Het is een lome junimiddag wanneer de eerste tekenen zich aandienen: verkopers met grote zakken martelaos -veelkleurige plastic hamers- verspreiden zich over de grote kruispunten steil bergaf de binnenstad in. Een kleine voor een euro, een grote voor tweeënhalf.
Langs de Cais da Ribeira –Porto is een trechter, bij de rivier komt alles samen- broeit het. Als was het koninginnedag installeren verkopers zich achter flessen en blikjes tussen fijngehakt ijs, achter grote vaten bier en rond roosters walmende sardinhas. Voor-al-uw-feesten-en- partijen-muziek klinkt vanuit een hammondorgeltje vanaf een bootje op de rivier Douro. Een man staat wild te dansen op de kade.
Langzaam stroomt de trechter vol. Het verkeer staat vast. Uit autoraampjes steken plastic hamers. Op alle pleinen bouwen mannen aan podia, uit geluidsboxen klinken vrolijke deuntjes. Restaurants stromen vol. Binnen is het loeiheet en staat het menu vast: caldo verde, vinho verde, sardinhas- in het Nederlands: boerenkoolmetworstsoep, jonge witte wijn, geroosterde sardientjes.
Aan lange tafels uitgelaten gezelschappen, hoe de ober strak gestreken en onbezweet blijft is een raadsel. Wachtenden zetten zich op stoelen nog voor vertrekkenden zich eruit hebben gehesen. Buiten kruipt de sardientjeslucht door straat en steeg.
Langzaam valt de avond en stijgt de stemming. De bovenstad blijft mensen de trechter induwen. Een enkeling heeft de traditionele zaadpluim van de knoflook mee: een meterslange stengel eindigend in een zachte pluizebol waarmee voorbijgangers vriendelijk over het hoofd worden gestreeld.
De rest slaat met zijn plastic martelao even lukraak als saamhorig op hoofden van tegenliggers. Verraste slachtoffers voelen zich gezegend, slaan zelf vrolijk op vreemde hoofden. De zalvende klappen komen achter ruggen, tussen drommen benen vandaan, met een hoog piepje als toegift. De nacht is vol piepjes.
Hoog in de lucht zweven onbemande luchtballonnetjes, aangedreven door kaarsjes. Tegen elf uur staan de kades langs de Douro en de steegjes erboven mudvol. Heel Porto moet nu op dezelfde vierkante kilometer staan.
Op de dubbele brug -Eiffel ontwierp hier een horizontale toren-over de Douro rennen mannetjes druk heen en weer met fakkel en mobilofoon. De eerste vuurpijl doet oohs en aahs uit een miljoen kelen opstijgen. De brug staat in vuur en vlam, vanaf pontons en roeibootjes op het water schieten vuurpijlen synchroon de lucht in.
Wanneer het weer stil is zet de massa zich in trage beweging. Golven mensen lopen tegen elkaar op en plotseling is er een reprise van het vuurwerk. Met luid geknal wordt de hemel nog minutenlang bont gekleurd. Terwijl de laatste knal wegsterft breekt Portugese house vanaf een podium aan de overkant los.
Een juichende menigte host er met geheven martelao’s omheen, voor een decor van lichtreclames van Sandeman en andere porthuizen. Aan beide oevers van de Douro hijst de menigte zich bergop naar podia en feesten elders in de stad.
Overal blijven sardientjes walmen en tappen stromen. Op straathoeken springen gestaltes over traditionele straatvuurtjes, om snel een wens te doen voordat de brandweer komt blussen. Hier en daar klapt een landerige martelao op een vermoeid hoofd. We laten ons vertellen dat de ware nachtbraker het feest voortzet op de stranden in het westen van de stad.
São João is vernoemd naar Johannes de Doper, maar de oorsprong van het feest is pre-christelijk en viert de langste dag, die zomer en oogst aankondigt. In Nederland vieren naast katholieken ook antroposofen het Sint-Jansfeest, waarbij net als in Portugal over vuren wordt gesprongen.
In de steden Porto en Braga is er in de aanloop naar de Sao Joao veel cultureels te doen, wat de steden het bezoeken meer dan waard maakt. De 24e –Sao Joao zelf– is een dag van rust en ter kerke gaan.
De 25e juni sluit de feestmaand af met veel huwelijken en een indrukwekkend lange parade door het oude centrum van Porto, waarbij de volksbuurten van Porto elkaar in kledingdracht en met volksliedjes de loef afsteken. Kijk op portoturismo.pt voor het hele maandprogramma.
