Radiopionier Peter Flik liet Hilversum zwijgen

Peter Flik (85) verkende met eigenzinnige programma's de grenzen van de radio. De winnaar van de Zilveren Reissmicrofoon is kritisch over de creatieve armoede in Hilversum. "Dat lult elkaar maar na…"

Op een zomerse dag zit hij in een tuin vol bloemen, met zijn grote liefde Edith naast zich en op tafel een culinair hoogtepunt als knoflookkip of zeepaling. Hij heeft alles wat hij zich kan wensen, en toch is het vanuit Nederland een veelgehoorde vraag: Wat doe je in Hongarije? ‘Ja, de politiek… De ontslagen en vervolgde journalisten. De breidel. Ik snap het. Tien miljoen Hongaren zien alleen wat de regering ze wil laten zien. De censuur in dit land is iets verschrikkelijks… Maar… het is zo… Het is zo…’

Hij is te oud om de wereld te verbeteren. Hopen dat de persvrijheid terugkeert: meer kan Peter Flik niet doen. Mocht dat tegenvallen, dan zal dat geen reden zijn om naar Nederland terug te keren. Flik voelt zich thuis op het Hongaarse platteland, omringd door warme vriendschappen, een stuk bos dat hij aan de reeën en de dassen gunt, en de berg erachter, die rommelt en de grond doet trillen, soms zo hevig dat er scheuren springen in de vloer van zijn woning.

Vlakbij ligt Vásárosbéc, een dorp van tweehonderd inwoners, dat Geert Mak in 2004 beschreef in zijn boek ‘’In Europa’’. Hier reden boeren met paarden en wagens, je zag er vele krotten, soms bedelende zigeuners. En dat allemaal in de onafgebroken stilte van de armoede.

Bijna twintig jaar later is er weinig veranderd. Tachtig procent van de bewoners ontvangt een uitkering. Er is geen werk, niet op het platteland en niet in de stad. En dus gaan de mensen door met het leven zoals ze dat gewend zijn.  ‘De vrouwen slachten de kippen en maken het huis schoon’, zegt Flik. ‘De mannen zitten aan de sterke drank, meer dan goed voor ze is…’

De gemiddelde Hongaar begrijpt weinig van het kapitalisme

Dat Hongarije in 2004 tot de Europese Unie toetrad, heeft de plaatselijke bevolking nauwelijks geholpen. Veel subsidies voor Hongarije zijn naar zinloze projecten gegaan: een glasvezelnet waarop niemand is aangesloten, busjes van 80.000 euro voor een vervoersdienst die niet nodig is, een extra schoolingang die ongebruikt blijft. Alsof de EU geld uit een helikopter strooide: zo zag en voelde de bevolking het. ‘De gemiddelde Hongaar begrijpt weinig van het kapitalisme. Dat je mensen moet prikkelen om ze iets te laten kopen. Ik kwam een man tegen die een café met een terras was begonnen. Op dat terras stonden geen stoelen, dus ik zei: “Die moet je buiten zetten om klanten te trekken.” Hij wilde daar pas mee beginnen als het café vol zat. Goed… een jaar later was hij failliet.’

Ooit zal het anders moeten in Hongarije, met het onderwijs, de manier van denken, een regering die meer waarde hecht aan de beginselen van de democratie. In de tussentijd doet Flik wat hij kan. Hij is menselijk tegenover de zwaar gediscrimineerde zigeuners en biedt dorpelingen een helpende hand, bijvoorbeeld door ze naar het ziekenhuis te brengen of ze te betalen voor klusjes. Toch… Bekruipt hem nooit een schuldgevoel? Dat van de Westerling die een luxe leven leidt? Hij denkt lang na. ‘Ik zie het zo: het verschil tussen rijk en arm is van alle tijden. Als ik hier met Edith niet naartoe was gekomen, hadden mensen het ook slecht. En ja, op het eerste gezicht hebben ze het minder dan wij. Veel minder. Maar…  bij elk huis ligt een lapje grond om iets te verbouwen. Je hebt hier prachtige natuur, schone lucht, stilte. Als ik dat vergelijk met mijn oudste zoon… Die woont in Hoofddorp met zijn vrouw. Ze hebben geen natuur, maar Schiphol. Het is er lawaaiig, het stinkt er vaak en de tuin heeft de afmeting van een flinke postzegel. Dus ja… wat is armoede?’

