“Ik hoop dat jullie niet schrikken als ik dit zeg.” De opvoedcoach schuift een beetje ongemakkelijk heen en weer op haar stoel, en kijkt ons ernstig aan. Ze is van het kordate, praktische soort, met kort haar, een bril en een regencape. “Als ik alles wat jullie vertellen bij elkaar optel, klinkt het alsof jullie zoon PDD-NOS heeft.” Ze haast zich te zeggen dat we daar verder niks mee hoeven, maar dat het misschien helpt het te weten.
Autistische spectrum
Vluchtig kijk ik naar mijn man, kent hij de betekenis van die verontrustend klinkende verzameling letters? Als ze uitlegt dat het valt onder het autistische spectrum, voel ik hoe iets in mij zich tegen haar keert. Stapelde ik net nog de ene anekdote op de andere, acuut heb ik geen zin meer om verder te praten, sterker nog, ik snap überhaupt niet waarom ik weken geleden contact heb gezocht met een bureau voor opvoedondersteuning (dat ik toen huilend op de badkamer stond om mijn gillende zoon – hij mocht niet op de iPad – te ontwijken, vergat ik voor het gemak even.)
Want autisme en mijn kind, dat is geen combinatie. Andere kinderen hebben autisme. Mijn kind is slim, hip, sociaal, sportief, knap, grappig, lief en natuurlijk muzikaal. En oké, een beetje eigengereid mag best, maar dat hij heel vaak ongehoorzaam, chronisch inflexibel, onhandig, driftig en brutaal is, wil ik diep in mezelf nog steeds niet weten.
Regencape
De afgelopen maanden kocht ik boeken over hooggevoelige kinderen, over temperamentvolle en explosieve karakters en over ‘omdenken’ waardoor ik lastig gedrag als iets positiefs moest gaan zien. Ik las over de term sensorische integratiestoornis die de kinderfysiotherapeut vermoedde. Maar geen boek liet de driftbuien afnemen. En dus stond er nu een opvoedcoach bij mij in de gang haar regencape aan te trekken.
Monter zei ze dat ze het fijn vond dat we zo eerlijk waren geweest. “Ouders maken het vaak mooier dan het is. Negatief praten over je kind is een taboe.” Ze kwam trouwens niet vaak in de hoogopgeleide, welgestelde buurt waar wij wonen. Dat verbaasde me niks. Hier wonen alleen perfecte kinderen. En zo niet, dan is er altijd nog ritalin. Mijn man is gepromoveerd. Ik heb een universitaire studie afgerond. Het lukt ons niet om een kleuter in het gareel te houden. Sterker nog, we zijn vaak de wanhoop nabij. Moe gestreden. Dat is pijnlijk. Het is niet hoe ik me het moederschap had voorgesteld.
iPad
We leven in een maakbare wereld. Denken lang na over kinderen, die vervolgens zeer gewenst zijn, maar wel moeten passen in ons plaatje. Mee moeten in ons haastige, volle, actieve, succesvolle leven. Mijn zoon wil graag alles meemaken, maar trekt het vaak niet. Hij gedijt het beste bij, oh gruwel, structuur en voorspelbaarheid, zo liet de opvoedcoach ons weten. Ik, de chaos zelve, plan nu elke dag zorgvuldig voor hem. Met tekeningetjes waar hij de grootste lol om heeft. “Haha mama wat is dat? Een auto? Oh, ik dacht een iPad!”