Op de 24e juni is het uitrusten geblazen. Dan is het vooral goed toeven langs de stranden van Foz –in het westen van Porto- aan de Atlantische kust of de stranden van Gaia, langs de rivier de Douro. In Foz klinkt loungemuziek en is het heerlijk wegzakken in zachte luchtkussens en fatboys.
Wie van voetbal houdt kan naar het Estádio do Dragão van voormalig Europees kampioen FC Porto of naar het in rots uitgehouwen stadion van Braga.
Een bezoek aan Porto kan zonder, maar het zou een zonde zijn om vlak voor vertrek niet even een bezoek te brengen aan een van de vele Porthuizen in Gaia, de zusterstad aan de overkant van de rivier Douro.
Neem vanaf Porto de bovenbrug om aan de overkant kronkelend af te dalen naar beneden, dan zie je de stad zonder het soms overdadige toerisme van de overkant. Daarna lekker Port proeven in een van de diepe, koele, hooggewelfde Porthuizen. Vergeet niet wat flesjes mee te nemen voor de thuisblijvers.
Eten doe je in Porto goed en veel. Inwoners van Porto worden ook wel tripistas genoemd omdat ze tripas (pens) eten. Als dat een stap te ver is, doe jezelf dan tegoed aan de vele visgerechten en in elk geval aan sardinhas en polvo (inktvis). Vergeet ook de verschillende soepen niet.
Bij caldo verde zul je je afvragen of boerenkool met worst wel zo oer-Hollands is. Om het nog erger te maken: Portugezen eten ook heerlijk roggebrood.
Drinken doe je in Porto Vinho Verde, die evengoed rood als wit kan zijn. Of een glaasje Port met sterke schapenkaas uit de Serra da Estrela.
Koffiedrinken is indrukwekkend in een van de oude, statige koffiehuizen uit de koloniale tijd, met veel Brazilië aan de muur. Neem ‘Portugal, een gids voor vrienden’, door José Rentes de Carvalho mee als gids.
Alle andere maanden dan juni is Porto een stuk rustiger, maar evengoed de moeite waard. In de jaren negentig heeft de EU veel geld gepompt in de restauratie van de oude binnenstad, met Romeinse en Middeleeuwse monumenten die de werelderfgoedstatus rechtvaardigen.
Porto ontbeert misschien de flamboyante uitstraling van Lissabon en de zon van de Algarve, maar de stad heeft de toerist veel te bieden onder wat het stadsbestuur graag autenticidade noemt: mooie oude winkeltjes, prachtige steile steegjes, een magnifieke ligging aan de Douro en ’s zomers een koele zeebries.
Het achterland biedt de toerist historische stadjes aan brede rivieren, lange lege stranden en het natuurpark Serra Peneda, waar het ideaal bergwandelen is.
Porto heeft een grote haven, redelijk veel industrie en telt anderhalfmiljoen inwoners. Ter gelegenheid van het Europees kampioenschap voetbal in 2004 kreeg Porto nog een grote opknapbeurt, inclusief een spiksplinternieuwe metrolijn, die inmiddels reikt tot de splinternieuwe luchthaven.
De Portugese zomer staat bol van religieuze feesten. Elk dorp zijn eigen feest, op de naamdag van zijn eigen heilige, met processies die plots voor je opdoemen, veel eten en opgewonden geknal. Kuststeden en dorpen vieren Sao Pedro en Sao Bartolomeu. Lissabon viert Sao Antonio, Porto en Braga vieren São João, een feest van vruchtbaarheid en saamhorigheid.
Porto is niet duur. Een hotel kost rond de €50, koffie €1, eten kun je van €5 tot €20. Het openbaar vervoer is heel aardig geregeld in Porto, met bussen, treinen en een metronet Een ov-kaart voor drie dagen kost €15 en is bruikbaar tot diep in de buitensteden. Een auto huren kan vanaf ca. €25 per dag.
De stranden ten noorden van Porto, richting Villa zijn prachtig , net zoals het binnenland met steden als Braga en Ponte de Lima. Anderhalfuur gaans naar het Noordoosten ligt het Parque Nacional Peneda Geres, een waar wandelparadijs.
Artikel verscheen eerder ook in Volkskrant/de Verleiding