‘Hoe laat is het?’ vraagt Zita.
‘Bijna zeven uur. Tot hoe laat kunnen ze bellen?’
‘Tot acht uur.’ Haar gezicht betrekt: ‘Hilal is al gebeld. Ik zal Noam eens vragen of hij al iets weet.’
Het is de laatste week voor de zomervakantie. Het Robert-Blum-Gymnasium gaat zes weken dicht en een aantal leerlingen maakt zich zorgen. Zita ook.
Had ze er maar niet een paar maanden met de pet naar moeten gooien op school. Gedoe met verliefdheden, overnachten bij vriendinnen, uren rondhangen op social media in plaats van achter de boeken, na schooltijd naar de Kurfürstendamm. Nu bestaat de kans dat Zita gebeld wordt door Frau Kühl, de klasselerares. Net als Hilal is overkomen.
‘Noam is ook gebeld. Dat appt-ie me net,’ zegt ze. ‘Die sukkel. Hij schrijft dat hij eerst blij was toen ze belden omdat hij dacht dat dat betekende dat hij zou overgaan. Maar hij is dus blijven zitten. Wat wil je ook? Hij had, geloof ik, zelfs een paar zessen.’
Een 6 in Duitsland is, zoals de meeste mensen wel weten, heel slecht. Gelijk aan een 1 of een 2 in Nederland. Een 5 is ook zwaar onvoldoende. Als je in hoofdvakken als Duits of Wiskunde twee 5-en hebt en je kunt die niet compenseren met goede cijfers in andere hoofdvakken, dan blijf je zitten.
‘Waarom maak jij je eigenlijk zo druk?’ vraag ik Zita. ‘Je hebt toch geen extreem lage cijfers gehaald?’
Dan volgt een verhaal over een mislukte gezamenlijke opdracht bij Frans (‘Omdat de andere kinderen niet op tijd waren met inleveren’), een totaal verpeste ‘Mathe-arbeit’ (‘Raar he, toen ik thuis oefende snapte ik alles’) en nog een slecht cijfer in een ander vak. Welk vak dat was hoor ik al niet meer omdat ik me ineens ook serieus zorgen begin te maken.
Ik kijk op de klok: half 8.
‘Het is half 8,’ zeg ik.
‘Ja, ik weet het,’ zegt Zita.
Ik zie dat ze weer met nagelbijten is begonnen.
‘Niet op je nagels bijten,’ zeg ik. Maar mijn opmerking maakt weinig indruk.
‘Pap, nu even niet, er zijn belangrijker dingen dan mijn nagels.’
Serieuzer
‘Waarom laat je het dan ook zover komen? Hoe vaak hebben we niet gezegd dat je niet moet rondhangen aan de Ku’damm, dat je langer aan je huiswerk moet zitten, dat je de school serieuzer moet nemen? Kijk naar Amal, die gaat na schooltijd naar huis om te leren. En zij haalt goede cijfers.’
‘Amal zou er een moord voor plegen om mijn leven te hebben,’ antwoordt Zita. ‘Dat heeft ze me zelf gezegd.’
Dan wordt er gebeld. Het is Amal. Dat zij over is, is geen verrassing. En dan belt Emma. Ook over. En Ella. Over. En al die andere vriendinnen melden zich eveneens om te zeggen dat ze over zijn. En met de vraag of Zita over is.
Zo wordt het vijf voor acht en tikken de langste vijf minuten in Zita’s leven – tot nog toe – weg.
‘Je hebt het gehaald,’ zeg ik, enigszins beduusd en pas als we er helemaal zeker van zijn dat het acht uur is geweest. ‘Wat een opluchting!’
‘Nou, zeg dat wel,’ zegt mijn dochter. ‘Stel je voor dat ik was blijven zitten en in een klas terecht was gekomen met kinderen die allemaal veel kleiner zijn dan ik. Ik zou me kapot schamen.’
‘Dat lijkt me nou niet bepaald het grootste nadeel van zitten blijven,’ werp ik tegen.
'Nee,' zegt ze. 'Maar dat zijn wel dingen waar ik over nadenk. En volwassenen niet.'