âZe is echt een dame.â De Amersfoortse dichter Twan Vet vertelt over de relatie met zijn huisgenoot. âAls ik te lang weg ben geweest, negeert ze me eerst volledig. Soms wel een uur lang.â Tegen vrienden zegt hij altijd dat hij âbij haar mag wonenâ. âEn als ze dit zou lezen, zou ze me misschien nog wel meer negeren.â
De naam van deze wispelturige mevrouw: Madame Bovary. Uiterlijk: indringende groene ogen, witte voetjes, snorharen. En Vet is niet de enige auteur die er een innige relatie met zijn kat op nahoudt. Onlangs verscheen Kattenkwaad en poezenliefde, een bundel poezenverhalen van beroemde Nederlandse auteurs.
Wat is dat toch met die katten en schrijvers? Waarom verschijnen er zoveel romans met poezen erin? En wat hebben de dieren toch met boekwinkels en bibliotheken te maken?
de kat en de boekhandel
De associatie van katten met boeken begint in het oude Egypte. Katten werden er niet als goden vereerd. (Al kon de godheid Bastet, symbool van bescherming, vruchtbaarheid en moederschap, zichzelf wel in een kat veranderen.)
Maar ze werden wel bijzonder hoog aangeschreven. Zo hoog zelfs, dat mensen na de dood van hun kat hun wenkbrauwen afschoren als teken van rouw. Wie een kat doodde â al ging het per ongeluk â kreeg een hoge straf. En er waren zelfs Egyptenaren die na hun sterven niet alleen zichzelf, maar ook hun poezelige huisvriend lieten mummificeren.
Sindsdien liepen er katten tussen de boekwerken, als ‘guardians’ van kunst en wetenschap.
Precies: huisvriend. Het oude Egypte is namelijk de eerste samenleving waarin katten als huisdieren gehouden werden. Katten bleken tenslotte de ideale ongediertebestrijders.
Het was ook het moment waarop katten voor het eerst tussen boekrollen werden neergezet. Sommige katten werden namelijk speciaal getraind om papyrus-etend ongedierte te verjagen. In bijna alle samenlevingen met veel kennisontwikkeling, zoals de Islamitische Gouden Eeuw en de middeleeuwse kloosters van Europa, liepen sindsdien katten tussen de boekwerken, als âguardiansâ van kunst en wetenschap.
In 1745 voerde de Russische keizerin Elizabeth een decreet uit op zoek naar âde beste en grootste katten die muizen kunnen vangenâ voor het Hermitage Museum in Sint-Petersburg. Dat bracht veel Europese overheden op een idee: ze gaven bibliotheken geld om katten te houden als rattenbestrijding.
In diezelfde periode, aan het eind van de achttiende eeuw, kwam er een nieuw soort winkel op: de boekhandel. En ook daar liepen katten rond om ratten te verjagen. Het waren de ideale medewerkers: overal te vinden, niet veeleisend â geef ze wat te eten en ze doen hun taak.
Nog altijd zijn er veel (onafhankelijke) boekwinkeltjes met een kat. Niet voor de muizenbestrijding, maar als âvriendâ voor trouwe klanten. Katten zijn immers het ideale gezelschap bij introverte activiteiten, zoals een nieuw boek uitzoeken.
En nog steeds is er ook een heel aantal universiteiten dat katten door hun bibliotheken laten dwalen. In 2011 is er door de een Zuid-Afrikaanse universiteit zelfs onderzoek naar gedaan â toen bleken er wereldwijd maar liefst 186 campuskatten te bestaan. De Universiteit van Groningen had bijvoorbeeld Prof. Dr. Doerak, met zijn eigen studentenkaart, studentnummer en Instagramaccount.
de kat en de roman
Loop een willekeurige AKO binnen, en de omslagen met boeken Ă©n katten erop vliegen je om de oren. Opvallend veel van die romans komen uit Japan. De ene keer draait het verhaal om een bibliotheek (What youâre looking for is in the library), of over een knus cafĂ© vol zoekende mensen (de Voordat de koffie koud wordt-serie).
Sommige boekwinkels hebben zelfs boekenkasten die compleet aan kattenverhalen zijn gewijd. De nieuwste bestsellers op die planken: Als katten van de wereld verdwijnen, over een man die nog maar Ă©Ă©n dag te leven heeft, en Het verhaal van de kat die boeken wilde redden, over een jongen die een boekwinkel erft, die dreigt te sluiten en daarvan wordt weerhouden door â jawel â een pratende kat.
Zouden sommige historische gebeurtenissen zonder die eigengereide haarballen echt anders zijn gelopen?
