‘Het begon allemaal heel onschuldig. Omdat mijn nek chronisch vastzat en de manueel therapeut niet veel soelaas bood, schreef ik mezelf een pijnstiller en spierverslappers voor.‘Nood breekt wet’, dacht ik. Ik kon tenslotte niet goed functioneren door de hoofdpijn en duizeligheid die mijn stijve nek veroorzaakte. Natuurlijk wist ik dat ik eigenlijk hard aan wat rust toe was, maar vakantie nemen zat er voorlopig even niet in. Het verraderlijke is, je weet niet precies wanneer de overgang plaatsvindt van ‘het nemen van een pijnstiller’ tot lichamelijke afhankelijkheid.
Al snel vertelde mijn brein me om te eten, te slapen, Daclofen en Triamodol te nemen, te drinken, te plassen, en hup, daar gingen weer een pilletje of twee… het zat al helemaal in mijn systeem verankerd.
Ik probeerde wel eens te minderen, maar dan kreeg ik vrij snel last van afkickverschijnselen zoals jeuk, slapeloosheid en spierkrampen. Dan neem je je pil, en alles is weer ‘normaal’. Daar zijn die pillen tenslotte voor gemaakt, dat was me toch zelf geleerd tijdens mijn jarenlange medicijnenstudie?
Na een aantal maanden kreeg ik een telefoontje van de apotheker. Ik schrok, voelde me betrapt. Ze vroeg naar de grote hoeveelheid medicijnen die ik de laatste tijd uitschreef. Ik maakte me er met een smoesje – waarbij ik veel ingewikkelde medische terminologie gebruikte – vanaf.Toch was ik bezorgd. Stel dat ze erachter zouden komen? En hoe moest ik nu aan mijn medicijnen komen? Dat was nog mijn grootste zorg. Ik maakte mezelf wijs dat ik heus wel zonder kon. Ik wílde niet zonder. Dat was wat anders dan verslaafd zijn.
Zo begon het. En het is nog steeds niet afgelopen. Dat het allang geen keuze meer was, wilde ik niet zien. Van een incidentele pijnstiller was ik geleidelijk aan dagelijks gaan gebruiken. En mijn medicijnafhankelijkheid werd steeds groter. Inmiddels slikte ik ook pillen tegen slapeloosheid. Ook de hoeveelheid die ik gebruikte liep steeds meer op. Mensen merkten dat ik suf werd, ik schoof het maar op stress. Ik kon een hele avond bij vrienden op bezoek zitten en niets meekrijgen van wat er gezegd werd.
Toch maakte ik nog steeds excuses voor mezelf. Ik hád toch zeker serieuze klachten? En ik moest toch kunnen werken? Van een vriendin die verpleegster is wist ik dat het min of meer ‘gewoon’ is dat verpleegkundigen medicijnen meenemen uit het ziekenhuis. Zij nam al jaren medicatie voor haar migraine mee. Dan was wat ik deed toch helemaal niet zo raar?
Om niet teveel op te vallen begon ik voor de zekerheid ook medicatie via internet te bestellen. Inmiddels begonnen de gevolgen op mijn werk door te dringen. Tijdens spreekuren voelde ik me rusteloos. Vooral als er mensen waren van wie ik eigenlijk wel wist dat ze voor elk pijntje een afspraak maakten. Ik betrapte mezelf er soms op dat ik cynisch reageerde, gewoon omdat ik geen geduld had voor hun huis- tuin of keukenkwaaltjes. Ik voelde me opgesloten en begon hevig te zweten, vaak middenin een verhaal van een patiënt waarvan ik niet zomaar weg kon lopen.
Mijn wake-up call? Toen ik iemand met beenklachten naar de fysiotherapeut had gestuurd die later een botcyste bleek te hebben…ik had haar niet serieus genomen. Ja, toen had ik wel door dat ik een probleem had. Ik schaamde me vreselijk en voelde de behoefte om hierover in een veilige omgeving te praten met collega’s die in een soortgelijke situatie zaten. Via internet kwam ik uit bij een anonieme groep van en voor mensen uit de medische wereld die door medicijngebruik in de problemen zijn gekomen. Ik maakte direct een afspraak om een sessie bij te wonen.
De wetenschap dat ik niet langer in mijn eentje met dit probleem hoef te worstelen, dat ik geen totale loser ben, scheelt al heel veel. Al vind ik het nog steeds moeilijk om toe te geven dat er echt onderliggende problematiek is. Dat het niet alleen een uit de hand gelopen gewoonte is, maar dat mijn verslavingsgevoeligheid diepere gronden heeft, zoals extreem perfectionisme en verantwoordelijkheidsgevoel waardoor ik mijn eigen grenzen steeds voorbij ben gegaan.
Image by Skica911 from Pixabay