Ik werd wakker in het Blue Plaza Hotel in Ciudad Nezahuacóyotl, een stad gebouwd in schaakbordpatroon en beroemd om zijn krakers. Ik liep het hotel uit in de richting van een kraampje waar een oud dametje sinaasappelsap zat te verkopen. Ik vroeg haar hoe het gesteld was met de veiligheid in de beruchte Ciudad Neza. Ze antwoordde dat het er gevaarlijk was, dat er continu geweld plaatsvond. Toen begon ze te lachen en zei dat het er in ieder geval niet saai was. Ze hield wel van wat actie.
Ik wist dat er aan de zuidkant van Ciudad Nezahualcóyotl veel migranten uit de staat Oaxaca woonden. Ze waren afkomstig uit de verschillende inheemse gemeenschappen die Oaxaca rijk was: Zapotecs, Mixes, Mixtecos. Terwijl ik daar zo stond tussen de kleurige graffiti, het uiteenlopende scala aan winkeltjes en de armoedige straten, vatte ik het plan op om een leider uit Oaxaca te zoeken. Ik liep terug naar de Bordo de Xochiaca. Daar, in het langgerekte stadspark dat in het midden van de Avenida Bordo de Xochiaca lag, had ik bij een basketbalveld een bord met de naam van een Oaxacaanse organisatie gezien. Helaas waren de leiders niet aanwezig. Ik vroeg waar ik dan wel iemand kon vinden die me zou kunnen helpen, en ze verwezen me naar een kantoor bij het stadhuis. Ik liep door de straten van het rechthoekige schaakbordpatroon terug naar het centrum. In het oosten tekende zich de door een grindgroeve afgekloven piek van de Chimalhuachi af.
Ik kwam aan bij het modern ogende stadsplein. Muren en trappen omgaven een plein vol graffiti met allerhande prekoloniale symbolen, afgoden en strijders als onderwerp. Rondom het plein waren de kantoren van allerlei overheidsinstanties te vinden, en in de straten parallel daaraan trof ik bedrijfjes voor juridische dienstverlening en administratieve hand-en-spandiensten, zoals het opstellen van brieven, kopiëren, internettoegang enzovoorts. Temidden van deze bedrijvige, kleine kantoorpanden met hun uiteenlopende aanbod van kantoordiensten bevond zich ook de instantie die de staat Oaxaca vertegenwoordigde in Ciudad Nezahualcóyotl. Op dat moment waren ze migranten uit Oaxaca aan het inschrijven in Neza, zodat die hun stem konden uitbrengen bij de verkiezingen in Oaxaca.
Aan een bureau zat een jong meisje, en achter een gordijn bevonden zich de overige kantoorruimtes. Daar trof ik de baas van het kantoor, Rogelio Vargas. Hij was zeventig jaar oud, kalend met zwart haar, robuust en met de motoriek van een veel jonger iemand. Met de soepele bewegingen van een gedistingeerde kat op leeftijd leidde hij mij naar zijn kantoor. Aan de bruine muren hingen foto’s van politici en krantenknipsels. Hij nam plaats achter een houten bureau.
Hij vertelde me dat hij een van de oprichters van Ciudad Nezahualcóyotl was, een van de pioniers die deze uitgestrekte stad gebouwd hadden op brakke moerasgrond en dumpplekken. Hij was in de jaren vijftig vanuit Oaxaca hierheen gekomen. Hij had ook als een van de eersten geprotesteerd tegen de heffingen die de vroege pioniers moesten betalen aan de officieuze vastgoedmakelaars tijdens het zesjarige presidentschap van Gustavo Díaz Ordaz, van 1964 tot 1970. Die makelaars vertegenwoordigden de militaire gezaghebbers.
