Dat Nederlanders zich nu zorgen maken over voedselzekerheid komt volgens Petra Berkhout, agrarisch econoom en onderzoeker bij Wageningen Economic Research, doordat Oekraïne in de media al vrij snel de ‘graanschuur van Europa’ werd genoemd. Berkhout: ‘Dat spreekt tot de verbeelding. Terwijl er nauwelijks Oekraïens graan hiernaartoe komt, want dat wordt vooral gekweekt voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Misschien ook’ vervolgt ze, ‘doordat begin maart Kees Huizinga, een Nederlandse graanteler in Oekraïne, op televisie vertelde dat hij zich zorgen maakte over de voedselzekerheid. Toen werden mensen hier nerveus.’
Krijgen we inderdaad met tekorten te maken?
‘In Europa, en zelfs mondiaal hoeven we ons over de beschikbaarheid van voedsel écht geen zorgen te maken. In principe is er voldoende. Bij voedselzekerheid gaat het namelijk om verschillende aspecten: er moet genoeg zijn, voedsel moet veilig en voedzaam zijn, en mensen moeten het kunnen betalen, anders gezegd ze moeten er toegang toe hebben. Met het laatste, de toegankelijkheid zijn er nu wel problemen.
De voedselprijzen waren al gestegen door de coronacrisis en de hogere energieprijzen, waardoor ook kunstmest veel duurder is geworden. Alles was dus al in beweging. De oorlog versterkte dit effect. Dus hoewel er genoeg voedsel op de wereld is, is er wel een betalingsprobleem. Dit geldt voor Europeanen met een kleine portemonnee, en des te meer voor mensen in bijvoorbeeld Bangladesh, Turkije en Egypte, die ook nog eens een veel groter deel van hun inkomen aan voedsel kwijt zijn. Het zijn duidelijke effecten van de oorlog, die ik ook beschrijf in de notitie over voedselzekerheid die naar de Tweede Kamer is gestuurd.’
‘Er zijn genoeg voorraden aangelegd. In 2007-2008 en 2011-2012 waren er ook prijspieken in de landbouw. De markten hebben zich daarna vrij snel hersteld. Want als de prijzen omhoog gaan, gaan telers meer verbouwen. Door het jaar heen zijn er over de hele wereld zaai- en oogsttijden, en in overbruggingsperiodes kunnen we voorraden aanspreken. De kwestie is vooral of landen hun voorraden willen bestemmen voor arme landen die voedsel tekortkomen. Dat zijn geen economische, maar politieke en solidariteitsvraagstukken.’
Het aantal Nederlanders dat onvoldoende inkomen heeft om genoeg goed voedsel te kopen, neemt snel toe. Hun zorgen zijn terecht.
‘Dat is een sociaal probleem. Blijkbaar is het in Nederland zo slecht geregeld dat wie een minimumloon heeft, of een bijstandsuitkering, niet genoeg geld heeft om zich goed te voeden. Het is een probleem dat politiek opgelost moet worden met toeslagen, hogere inkomens en uitkeringen.’
Worden voedselvoorraden ook vastgehouden om prijzen op te drijven?
‘Dat soort zorgen moet binnen de G7 (zeven rijkste industrielanden: Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan, het VK en de VS – red.) besproken worden. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) heeft afgesproken wat er in handel wel en niet geoorloofd is. Zo mogen landen in dit soort omstandigheden niet de grenzen voor voedselhandel dichtgooien en ze mogen voorraden niet enkel voor hun eigen bevolking bestemmen, want dat is destabiliserend en maakt dat de markt nog panischer wordt. Handel zorgt er juist voor dat overschotten ingebracht kunnen worden, en omgekeerd.’
‘Ook nu roepen de WTO en de G7 op om de handelslijnen open te houden. Deze organisaties bespreken tevens of de strategische voorraden aangesproken kunnen worden om de nood van de allerarmsten te leningen. Die discussie vindt daar plaats.’