 

In het dorpje Vásárosbéc zijn dankzij Europees geld zes nieuwe bankjes neergezet. Er zit nooit iemand. (Foto Peter Flik, 2020)

Nederland. Het is langzaam uit zijn geheugen verdwenen. Ook omdat het hem allemaal niet meer zo interesseert. Zelfs Hilversum en de VPRO niet, waar vroeger zijn bestaan om draaide. ‘Ik heb de Nederlandse radio nooit meer aan, moet ik je bekennen. Radio 1… al dat geklets… Het is verschrikkelijk. Net als Radio 3… Hilversum III, ja. Met Han Reiziger heb ik bedacht dat het een popzender moest worden, maar die is al net zo erg, met al die ‘sidekicks’ en hun flauwe grappen. Waarom moet er altijd maar ‘leuk’ worden gedaan op de radio? Waarom? Er zijn ook te veel zenders. Zes geloof ik. Of zeven. Ik weet het niet eens meer. Het is in elk geval steeds meer van hetzelfde.’

Een van de weinige stations waar Flik graag naar luistert is Venice Classic Radio. Klassieke muziek en een man of een vrouw die elk half uur slechts een paar woorden spreekt: ‘Venice Classic, live radio from Italy’. Geen nieuwsbulletin, geen filemeldingen: het is van een stilte en eenvoud die in Hilversum niet meer bestaan, zelf niet bij radio 4.

Flik zucht. ‘Kijk… Ik wil niet beweren dat er helemaal niets goed is aan de Nederlandse radio, maar het is zo weinig. Ik zou het graag anders zien. Intelligenter vooral. Er bestaat een grote groep mensen die houdt van dingen die de moeite waard zijn, die moeilijk zijn te begrijpen, waarvan je de nuances moet leren kennen. Die kwaliteiten mis ik heel erg. Een uitweg is de podcast. Dat is me aanbevolen, daar schijnt soms wat tussen te zitten. Nou ok… doe dat dan maar…’

In 1991 won Flik de Zilveren Reissmicrofoon voor zijn gehele oeuvre. Hij zei toen al dat radio maken hem deed denken aan ‘postkantorenwerk’. Volgens vriend en collega Ronald van den Boogaard, destijds eindredacteur van Het Gebouw, is het de schuld van de zenderbazen. Na 1990 kwam er nieuw beleid. Omroepen moesten steeds meer op elkaar lijken, met dezelfde programma’s en dezelfde stemmen. ‘Marktaandelen en luistercijfers werden belangrijk. Dat ging allemaal ten koste van de creativiteit. Voor Flik kwam er een einde aan een jarenlange vrijheid en hij heeft die vrijheid nodig om mooie dingen te kunnen maken.’ Zoals veel collega’s uit die tijd, vertrok Flik. In stilte. Hij ging met zijn vrouw Edith op reis en keerde niet meer terug.

De ironie is dat de carrière van Flik in Hilversum eindigde in net zo’n fantasieloos milieu als waarin hij opgroeide. Hij kijkt niet graag terug op die jeugdjaren in Den Bosch. Zijn vader werkte bij een kredietbank en stond aan het hoofd van een gewoon middenstandsgezin. ‘En gewoon, dat vind ik het meest vreselijke dat er is’, zegt Flik. ‘Als je haar maar goed zit, dat soort werk.’

Televisie beperkt zich door wat je ziet, radio maakt beelden in je hoofd

Zijn vader las zelden iets. Hij vond boeken verzinsels. Zijn ouders hielden niet van muziek en luisterden nauwelijks naar de radio. Boven, in een kamertje, liet Peter zijn fantasie de vrije loop: hij tekende een raam op de muur en droomde van een ver uitzicht. Hij koesterde zijn kristalontvanger, met honderden meters aan uitgespannen koperdraad, waarvan hij niet wist dat je het ook om een klosje kan winden. ‘Op de radio hoorde ik pratende mannetjes, Russische marsmuziek, fluittonen van over de hele wereld. Hoe minder ik ervan verstond, hoe mooier. Televisie beperkt zich door wat je voorgeschoteld krijgt, waarnaar je móét kijken. Radio maakt beelden in je hoofd. Je hoort iets en er ontstaat er een film, een landschap, een gevoel. Daarom is radio fascinerender dan televisie.’

