Jongeren groeien op in een verwarrende wereld, schreef Maartje Laterveer onlangs in haar opiniebijdrage in NRC. Progressieven reppen over gelijkheid en emancipatie, maar ondertussen wordt succes in onze samenleving nog altijd bereikt door waarden die als masculien worden bestempeld. Heeft die gespletenheid niet alles te maken met onze rabiate weigering klassieke rolpatronen te emanciperen?
O jawel, onze progressieve voorhoede, waartoe wij onszelf ook schoorvoetend rekenen, vindt emancipatie ongelofelijk belangrijk. „Maar zelf veranderen, dat willen ze liever niet”, aldus de uitkomst van een recente enquête van de Volkskrant.
Onderzoek van de Amerikaanse psycholoog Darcy Lockman (schrijver van All the Rage: Mothers, Fathers, and the Myth of Equal Partnership, een boek over de scheve rolverdeling binnen gezinnen) bevestigt dat divergente beeld. Juist binnen relatief vooruitstrevende stellen, schrijft ze, waarin de vrouwen dachten dat hun partner zich tot gelijkwaardig ouderschap had verplicht, komt na de geboorte van het kind tegelijk ook een onverwachte aap uit de mouw. De partner doet toch niet mee.
Het correspondeert aardig met de Nederlandse situatie: voor de geboorte van een kind wil 41 procent zorg en werk gelijkelijk verdelen. Ná de geboorte blijkt dat maar slechts 9 procent van de heteroseksuele stellen te lukken. Het is onwaarschijnlijk dat achter deze percentages veel conservatieve gezinnen schuilgaan; die willen immers de traditionele rolpatronen zowel voor als na de geboorte van een kind behouden.
Grappig als het niet beschamend was: ook in de vooruitstrevende huizen draaien moeders onverdroten de was, terwijl vaders rondjes rijden op een bureaustoel, ver weg van hun kroost. Ze zijn door hun grotere afwezigheid sociaal en emotioneel vaak minder beschikbaar en navenant bij zorg en opvoeding betrokken.
En dan hebben we het nog niet over de vaderloze gezinnen. Naar schatting leeft wereldwijd bijna één op de zeven kinderen onder de achttien jaar in een eenoudergezin. In ruim tachtig procent van de gevallen zijn dat gezinnen met alleen een moeder. Van de 2,3 miljard kinderen op aarde groeien er op dit moment grofweg 260 miljoen op zonder vader in hun leven.
Kind ziek op de bso? Mama bellen!
De gevolgen van al deze uitingen van disbalans zijn genoegzaam bekend. Vaders verdienen meer dan moeders en groeien neuspeuterend door naar hun volgende promotie. Ondertussen applaudisseert de samenleving als papa een zorgtaak in zijn gezin succesvol tot een einde brengt. In het beste geval verheimelijkt ze een glimlach wanneer hem dat niet lukt. (Een moeder die haar kind een week lang in de eenhoornpyjama laat rondlopen moet uitkijken dat ze Veilig Thuis niet op de stoep treft.)
Ook op andere manieren kun je uit de inrichting van onze samenleving wel afleiden hoe we in de wedstrijd zitten. Baby’s verschonen doe je in het gemiddelde restaurant op een damestoilet. Kraamzorgcommunicatie is bijna uitsluitend op moeders gericht. Kind ziek op de bso? Mama bellen. Bij activiteiten als GGD-afspraken, playdates, de zwemles en het peuterdansen komen vooral de moeders opdraven.
De politieke arena als afspiegeling van de samenleving? Oké. Sigrid Kaag wordt bij haar aantreden gevraagd hoe ze het ministerschap met de zorg voor het gezin gaat combineren. Gert-Jan Segers, die na een decennium familiaire absentie afzwaait, krijgt van de Kamervoorzitter te horen hoe gecharmeerd ze was van zijn vaderlijke lach naar dochterlief aan een talkshowtafel: „Jouw gezicht was onbetaalbaar, daaruit straalde zoveel liefde als vader.”
We kunnen ons nog in laatste wanhoop afvragen of er misschien verschil is tussen hoog- en laagopgeleid in het denken over de ongelijkheid, voor zover de groepen niet grofweg samenvallen met progressief en traditioneel. Maar: op hun steigertje doen geile bouwvakkers fiet-fieuw, in de sociëteit degraderen Amsterdamse corpsballen de vrouw tot een sperma-emmer. Dus met dat verschil zal het meevallen.
Carrière boven zorg
Tuurlijk, het is allemaal wat gechargeerd en er zit heus schot in de zaak. Maar dat zelfs de progressiefste predikers hun eigen verhaal tot op de dag van vandaag nog steeds niet goed weten te praktiseren, geeft te denken.
We kunnen als ouders nog zo hard vínden dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn, we kunnen nog zo graag wíllen dat onze dochters alles kunnen worden wat ze wensen en dat onze zonen zich vrij voelen in wat zij onder mannelijkheid verstaan; wat telt, is wat wij als ouders laten zien. En dat is dat in negentig procent van de gezinnen de zorgtaken voor het grootste deel op de schouders van de vrouw rusten – ook als moeder een betaalde baan heeft. Dat vaders structureel hun carrière verkiezen boven zorg en opvoeding. Dat zij hun eigen tijd belangrijker achten dan die van hun partner.
Hoogste tijd om eens kritisch te bekijken in hoeverre onze opvattingen rijmen met wat we in de praktijk laten zien. Niet zozeer als doel op zich, maar omdat een gelijkwaardiger samenleving nu eenmaal in de huiskamer begint (en niet op Twitter).
Als we onze kinderen niet alleen progressieve idealen aanleren maar die eindelijk ook eens gaan voorleven, kunnen we het misschien wel binnen één generatie fiksen.
De belangrijkste rol daarbij is vooralsnog weggelegd voor vaders, omdat zij op het emancipatoire pad lang geleden toch een beetje in de modder zijn gezakt. Onderzoek toont bovendien aan dat vaders die betrokken zijn bij de opvoeding van hun kind, een grotere kans hebben op een zoon die een aanzienlijk aandeel in de zorgtaken levert en een dochter die actiever is op de arbeidsmarkt. Kinderen met een betrokken vader zullen later minder geneigd zijn tot genderstereotypering. Zo leert een kind niet de traditionele rolpatronen aan die vaak nog gelden.
In de woorden van de Amerikaanse schrijver Clarence Budington Kelland: „Mijn vader vertelde me niet hoe ik moest leven; hij leefde, en liet me toekijken hoe hij dat deed.”