In al deze verhalen helpt een kat een mens door een moeilijke periode. En dat thema, van de kat als helper, is zeker niet alleen Oosters. De dieren hebben een âonpeilbare intelligentieâ, zo staat er op het omslag van Kattenkwaad en poezenliefde. Met hun stille bewegingen, hun felle ogen en hun arrogantie lijken ze dingen te weten die wij niet weten â althans, dat geloven we graag.
Volgens een christelijk volksverhaal bijvoorbeeld, lag er bij de geboorte van Jezus een cyperse kat in de stal. Toen het kindje van de kou niet kon slapen, klom het warme dier naast Hem in de voerbak. (Als dank voor de goede nacht gaf Maria de kat een kus op het hoofd. Zo komen cypersen aan het M-vormpje tussen de ogen. Zegt men.)
Zouden sommige historische gebeurtenissen zonder die eigengereide haarballen echt anders zijn gelopen? Het lijkt erop dat we in ieder geval smullen van het idee.
Neem het waargebeurde verhaal van atoomonderzoeker Jack H. Hetherington. In de jaren zeventig voerde hij jarenlang ene F.D.C. Willard op als mede-auteur van zijn papers. Totdat deze compagnon vier pootjes, een vacht en snorharen bleek te hebben.
Hetherington verdween uit de academische wereld. Want natuurlijk kan een kat geen wetenschappelijk onderzoek doen. Maar Amerikaanse studenten vernoemen F.D.C. Willard nog wel altijd graag in voetnoten. Het idee dat een kat helpt â zĂ©ker bij activiteiten die veel focus vereisen â dat vinden weinig mensen vreemd.
de kat en de schrijver
En zeker schrijvers niet. âIk ben een keiharde introvertâ, zegt Twan Vet. âWanneer ik schrijf, ga ik zitten en stop ik pas als een gedicht af is.â Zijn Madame Bovary helpt hem. âIk heb haar geleerd me niet te storen. Maar dat doet ze natuurlijk toch. En dat is goed! Tien minuten aaien en kopjes krijgen, en ik kan weer verder.â
Vet bevindt zich in goed gezelschap. In Kattenkwaad en poezenliefde komt een keur aan kattenminnende schrijvers voorbij, zoals Remco Campert, Willem Frederik Hermans, Annie M.G. Schmidt en Mensje van Keulen.
Van schrijver C.S. Lewis weten we dat hij iedere ochtend zijn hoed afnam voor zijn kat en luid âGood morning!â zei.
Ook talloze grote internationale auteurs als Aldoux Huxley, Charles Dickens en Edgar Allan Poe lieten zich door hun dieren inspireren. Van schrijver C.S. Lewis weten we dat hij iedere ochtend zijn hoed afnam voor zijn kat en luid âGood morning!â zei. En de Franse schrijfster Colette, die meerdere novelles over haar katten schreef, wordt ook wel âthe original Cat Womanâ genoemd.
ondoorgrondelijk
Dus wat hebben katten met boeken en schrijvers te maken? Veel, héél veel.
Waar katten eerst hielpen om bibliotheken en boekwinkels muisvrij te houden, horen ze nu vooral bij activiteiten die ons vragen in onszelf te keren. Het zijn introverte dieren die passen bij introverte handelingen, zoals schrijven, studeren of in je eentje door een boekwinkel dwalen.
We associĂ«ren ze ook met lezen: met warmte en knusheid, met wegkruipen op de bank met een kop hete thee en een goed boek. De bladzijden omslaan met je ene hand terwijl je met de andere een spinnende kat aait â voor veel boekfanaten is er niets fijners dan dat.
Tegelijkertijd zijn katten behoorlijk onvoorspelbaar. Ze zeggen niets en doen hun eigen elegante ding â voor de een het bewijs van een soort mysterieuze wijsheid, voor de ander van pure arrogantie, of een combinatie van die twee.
Wie weet wat er precies in die besnorhaarde kopjes omgaat? Niemand, maar dat het bol staat van tegenstrijdigheden, is zeker. Zo schreef Annie M.G. Schmidt in het korte verhaal ‘Wat de kat binnenbracht’: âBinnen is ze een suffige burgerdame in goeden doen, maar zodra ze buiten komt, verandert ze in een sluwe spionne, die loert met groene schuine vampogen.â
Die ondoorgrondelijkheid, plus hun eeuwenoude relatie met kennis en wetenschap, maakt katten â pratend of niet â tot de ideale personages en metgezellen.
Een eerdere versie van dit artikel verscheen op 15 mei 2024 in het Nederlands Dagblad.