Dit is niet meer het verhaal over de vier koffieboeren, maar het verhaal over merkwaardige, kennelijk tekort schietende diplomatie.
In het kort de voorgeschiedenis: er is een grote koffiebeurs in Nederland waar de Jemenitische social enterprise Qima zich wil presenteren. Qima verkoopt exclusieve koffie, geteeld in de hooglanden van Jemen door een keur aan kleine boeren.
De gedachte achter Qima is: die koffiebonen naar de wereldmarkt brengen en zo een handelsstroom op gang brengen waarbij de een lekkere koffie drinkt, de ander een beter inkomen krijgt.
Jemen is de bakermat van koffie, zoals het de bakermat is van veel prachtigs op het Arabisch schiereiland. Maar ergens in de recente geschiedenis belandt Jemen in een neerwaartse spiraal. Export maakt plaats voor import, vrede voor oorlog en koffie voor qat, de mild stimulant die zoveel impact heeft op Jemen.
Qima wil die trend keren: Make Coffee Not War: Brewing Up Peace in Yemen, zo luidt de titel van een paneldiscussie op de koffiebeurs, morgenochtend in Amsterdam. Qima haalt vier koffieboeren uit de hoge Jemenitische bergen om erover mee te praten.
De boeren reizen naar hoofdstad Sana’a en verder door naar Aden, waar ze het vliegtuig naar Amman nemen, om daar een visum voor Nederland aan te vragen. Daarover is maandenlang en uitgebreid overleg geweest met de ambassade van Nederland, want er moet het nodige aangeleverd, aan bewijzen en documenten.
Nieuw in het verhaal is het telefoontje van de ambassadeur
Tot verbazing van iedereen weigert de ambassade uiteindelijk toch de visa te verstrekken, maar dat verhaal was al bekend.
Nieuw in het verhaal is het telefoontje -kort nadat het verhaal van de persen rolde- van plaatsvervangend ambassadeur Jaap van der Zeeuw, aan Faris Sheibani, de jonge Brits-Jemenitische oprichter van Qima.
Van der Zeeuw suggereert Sheibani de boeren opnieuw hun aanvraag te laten indienen, ze krijgen dan alsnog hun visum. Dat het de eerste keer misging zou te wijten zijn aan het ontbreken van bankrekeningen.
Sheibani: ‘Daar hadden we het in al die maanden aanloop al over gehad. Ik heb gezegd: dit zijn boeren, die hebben geen bankrekeningen. Maar Qima betaalt hun kosten en staat garant. Dat was volgens Van der Zeeuw voldoende.’
Nooit geschoten is altijd mis, de verbaasde Sheibani zet de aanvraag opnieuw in gang. Wel vraagt hij de ambassadeur om een halve toezegging. ‘Afgezien van de kosten en het vele werk was die eerste afwijzing al zo’n enorme teleurstelling en vernedering voor de boeren.’
Om van de halve toezegging een hele te maken zal Sheibani nu persoonlijk garant staan. Voor elke boer maakt hij 15.000 dollar over naar de bankrekening van de ambassade. Jawel, zegt de ambassadeur, dat zou toch voldoende moeten zijn. Een dag of vijf, dan komen de visa.
Een week later -het is vrijdagmiddag, het suikerfeest is net begonnen- belt de ambassade: de paspoorten kunnen worden afgehaald. Met nog een toelichting: het zijn geen schengenvisa, de vier boeren zullen rechtstreeks naar Nederland moeten vliegen. Geen probleem, zegt Sheibani.
Terwijl elders tickets worden geboekt, begeven de vier koffieboeren zich naar de ambassade. Een beveiliger overhandigt hen aan de poort een envelop met paspoorten. Sheibani: ‘Uit het ontbreken van een nieuw stempel moesten ze concluderen dat het visum opnieuw geweigerd was. De vier boeren vertrokken in totale verwarring. Er was geen enkel document bijgevoegd, er was niemand om uitleg te geven.’
‘Dit had allemaal niet slechter gemaneged kunnen worden’, aldus Sheibani. ‘Bij het woord diplomatie krijg ik heel andere beelden. In dit geval lijkt het er zelfs op dat met opzet geregeld is hen zoveel mogelijk schade te berokkenen.’
Sheibani stuurt zowel ambassadeur als plaatsvervangend ambassadeur dezelfde vrijdag nog een mail met als centrale vraag: waarom vraag je ons de aanvraag opnieuw in te dienen, om de visa vervolgens opnieuw niet te verstrekken.
Een reactie komt er niet. ‘Een eenvoudig excuus aan de boeren, een verklaring van het ambassadepersoneel over het waarom, het zou al zoveel kou uit de lucht hebben gehaald.’
Sheibani had gehoopt een tegengeluid te laten klinken, in een tijd dat extremistische ideologieën steeds meer houvast krijgen in Jemen. ‘We wilden een voorbeeld geven van hoe je ook met elkaar kan omgaan, met handel als instrument. Helaas zal deze beslissing juist de agenda van de extremisten versterken.’
Trade, not aid. Het past uitstekend in de Nederlandse visie op handel en ontwikkeling. Het past ook uitstekend bij de jongste aanbevelingen ten aanzien van Jemen; niet langer mikken op de groeperingen die elkaar daar de tent uitvechten, maar op de gewone mensen, op de civil society, die Jemen misschien wel uit het slop kan trekken.
Op diverse concrete vragen aan Buitenlandse Zaken en om bevestiging van en toelichting op het verloop van zaken, volgt het gebruikelijke, korte en ontwijkende antwoord: dat het ministerie visumaanvragen altijd zorgvuldig behandelt, maar vanwege privacywetgeving niet kan ingaan op individuele gevallen.
Het blijft daarom gissen naar het tweeslachtige handelen vanuit het ministerie. We zullen het niet weten, want ze mogen het niet zeggen. Misschien is het wel gevolg van een kampenstrijd op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Sheibani: ‘Ik vermoed dat een groep met meer autoriteit binnen het ministerie de toekenning op het laatste moment heeft geblokkeerd.’
Morgenochtend geen Jemenitische boeren. Het forum Make Coffee Not War: Brewing Up Peace in Yemen gaat wel gewoon door, met Sheibani en ook Willem Boot, godfather van de specialty coffee. Aan het forum zou oorspronkelijk ook iemand van de Nederlandse ambassade deelnemen, aldus Sheibani, maar die zegde op het laatste moment af.
Draag je abumelle een warm hart toe, overweeg dan een donatie. Alle kleine beetjes helpen. Of geef je op voor de het kwartaalbericht per email, met nieuwe artikelen etc. Ook daar moedig je de auteur mee aan.