Hij doorliep de middelbare school, waar weinig opvallends gebeurde. Zijn leraren leken geobsedeerd door goede cijfers. Een uitzondering was Krijn Strijd, godsdienstleraar en pacifistisch dominee. Hij vertelde over Martin Luther King, over Gandhi, over het nut van geweldloosheid. Maar het gebeurde ’s ochtends om half acht en leerlingen deden zelden hun best om op tijd te komen. ‘Op een dag zei Strijd: “Elke keer dat iemand een kwartier te laat komt, kom ik een kwartier eerder”. Dat was zijn pacifistische aanpak. Nou, ik vond het raar, om pacifisme op die manier uit te leggen. Bizar eigenlijk. Kijk, pacifisme is mooi en je moet ernaar streven, maar het kan niet altijd. Kijk naar de oorlog in Oekraïne.’  Niettemin, een vleugje van Strijd is hem altijd bijgebleven. ‘Ja, hij heeft me enigszins geïnspireerd, vooral omdat hij anders was. Dankzij hem leerde ik het pacifisme kennen.’

In 1963 solliciteerde Flik bij de Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep: dominee Van Houten zocht een radiomaker voor een kinderprogramma. Flik was 26 jaar en op dat moment onderwijzer in Utrecht. Dat de V.P.R.O. hem in dienst nam, in hem geloofde, voelde ergens verbazingwekkend. Flik kan geen piano of viool spelen, geen nieuws lezen en hij was onzeker. ‘Maar ze vonden mijn stem mooi. En ze merkten dat ik veel fantasie had. Dat heeft me gered, denk ik.’

Hij werd samensteller en regisseur van ‘Op het vinketouw’, een radioprogramma voor de jeugd dat in alles anders moest zijn dan ‘het zondagsschool-halfuurtje’ waar de V.P.R.O. net afscheid van had genomen. Flik ging op reportage in Artis, maakte een serie over speeldozen en nodigde kinderkoren uit in de studio.

Hij moest wennen aan de cultuur bij de Vrijzinnige Protestantse Radio Omroep, waar dominees de dienst uitmaakten. Hoe religieus was het er eigenlijk? ‘Nou, ik wil het niet protestant noemen, eerder vrijzinnig. Ik was gedoopt in de Nederlands Hervormde Kerk, maar deed er verder niets mee, en dat vonden die dominees wel best. Twijfel… dat is het woord dat toen bij de V.P.R.O. hoorde. En daar kwam veel gelul bij kijken, hoor. Sjonge, jonge.’

Toch was Flik dolblij dat hij in Hilversum werkte. Vooral in de jaren zestig, toen de V.P.R.O. afscheid nam van religieuze waarden en zich steeds meer spiegelde aan de jonge linkse generatie. De punten in de afgekorte omroepnaam verdwenen. Bij de vernieuwde VPRO kregen radiomakers een ongekende vrijheid, zoals in het jongerenprogramma Hee, met Flik als een van de makers. In 1969 bedachten ze een hoorspel voor een jongerenopstand in Amsterdam. ‘Journalist’ Jan Konijnenbroek deed verslag van de ‘bestorming’ van het Huis van Bewaring en ‘vechtpartijen met de politie’. Het gebruik van oude archiefopnamen – zoals een ‘interview’ met een verontruste burgemeester Ivo Samkalden – maakte het levensecht. Honderden bezorgde luisteraars belden de politie en 350 boze VPRO-leden zegden hun lidmaatschap op. Volgens Wim Noordhoek, een van de andere makers, had de uitzending aangetoond ‘dat mensen blindelings geloven in wat je zegt’, maar Flik ontkent dat het programma was gebaseerd op een duidelijk idee of op The War of the Worlds van Orson Welles. ‘We bedachten zomaar iets.’

 

Het Vrije Volk van 15 maart 1969.

In de jaren zeventig en tachtig zouden vele programma’s volgen waarbij spontaniteit en toeval een rol speelden. Met Cor Galis liet Flik zich in een bakje omhoog takelen om flatbewoners te interviewen en zo ‘de mens in de opbergdoos te ontdekken’. Hij maakte een reportage op een willekeurige stationsrestauratie of becommentarieerde een file. ‘Kijk, meestal is het in de journalistiek zo: er gebeurt iets en dan ga je erheen. Maar dan ben je te laat. Ik moest niets hebben van de actualiteit. Ik ging gewoon ergens naartoe en als ik er was, dan gebeurde er van alles en nog wat. Daar deed ik dan verslag van, en dat is een van de essenties van mijn werk.’

Van den Boogaard herinnert zich de eerste ontmoeting met Flik, in de jaren zeventig, en herkende al snel het eigenzinnige karakter van de radiomaker. ‘Peter vertelde dat hij weinig ophad met de  journalistieke etiquette. Toen we later samenwerkten bleek dat ook wel. Een telefoontje vanuit de studio met iemand van de vakbond, daar had hij niks mee. ‘De meneer hangt’, zei hij wat laatdunkend. Een gesprekje met iemand, dat is niet spannend, niet interessant. Zijn idee van radio is: je moet vormen bedenken, verrassende verbindingen leggen, emoties oproepen, een beetje gek doen. Hij wilde mensen boeien en of het inhoudelijk sterk was, deed er minder toe.’