Er kwam een man binnenlopen. In mijn bijzijn stond de kolonist hem te woord. De bezoeker vertelde dat hij had gehoord dat 27 Centraal-Amerikanen bij de verkiezingen van Oaxaca als Oaxacanen waren geregistreerd. Hij zei dat men voorzichtig moest zijn, dat dit soort dingen niet mochten gebeuren. De pokerface van de leider, die gekleed was als een ouderwetse politicus, in een casual broek en jasje, bleef strak in de plooi. Hij liet geen enkele reactie zien, bedankte de afgevaardigde voor zijn komst en leidde hem weer naar buiten.
Het echte politieke bewustzijn in Ciudad Nezahualcóyotl kwam voort uit de opstand van de kolonisten die in de jaren zestig voor hun woonpercelen moesten betalen terwijl daar in die dagen niets tegenover stond: geen openbare voorzieningen, geen fatsoenlijke infrastructuur zoals verharde wegen en riolen. Na jarenlang maand in maand uit aanbetalingen doen hadden ze er genoeg van. Uiteindelijk kregen ze begin jaren zeventig hun eigendomsaktes in handen, dankzij bemiddeling van de vrouw van president Echeverría.
Ik vertelde hem over mijn wandeling. Ik zei dat ik op mijn tocht diverse leiders had ontmoet. Hij luisterde vol belangstelling naar wat ik te zeggen had over de politieke situatie in de naburige steden Chimalhuacán en Ixtapaluca. We hadden het erover hoe de informele kolonisatie steeds in zijn werk gaat. De politieke leider is de bemiddelaar tussen de politici die openbare voorzieningen leveren en de kolonisten die deze voorzieningen nodig hebben. Wat de politieke leider van de kolonisten feitelijk doet, is stemmen van kolonisten ruilen voor voorzieningen. De kwaliteit van een politieke leider zit hem in hoe goed hij stemmen kan inzetten bij de onderhandelingen. Mensen of organisaties die stemmen heel effectief kunnen inzetten, zoals Antorcha Campesina, zijn ook goede onderhandelaars voor openbare voorzieningen zoals riool, bestrating en water. Hij zei dat er politieke leiders in alle soorten en maten zijn, van corrupt en autoritair tot waarlijk oprecht en betrokken.
Een andere belangrijke speler is de fraccionador. Dat is degene die het land opdeelt in percelen en deze verkoopt aan de kolonisten, die dan na jaren betalen van maandelijkse termijnen hun akte ontvangen. Soms waren deze fraccionadores partners van de betrokken politici. Het waren in ieder geval zelden de politieke leiders zelf, had de Oaxacaanse politicus vast kunnen stellen. Zo hield men de stemmen en de vastgoedtransacties relatief gescheiden van elkaar.
Een groepje mannen kwam binnen. Ze gingen op metalen klapstoelen zitten die tegen een muur waren neergezet. Ze hadden het erover hoe ze stemmen konden winnen in Los Reyes. Ze besloten uiteindelijk om in een van de buurten een altaar voor de Oaxacaanse Maagd van Juquila te bouwen. De gouverneur zou het altaar kunnen inwijden en dat zou stemmen opleveren. Grinnikend over hun eigen bedenksel vertrokken ze weer.
Zo liep de middag door met een gestage stroom bezoekers. Allerlei afgevaardigden, eigenaars van kleine bedrijfjes en mensen die hulp nodig hadden bij het regelen van hun documenten kwamen daar zitten. In de loop van een gesprek dat schijnbaar alleen maar over koetjes en kalfjes ging werden zij geholpen door de keurige oude man met zijn verweerde pokerface en wakkere donkere ogen. Hij vertelde me dat het bij de staatsverkiezingen alleen maar draaide om macht – een vuil maar noodzakelijk spelletje.
Hij begeleidde me naar buiten. Enthousiast en tevreden wreef hij in zijn handen. Dat is politiek, zei hij, en hij vertrok naar de volgende bijeenkomst.
Ik stond in het centrum van Neza, een gigantische betonnen structuur die op mijn pad lag. Ik moest eraan denken dat het ooit eens ‘Nezahual-lodo’, de stad van stof en modder, genoemd was.