Er zijn sinds 2020 veel zaken veranderd. Zo zijn er veel nieuwe peilers bijgekomen. Peilers richten zich minder op landelijke peilingen en meer op swingstates en demografische veranderingen. Ze houden beter rekening met noncoverage error, waarbij bepaalde groepen niet worden bereikt, en nonresponse error, waarbij mensen niet reageren, wat de werkelijke fout groter kan maken dan aangegeven. De midterms van 2022 toonden aan dat peilingen over het algemeen nauwkeuriger waren dan in 2020, wat hoop biedt voor de komende verkiezingen en aantoont dat er lessen zijn getrokken uit eerdere fouten.
Peilers richten zich nu meer op onderbelichte kiezersgroepen meldt het Pew Research Center, zoals plattelandsbewoners en mensen zonder vaste telefoons. Vragenlijsten zijn aangepast om sociaal wenselijke antwoorden te vermijden, bijvoorbeeld door te vragen hoe kiezers denken dat hun buren stemmen. Dit helpt om de “sociale wenselijkheid” te verminderen die vaak de antwoorden beïnvloedt. Toch blijft peilen lastig door wantrouwen in media en peilers, vooral onder Republikeinen, wat leidt tot lage response rates.
Een nieuwe trend onder peilers is het gebruik van AI om modellen te verfijnen met behulp van grote datasets. Deze methoden analyseren demografische gegevens zoals leeftijd, geslacht en locatie, evenals online gedrag, om campagnes beter af te stemmen op specifieke doelgroepen. Dit zou kunnen bijdragen aan een nauwkeuriger beeld van het electoraat, vooral in een tijd waarin traditionele methoden falen.
Sommige peilers vragen kiezers niet meer naar hun stemgedrag, maar gebruiken uitsluitend data voor voorspellingen. Het extreme voorbeeld is Aaru, dat geen mensen peilt, maar 5000 AI-respondenten. Dit bedrijf simuleert kiezersdistricten met AI-personages die denken als echte kiezers, gebruikmakend van censusgegevens en honderden persoonlijkheidseigenschappen. Deze AI-personages kunnen hun voorkeuren veranderen op basis van media-invloeden, zoals na de eerste aanslag op Trump, waarbij veel tijdelijk voor hem stemden, maar later terugkeerden naar Harris.
Aaru was dit jaar zeer accuraat tijdens een voorverkiezing in New York, en andere peilers zullen waarschijnlijk ook deze methoden gaan gebruiken. Accuratie is cruciaal, gezien de spannende strijd in 2024, vooral in swingstates. In de zeven belangrijkste battlegrounds—Arizona, Georgia, Michigan, Nevada, North Carolina, Pennsylvania en Wisconsin—is het verschil tussen Trump en Harris minder dan twee procent. Als de peilingen kloppen, kan Harris nipt winnen, maar met een foutmarge van 3% zijn de peilingen bij zo’n klein verschil onvoldoende.
De spanning herinnert aan de peilfouten van 2020, waar de Republikeinse steun werd onderschat. Als dit in 2024 opnieuw gebeurt, zou Trump alle zeven swingstates kunnen winnen. Maar als de peilingen meer overeenkomen met de nauwkeurige resultaten van de tussentijdse verkiezingen in 2022, kan Harris een overtuigende overwinning behalen. Dit laat zien hoe klein de marges zijn en hoe kwetsbaar peilingen blijven voor kleine fouten.
Peilers passen hun methodes aan en focussen op de demografie van swingstates. In de Rust Belt staten, zoals Pennsylvania, Michigan en Wisconsin, is het moeilijk om jongere, diverse stedelijke kiezers, vooral Afro-Amerikanen, te bereiken, terwijl migratie naar de Sunbelt, zoals Arizona en North Carolina, het kiezerslandschap verandert. Peilers proberen beter in te spelen op deze demografische veranderingen door migratiepatronen en de samenstelling van het electoraat nauwkeuriger te analyseren.
De groei van de Latino-bevolking in staten als Arizona en Nevada vormt een uitdaging voor peilers, omdat hun stemgedrag niet uniform is. In 2020 stemden veel Latino’s in Florida op Trump, terwijl ze in Arizona voornamelijk voor Biden kozen. Cubanen stemmen dan ook weer anders dan bijvoorbeeld Mexicanen: dat soort nuances moeten ze ook meenemen. Het begrijpen van deze diversiteit binnen de Latino-gemeenschap en andere etnische groepen is cruciaal voor nauwkeurige peilingen.
De vraag is of we in 2024 beter op peilingen kunnen vertrouwen dan in 2020, aangezien geen enkele peiler zowel landelijke als statelijke peilingen nauwkeurig heeft voorspeld. Cruciaal is dat campagneteams en kiezers peilingen met een korreltje zout blijven nemen. Ze geven trends aan, maar voor swingstates betekenen peilingen met een kleine voorsprong of achterstand heel weinig: een +2% voorsprong kan in werkelijkheid een -3% achterstand zijn. En dan verlies je de presidentsrace ineens.
Een aangepaste versie van dit artikel verscheen deze week in het FD