dingen denken. Hieruit blijkt dat de revolutie niet meer zo springlevend is, om het maar zachtjes uit te drukken. Heel dubbel is dat men ook wil laten zien dat Iran eigenlijk niet zo’n vreselijk land is. Dat is een ideologische spagaat, waarin ze zelf ook vast zitten. Wij laten in de spagaat het gewone leven en de gewone mensen zien.'
Heb je materiaal voor editing en uitzending moeten laten zien?
'Nee. Hoewel ik wel een risico loop door deze serie te maken. In Nederland kijkt Iran mee, het zou best kunnen dat bij een controverse, geconstateerd door Iran, dit wordt gemeld in de Iraanse staatsmedia. Er zullen dan vragen worden gesteld waarom ik in Iran mag werken en de serie heb mogen maken.'
Zou deze serie ook op de Iraanse televisie te zien kunnen zijn?
'Nee, dat is niet mogelijk. Dat komt niet omdat wij gekke dingen hebben gedaan, maar omdat de Iraanse staatstelevisie echt een ideologisch gereedschap is. Mensen uit het dagelijks leven zie je nooit op de staatstelevisie, daarop zijn alleen maar families van martelaren te zien en gaat het altijd over het geloof.'
Hoe is de serie opgebouwd?
'De eerste aflevering gaat over hoe ik woon en wie ik om me heen heb. Andries Knevel heeft mij ooit oprecht gevraagd of ik in een huis woon, alsof ik in een tent of grot zou wonen. Het leven in Teheran lijkt op het leven als in Athene. De serie gaat over het leven in een van de laatste ideologische landen, waarbij je niet vrij bent om te kiezen wat voor kleren je aan doet, wat voor muziek je wilt luisteren of wat je wilt stemmen. Ook ik moet me als gast van dit land aanpassen. En ook ik moet de regels breken als ik toch het leven wil leven dat ik wil hebben. Dat voelt inderdaad als op eieren lopen. Iran is een heel moeilijk land om te werken, daar wind ik absoluut geen doekjes om. Zelfs na twaalf jaar.'
Heeft dat te maken met het feit dat je voor de Amerikaanse krant The New York Times werkt? Zou dit anders of makkelijker zijn wanneer je alleen voor Nederlandse media zou werken?
'Men ziet mij hier toch als een Amerikaanse verslaggever, een vertegenwoordiger van de vijand. Ze houden me heel goed in de gaten. Daardoor is het onmogelijk om interviews te doen met hoge geestelijken of met politici te praten, zij kunnen niet samen met mij gezien worden. Alleen werken voor Nederlandse media was misschien wat makkelijker geweest. Ik weet dat er in Nederland mensen zijn die bijhouden wat ik schrijf. Als journalist probeer ik zo transparant mogelijk te werken, zonder als een soort 007 aan mijn bronnen te komen.'
De uitzenddata van ´Onze man in Teheran´ zijn 18 en 25 januari en 1 en 8 februari. Elke aflevering duurt 44 minuten.