Zij kwam tot ontdekking dat een terugkeer naar het voormalige oorlogsgebied een heilzame uitwerking kan hebben op het verwerken van hun ervaringen, die psychische schade heeft achtergelaten. Een reis terug naar het verleden kan naar haar mening hun beeld over hun uitzending bijstellen en ervaringen in perspectief zetten.
Siri Driessen promoveert vrijdag 11 december aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op haar proefschrift ‘Touching war. An ethnographic analysis of war tourism in Europe’.
De promovenda erkent dat ‘oorlog’ en ‘toerisme’ moeilijk met elkaar zijn te verenigen. Ondanks de spanning in dit begrip neemt volgens haar het aantal oorlogstoeristen jaarlijks toe. Het gaat om mensen die om verschillende redenen plaatsen bezoeken die onderdeel hebben uitgemaakt van twintigeeuwse conflicten.
Siri Driessen richtte haar onderzoek op vier groepen bezoekers: Nederlandse militairen die op slagveldtour gaan, Bosniëveteranen die een terugkeerreis ondernemen, Europese jongeren die in hun vakantie vrijwilligerswerk doen op voormalige oorlogslocaties en deelnemers aan de jaarlijkse vredemars naar Srebrenica.
Gaat het hier in eerste instantie niet echt om ‘toeristen’ dan vertoont het gedrag wel toeristische kenmerken als er sprake is van ‘sightseeing’ of te verblijven op een camping. Het oorlogstoerisme zoals dat vandaag de dag wordt beleefd voorziet volgens Driessen in een behoefte om op een intieme, emotionele en betekenisvolle manier in contact te komen met het verleden.
‘Oorlogstoeristen willen bijvoorbeeld op een andere manier over de geschiedenis leren of emotioneel geraakt worden. Ze geven aan dat door naar een plek af te reizen, je perspectief op de geschiedenis verandert en de geschiedenis persoonlijker wordt. Soms kan ook plichtsbesef meespelen of het gevoel dat je ‘iets moet’ met de geschiedenis.’ Aldus Driessen.
De terugkeer van Bosniëveteranen naar hun uitzendgebied in voormalig Joegoslavië is geen nieuw fenomeen. Dit voltrok zich ook al na de Eerste Wereldoorlog. Opvallend is echter wel dat veteranen teruggaan naar een uitzendgebied, waar de Verenigde Naties en het Nederlandse leger een genocide niet hebben kunnen voorkomen.
Wat brengt deze veteranen ertoe terug te gaan naar Bosnië?
Driessen stelt vast dat de negatieve beeldvorming over de Nederlandse Bosniëmissie ervoor zorgt, dat veteranen moeite hebben met het vertellen over hun oorlogservaringen, ook aan hun directe familie en vrienden. Door terug te keren naar voormalig Joegoslavië kan het hen juist helpen om zich los te maken van de bestaande negatieve beeldvorming. Dat geldt ook voor veteranen, die nooit in Srebrenica zijn geweest. De negatieve beeldvorming heeft volgens de promovenda ook op hun impact gehad. De confrontatie kan ervoor zorgen dat bepaalde herinneringen makkelijker opgeroepen kunnen worden.
‘Ze zien de reis als een mogelijkheid om ervaringen te verwerken of als laatste stap in een behandeltraject”, vertelt Driessen. “Sommige veteranen hebben een schuldgevoel naar de bevolking toe en zijn vooraf bang voor hun oordeel. Tijdens hun reis worden ze vaak verrast door de relatief milde houding, waarmee ze ontvangen worden. Het gesprek aangaan met de lokale bevolking kan daarbij helpen hun ervaringen in perspectief te stellen.’
Driessen stelt tot slot dat een terugkeerreis – mits goed voorbereid en begeleid – dus een rol zou kunnen spelen bij het verwerken van traumatische oorlogsherinneringen, naast bestaande behandelmethode. Volgens haar is er meer onderzoek nodig om dat vast te stellen.