Nederland is een vruchtbaar land, toch is hier steeds minder areaal bestemd voor voedselproductie. Waar een zonneweide staat, groeien geen bloemkolen of aardappelen.
‘Ik ben geen politicus. Als wetenschapper zeg ik: de Europese Unie heeft een gemeenschappelijk landbouwbeleid. Een van de doelstellingen is het zekerstellen van de voedselvoorziening in de EU. Die moet je dan ook op dat niveau organiseren. Je kunt constateren dat in bepaalde delen van de EU de landbouwproductie veel logischer en beter te doen is, dan in andere delen. In Nederland bijvoorbeeld, omdat het een vruchtbare delta is. Op EU-niveau is het dan ook logisch dat er in Nederland veel geproduceerd wordt. Een logisch gevolg is ook dat Nederland veel exporteert naar buurlanden, zoals Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Ik ga uit van driekwart export. We importeren producten die we hier niet kunnen verbouwen, zoals koffie, thee, citrusvruchten, bananen.’
Veel voedsel dat in Nederland kan groeien, wordt geïmporteerd, zoals sperziebonen, appels, aardappelen.
‘Voor een deel gebeurt dit om seizoenrond producten te kunnen aanbieden. Hiervoor is aanvoer uit een verwarmde kas nodig, of uit een warmer land. Dit aandeel is in de import inderdaad ook toegenomen. Als we volgens de seizoenen zouden eten, zou dit minder gebeuren.’
Gezien de benodigde brandstof voor transport en de milieubelasting, moeten we dichter bij huis verbouwen?
‘Of lokaal produceren het beste is, vind ik lastig te beoordelen. Er valt hier veel te telen, maar voor een compleet dieet zijn er ook producten nodig die elders beter groeien. Zo is de Nederlandse tarwe niet erg geschikt voor ons brood. Dus halen we dat uit Frankrijk en Duitsland. De milieubelasting van dit transport is niet erg groot.’
‘Een heel ander verhaal vind ik bijvoorbeeld avocado’s die rijp vanuit Zuid-Amerika worden ingevlogen. Daarvan zeg ik: onmiddellijk mee stoppen. Zo heb ik ook twijfels bij het invoeren van quinoa, omdat dat ontwrichtend kan zijn voor lokale gemeenschappen. De teelt van quinoa heeft een enorme vlucht genomen, doordat de vraag in het westen explodeerde. Nu produceren ze er vooral voor de export en nauwelijks meer voor eigen gebruik.’
Avocado’s die rijp vanuit Zuid-Amerika worden ingevlogen: onmiddellijk mee stoppen.
Onwenselijke lokale effecten zijn er ook in Azië en Zuid-Amerika met palmolie en door de verbouw van soja voor de veeteelt in Europa.
‘Er zijn tal van voorbeelden waar veel aan te verbeteren valt. Lastig bij palmolie is dat die oliesoort de hoogste productieresultaten heeft met de minste milieueffecten. Dat is weer een nieuw dilemma.’
Is de oorlog in Oekraïne aanleiding om bestaande handelsafspraken tegen het licht te houden?
‘Dat kun je zo niet stellen. Handel is het gevolg van verschillende voordelen. Behalve de natuurlijke voordelen, zoals een gunstig klimaat en een vruchtbare bodem, zijn er gecreëerde voordelen, zoals bepaalde kennis en toegang tot technieken. Er zijn ook onnatuurlijke voordelen, die ontstaan wanneer milieugrenzen worden overschreden, door zwart werk, kinderarbeid, slavernij, of illegale slachterijen.’
De discussie over de negatieve sociale en milieugevolgen van landbouw wordt al langer gevoerd. Er zijn inmiddels allerlei initiatieven voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen: IMVO, in het Engels due diligence (gepaste zorgvuldigheid – red.). Het bedrijfsleven werkt er hard aan. De bedoeling is dat een keten duidelijk inzicht geeft hoe ervoor gezorgd wordt dat er geen kinderarbeid is, dat het milieu zo min mogelijk belast wordt, enzovoort. Door de oorlog zóuden deze processen kunnen versnellen, maar of dat lukt is niet te voorspellen.’