Er kwam ook moed bij kijken om dingen anders aan te pakken. Het meest gewaagde experiment was wellicht in 1975, toen een uitzending opnieuw de kranten haalde. Flik vond in Maastricht een man met ‘de saaiste stem van Nederland’. ‘We haalden hem naar Hilversum. Ik zocht in een bibliotheek het eentonigste boek dat ik kon vinden: “Bomen planten in Assen” of zoiets, uit 1926. Goed, we begonnen de live-uitzending. De man met de saaie stem las voor uit het boek. Laten we zeggen twintig minuten. Aan het einde draaiden we zijn stem weg. Langzaam. Tot nul. De radiostilte begon. Ik had opnameapparatuur laten installeren op verschillende plekken, zoals in een telefooncentrale en in controleruimtes. Na ongeveer een half uur zonden we uit wat daar gebeurde. We hoorden geschreeuw, verontruste luisteraars belden op. Er werd gedacht aan het uitbreken van de Derde Wereldoorlog, aan desastreuze aanslagen. Kortom, er heerste totale verwarring. Omdat die stilte er nooit was.’

Zijn afwijkende manier van werken maakte Flik ook als schrijver interessant. Voor de VPRO-gids ging hij op pad achter het IJzeren Gordijn, waar hij vooral schreef over toevallige ontmoetingen. Dat hij uren moest wachten bij grensovergangen, met vijandige soldaten en hun bureaucratie, nam hij op de koop toe. ‘Ik zag het als een soort absurd toneel. Hoe lang het ook duurde: ergens genoot ik er wel van.’ Als verdwaalde Westerling was Flik zelf ook een bijzonderheid voor Oost-Duitsers of Albaniërs. Hij leek een uitdaging om van de vrijheid te proeven, om simpelweg anders te zijn dan anderen. Soms vroegen Nederlanders op ietwat moralistische toon wat Flik nu eigenlijk deed in landen met dictatoriale regimes. Telkens kregen ze hetzelfde antwoord: ‘Er bestaan altijd meerdere werkelijkheden naast elkaar. Die van het regime en die van gewone mensen, zoals jij en ik, die hun eigen leven leiden. Dus waarom zou ik die mensen niet mogen bezoeken?’

Over mijn verleden had ik op de radio nooit iets verteld

Soms nam Flik iemand mee op reportage. In 1986 reisde hij met onderwijzer Otto Zeegers naar Theresienstadt, dat de nazi’s in de oorlog hadden omgebouwd tot concentratiekamp. Op deze gitzwarte plek in Tsjecho-Slowakije hoopte Otto zijn verleden te verwerken.  Hij had als kind bij de Hitlerjugend gediend en zag in Duitsland de jodentransporten. Op een dag stond er een trein stil, met hongerige en dorstige joodse gevangenen. Otto had kunnen helpen, maar hij weigerde om brood en drinken te brengen: een beslissing die hem de rest van zijn leven zou achtervolgen. In Theresienstadt werd het de onderwijzer te veel. ‘Hij lag huilend op de grond. De bandrecorder liep nog. Ik moest wat zeggen… En dus zei ik dit: “Ik voel met je mee Otto, mijn vader was vroeger bij de NSB”. Ja, ik sprak die zin uit, voor het eerst, want over mijn verleden had ik op de radio nooit iets verteld.’

De familie van Flik hoorde de uitzending, en sprak twee jaar niet met hem. Over het verleden behoor je te zwijgen, was het idee, zoals er in het gezin van Flik altijd werd gezwegen. ‘Die stilte is iets verschrikkelijks’, zegt Flik. ‘Ook omdat je veel dingen niet begrijpt. Dat andere kinderen niet met je willen spelen, bijvoorbeeld.’ Pas later ontdekte hij dat zijn vader bij de NSB had gezeten, dat zijn vader was veroordeeld, dat zijn vader in de gevangenis had gezeten. En er was meer: Flik bleek een broer te hebben die bij de Waffen SS diende, die ook de gevangenis in moest. ‘In 1944 stond hij opeens aan mijn bed. Vanuit het niets. Ik wist niet eens dat ik een broer had…’

Flik werd gekweld door gedachten over wat er was gebeurd. Zijn vader was in de oorlog bevriend met de hoofdcommissaris van politie in Groningen, die de joden liet wegvoeren. Had hij daarin een rol gespeeld? ‘Ik wilde het weten, maar ben er nooit achteraan gegaan, ook uit angst dat het waar zou zijn.’

