Volgers van het Nederlandse honkbal zullen de naam Pat Murphy herkennen als de manager die zowel in 1987 als in de periode 2000-2007 de A-selectie van de Nederlandse honkballers (nu het Koninkrijksteam) onder zijn hoede had.
Vertrouwen in de jeugd
Net als in zijn eerste periode als manager van de Nederlandse honkballers begon hij in Milwaukee met zijn vertrouwen uit te spreken in een aantal relatief jonge en onervaren spelers. Ook nu werkte die aanpak weer prima.
De verwachtingen waren aan het begin van het seizoen niet hoog gespannen. Toch eindigde hij met zijn team opnieuw op de eerste plaats van de National League Central met een W/L-record van 93-67.
In Nederland begon hij met een redelijk onervaren team dat bovendien nog niet bepaald in topvorm verkeerde. Toch zag hij kans om als derde te eindigen in het zeer sterk bezette World Port Tournament van dat jaar. Later dat jaar werd ook de Europese titel geprolongeerd. Erfvijand Italië werd in een best-of-five competitie ruim verslagen. Daarmee plaatsten de Nederlandse spelers zich voor de Olympische Spelen van 1988 in Seoul.
Hoewel hij het aanbod kreeg zijn contract te verlengen, koos hij er toch voor om terug te keren naar de University of Notre Dame, zijn reguliere werkgever.
De basis voor het huidige Koninkrijksteam
Toen Murphy in 2000 aan zijn nieuwe periode als manager begon, introduceerde hij bij het samenstellen van zijn selectie als eerste manager spelers die buiten de Nederlandse competitie speelden en die beter werden geacht dan spelers voor dezelfde posities uit de Nederlandse hoofdklasse. Bekende voorbeelden zijn Hensley Meulens, Chairon Isenia en de huidige manager van het Koninkrijksteam Evert-jan ’t Hoen.
Tijdens de Olympische Spelen was er natuurlijk maar één echt hoogtepunt: de legendarische overwinning op honkbalgrootmacht Cuba.
De wedstrijd werd midden in de nacht Nederlandse tijd gespeeld. Ik kan het mij nog als de dag van gisteren herinneren (‘k zat óók voor de tevee). In Nederland werd het commentaar vanuit Hilversum verzorgd door Ronald Boot. In ‘Verhaal halen: the best of Mart Smeets’ doet hij zijn verhaal.
“We konden laten zien dat Cuba op voorsprong kwam. Daarna zouden we hockey laten zien. Een belangrijke wedstrijd van de Nederlandse mannen.”
Terwijl de Nederlandse televisiekijker die nacht een STER-blok voorgeschoteld kreeg, zag commentator Boot tot zijn stomme verbazing dat Nederland in de derde inning op voorsprong kwam. Het stond ineens 4-1 voor Nederland.
Van de vierde tot en met het einde van de achtste inning werd er niet meer gescoord. De spanning in het stadion was om te snijden.
Bij de start van de negende inning werd besloten de Nederlandse starting pitcher (Ken Brauckmiller) die voortreffelijk had gegooid te vervangen. Terwijl de Cubaanse dugout zich afvroeg welke Nederlandse pitcher uit de bulpen zou komen, kwam Murphy met een meesterzet waar – afgezien van assistent coach Charles Urbanus – niemand op had gerekend.
Voor de laatste Cubaanse slagbeurt werd outfielder Rikkert Faneyte naar de heuvel gedirigeerd voor de moeilijkste opdracht uit zijn carrière.
Faneyte kreeg nog één punt tegen (4-2). Daarna was het klaar en speelde Nederland het onmogelijke klaar. De andere ochtend was het bij CNN én bij NBC de opening van het ochtendnieuws. Dit hadden ze nog nooit meegemaakt.