‘Zoals ik al zei, als je op EU-niveau kijkt naar de zelfvoorziening en kwetsbaarheden, kun je constateren dat er in deze vruchtbare delta meer kan worden geproduceerd dan elders. Dit laat onverlet dat Nederland de milieudoelstellingen niet moet verkwanselen. Het is belangrijk dat we ons aan klimaatdoelstellingen houden en de stikstofproblematiek verminderen. Een gezonde leefomgeving is ook nodig. Er kan voor technische maatregelen gekozen worden om de stikstof in te dammen, zodat boeren wél kunnen blijven.’
En minder intensieve veeteelt?
‘Iedere wetenschapper is het erover eens dat we minder dierlijke, en meer plantaardige eiwitten moeten eten. Ook Europees gezien lijkt het me logisch dat er minder vleesproductie in Nederland is. En dat we in de EU meer eiwitgewassen gaan produceren en meer oliezaden. Dat zijn twee grote producten waar we in geval van echt wegvallende invoer tekort aan zouden kunnen krijgen.’
Zoals nu bij de oorlog?
‘Inderdaad.’
Ook Jaap Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid aan de Vrije Universiteit in Amsterdam ziet geen grote voedselproblemen op Nederland afkomen. Wel vindt hij dat het westen zich te afhankelijk heeft gemaakt van wat er in de wereld gebeurt.
Jaap Seidell: ‘In vijftig jaar tijd is het wereldvoedselsysteem enorm geglobaliseerd. Voedsel legt steeds grotere afstanden af, en we zijn veel afhankelijker geworden van ingrediënten van ver over de grens. Dat Nederland steeds minder zelfvoorzienend werd, gebeurde geleidelijk. In de jaren 50 hadden we nog graanakkers, maar die brachten te weinig op voor ons dichtbevolkte land met destijds 11 miljoen inwoners. Toen al kochten we graan in Rusland. Als je iets elders goedkoper kunt betrekken, door lagere lonen en grotere oppervlakten, en je kunt het makkelijk transporteren, dan is de keuze snel gemaakt. Daar komt bij dat ook Nederlandse landbouwers zoveel mogelijk winst uit hun bodem willen halen. Ze telen bijvoorbeeld suikerbieten voor de suikerindustrie, of voor biobrandstof, omdat ze er meer voor krijgen dan voor het telen van spruitjes.’
‘Als de wereld tamelijk stabiel is, en iedereen houdt zich aan de handelsafspraken — zoals TTIP (Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag) — dan kan de verdeling van inkomen en voedsel redelijk in balans zijn. Echter armere landen produceren vooral voedsel — zoals soja, suiker, palmolie, cacao en koffie — voor het rijkere westen. Dit gebeurt op steeds kleiner wordende oppervlaktes, omdat ook daar steeds meer mensen wonen. De hoeveelheid landbouwgrond die ze voor zichzelf kunnen gebruiken neemt af, omdat produceren voor westerse markten meer oplevert.’
‘In de jaren zestig verkochten kruideniers een paar honderd producten, vooral onbewerkt basisvoedsel en wat luxe producten, zoals koekjes en jam. Tegenwoordig hebben supermarkten dertigduizend producten, waarvan ruim 80 procent sterk bewerkt is. Het zijn uitvindingen van de industrie, variaties op thema’s, pretvoedsel. Natuurlijk, het aanbod schept de vraag en mensen willen gemak, maar er zit veel marketing bij om het kopen van dit soort producten te bevorderen.’
U droomde als kind nooit van toetjes met frambozensmaak en chocoladecookies?
‘Nou nee, en ook dacht ik als 13-jarige niet: ik heb een halve liter energiedrank nodig met veel cafeïne, zuren en suiker. Vrijwel alles wat er na die paar honderd basisproducten bijgekomen is, is uitgevonden door de industrie: snacks, snoep, dranken, sauzen. De voedingsmiddelenindustrie koopt de ingrediënten zo goedkoop mogelijk uit arme landen. Multinationale bedrijven als Danone, Nestlé, Unilever en Coca-Cola verkopen hun gefabriceerde producten dan óók weer aan hen. In de armste rurale gebieden tref je Coca-Cola aan.
Kortom, veel landbouwgrond die voorheen gebruikt werd voor de lokale voedselvoorziening, is nu bestemd voor ingrediënten die geëxporteerd worden voor de voedingsmiddelenindustrie, die er bewerkte producten van maakt.’
‘De oorlog in Oekraïne drukt ons met de neus op de feiten, maar de afhankelijkheid die we voelen, is slechts een rimpeling vergeleken met processen die wereldwijd al veel langer gebeuren. Zo koopt China overal in de wereld, vooral in Afrika en Azië landbouwgronden op om zijn eigen bevolking te kunnen voeden. Daar hoor je vrijwel niemand over. China koopt ook visrechten, bijvoorbeeld rond Bangladesh en Pakistan. De regeringen, of hun leiders krijgen er geld voor, dat ze besteden aan wapens, paleizen, of aan hun eigen familie. Het gevolg is dat daar in de komende decennia heel veel mensen honger zullen lijden.’
Landbouw krijgt het steeds moeilijker in Nederland. Ruim 18 miljoen mensen willen wonen, zonneweides en windmolens, data- en distributiecenters. Polders worden onder water gezet om natuurgebied te worden. Omgekeerd wordt water ingepolderd om natuur te creëren, of (vakantie)woningen te kunnen bouwen. Steeds minder zoetwater voor wat er op het land staat, voor drinkwater en zoetwatervissen.
‘Ja, dat is een groot probleem, teveel belangen op een klein stukje aarde. Zoetwater wordt inderdaad schaars. Oorlogen gaan nu over olie, maar binnen een paar decennia over drinkwater. De olifant in de kamer is de bevolkingsgroei, wereldwijd en in Nederland. Tien miljard mensen is echt heel veel voor onze planeet. Overbevolking leidt tot klimaatverandering, woonruimteproblemen, geen kant meer op kunnen, vervuiling, ziektes en oorlogen. Behalve in China is er is geen gerichte politiek op bevolkingsaantallen. Bevolkingsgroei wordt in veel landen zelfs aangemoedigd.’
Veel problemen tegelijk, in welke richting ziet u oplossingen?
‘Vooral in de grondstoffencyclus, gesloten cirkels, zo lokaal mogelijk. Nu hebben de intensieve veehouderijen een enorm mestoverschot, dat verzuring geeft en stikstofproblemen. We exporteren veel vlees en blijven met de milieuschade zitten. Dat is geen verstandige veehouderij.
Een belangrijke oplossing is ook dat we wereldwijd overschakelen op andere voedingspatronen. De Eat-Lancet-commission van de VN denkt na over food in the anthropocene (tijdperk waarin ons klimaat en de atmosfeer de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit – red.). we moeten het aandeel dierlijk voedsel meer dan halveren, groente en fruit verdubbelen. Als iedereen dat doet, én minder sterk bewerkt voedsel eet, kan het lukken.’
Moet Nederland meer zelfvoorzienend zijn?
‘Zeker, we importeren veel en we exporteren ons meeste voedsel, dat vind ik niet duurzaam. Hierbij zien we nu de afhankelijkheid van wereldvoedselprijzen en kunstmestimport. Vroeger had Nederland nog fabrieken die uit gier de kunstmestgrondstof fosfor terugwonnen. Nu spoelen we gier uit naar de oceaan. Het terugwinnen van fosfor uit bijvoorbeeld zuiveringsslib is belangrijk om de behoefte aan dit element voor de toekomst veilig te stellen.’
De afhankelijkheid die we voelen, is een rimpeling vergeleken met processen die al veel langer gebeuren.
Als u het voor het zeggen had, wat gebeurt er dan?
‘Het Europese landbouwbeleid heeft veel kritiek gekregen, omdat het vooral bezig was met geld verdienen, en er te weinig aandacht was voor milieuschade, dierenwelzijn en volksgezondheid. Tekenend is dat lange tijd landbouw in Nederland ondergebracht was bij het ministerie van Economische Zaken, dus voedselproductie betekende handel en ging niet over op een duurzame manier onze bevolking voeden – terwijl het een primaire levensbehoefte is.
Het kan allemaal veel efficiënter, en gezonder. Door in Europees verband af te spreken hoe voedsel wereldwijd ten goede komt aan mens en milieu, en niet aan winsten voor een kleine groep. Verschillende uitgangspunten staan al in een plan van Frans Timmermans: de Farm to Fork-strategy van Europa. We moeten minder voedsel betrekken uit landen waar honger is, en onze overvloeden aan hen geven.’
‘Ook moeten we trachten in grote mate zelfvoorzienend te zijn door productieketens korter te maken. Meer werken met natuurlijke bemesting. Voedselresten aan de varkens geven, in plaats van hun huidige dieet van soja en mais. Het overige moet als compost gerecycled worden in de bodem, en niet dienen als biobrandstof.’
‘Verder denk ik aan stadstuinbouw, daken gebruiken, boeren uit de buurt directe leveranciers voor de stad laten zijn. Niet met de illusie dat ze de hele stad kunnen voeden, maar wel voor een deel. Ik denk meteen aan de Lutkemeerpolder ten westen van Amsterdam, het laatste stukje vruchtbare landbouwgrond in de buurt, waar veel Amsterdammers hun voedsel vandaan halen. Daar moet een bedrijventerrein komen, vindt de gemeente.’
‘De landbouwgronden van Noord- en Zuid-Holland, de Flevopolder en Noordoostpolder kunnen meer voor de regio produceren. Dan is er weer een verband tussen productie en consumptie. Op de lange termijn zijn dit de duurzaamste en gezondste strategieën. Laten we dan meteen stoppen met de suikerbietenteelt. Er wordt zoveel suiker geproduceerd, terwijl onze -behoefte natuurlijk ontzettend laag is.’
Noord- en Zuid-Holland, de Flevopolder en Noordoostpolder kunnen meer voor de regio produceren.
De aanleiding voor dit interview is de oorlog in Oekraïne.
‘Deze oorlog laat duidelijk zien dat er meteen nervositeit ontstaat als één productiegebied wegvalt. Dan merk je hoe afhankelijk en gevoelig we zijn. Armere landen wisten dit al veel eerder. Nu zien we zelf de gevolgen.
Van tekorten zal hier nauwelijks sprake zijn. Wel zullen de prijzen oplopen en staat de toegankelijkheid tot voedsel onder druk voor mensen met een laag inkomen. Ik denk echter dat we ons veel ernstiger zorgen moeten maken over de langere termijn, bijvoorbeeld het jaar 2050. Bevolkingsgroei, klimaatverandering, teruglopende biodiversiteit, milieuproblemen, alles bij elkaar een som waar we niet makkelijk uitkomen.’
Nederland importeerde vorig jaar (vóór de Russische inval) voor ruim 2 miljard euro aan goederen uit Oekraïne, twaalf keer meer dan in 2002 (177 miljoen euro import). Vooral plantaardige fijne oliën en vetten, zoals zonnebloemolie, en maïs. De exportwaarde naar Oekraïne is in twintig jaar tijd verdrievoudigd.
De Oekraïense import is een van de sterkste stijgers binnen Europa: meer volume en gestegen prijzen. De goederenexport naar Oekraïne was in 2021 circa 1,2 miljard euro.
Van de goederenleveranciers áán Nederland, nam Oekraïne in 2021 de 38e plaats in. Voor export uit Oekraïne stond Nederland in 2020 op de 8e plaats (UN Comtrade) (bron CBS.nl).
Dit artikel verscheen ook in HP/De Tijd 22/05