Op de middelbare school keerde het verleden elk jaar terug, steevast in mei, bij de geschiedenislessen. ‘Het ging altijd over goed en fout. Ik zag als een berg tegen die lessen op. Ik moest telkens aan mijn vader denken. Ik wilde van hem houden, maar gevoelsmatig lukt dat niet en dan zit je in een spagaat.’ Tegen het einde van de middelbare school kon hij er beter mee omgaan, leerde hij het weg te stoppen. ‘Maar na die reis met Otto kwam het even hard terug.’

Flik voelde zich slecht. Naast de pijn over het verleden, ervoer hij jarenlang een ongezonde angst voor de dood. Hij riep de hulp in van psychiater Just Bendien, een man wars van wilde therapieën, iemand die de voorkeur gaf aan het diepgaande gesprek, aan het aanvaarden van moeilijke gedachten. Het klikte meteen. ‘Zijn stem beviel me en hij had een vriendelijk en innemend gezicht. Bendien woonde in de Betuwe, daar zaten we in een kamer met uitzicht op de Waal. Goed, ik begon te praten. Op de achtergrond voeren de schepen langzaam voorbij. Op het ritme van die schepen paste ik mijn tempo van spreken aan. Als er geen schepen waren zei ik niets, en dat vond hij geen enkel probleem.’

Na enkele weken gebeurde er iets, Flik voelde de botten in zijn benen tintelen. Bendien herkende het als een lichamelijke reactie op een geestelijk proces: een teken dat de behandeling aansloeg. ‘Uiteindelijk kon ik zonder bezwaard gemoed over het verleden praten, kon ik erover schrijven. Nu kan ik zeggen: “er was’’.’ Flik raakte zijn angst voor de dood voor een deel kwijt doordat Bendien zichzelf als uitgangspunt nam. De psychiater bleek ernstig ziek en had slechts kort te leven. ‘Hij zei: “Ik heb geen idee wat er na de dood gebeurt. Als er iets is, dan vind ik dat bijzonder interessant en als er niets is, dan weet ik er niks meer van.” Een jaar later stond ik aan zijn graf. Je snapt, dat maakte enorme indruk op me: dat iemand aan het einde van zijn leven zo zijn gedachten deelt. Om mij te kunnen helpen, om mij gerust te stellen.’

De moeilijke periode heeft het werk van Flik nooit negatief beïnvloed. In Hilversum vond hij juist balans, kon hij zijn creativiteit kwijt. In 1984 verkreeg de VPRO de B-status en kwam er op radio 5 meer zendtijd bij. De vrijdag moest gevuld en dus was het tijd voor nieuwe ideeën, nieuwe uitdagingen. ‘Chef Jan Haasbroek belde me op. Hij vroeg me of ik naar de ‘s-Gravelandseweg in Hilversum wilde komen. Hij zei: “Zie je dat gebouw aan de overkant?  Daar trekken we met de radio in, verzin jij maar een formule voor een mooi programma.” Nou, de titel zat meteen in mijn hoofd. HET GEBOUW. Voluit, zoals dat vaak met gebouwen gaat. Met een receptie die doorverwees naar de afdelingen Binnenland, Buitenland, Ondervragingen, Muziek, noem maar op.’

 

Het Gebouw: in elke kamer een microfoon. (Foto VPRO)

In alle kamers, tot en met de bezemkast toe, liet Flik microfoons plaatsen. Vervolgens was het een kwestie van de juiste mensen zoeken. Voor de receptie polste hij Harmke Pijpers. ‘Ze is rap van tong, maar heel beleefd, iemand die onderwerpen goed aan elkaar kan praten.’ Arie Kleijwegt kwam erbij vanwege zijn stem. Het publiek kende hem als verslaggever van Achter het Nieuws. ‘Als Arie iets zei, klonk dat heel geloofwaardig. Daar maakt ik vaak gebruik van, als ik onzinteksten voor hem schreef, zoals: “Het is bijna negen uur, tijd om te neuken”. Dat gaf een grappig effect.’

Met persoonlijkheden als Cor Galis, John Jansen van Galen, Henk van Hoorn en honderden anderen journalisten en columnisten kreeg Het Gebouw de status van een journalistiek bolwerk. Het werd later uitgeroepen tot een van de beste radioprogramma’s van de 20ste eeuw. Alles kon, niets moest, dat was de kern. ‘We improviseerden veel, maakten veel fouten, maar verloren de diepgang nooit uit het oog. Kijk… het is niet moeilijk om in twee minuten iets af te kraken, maar om er een half uur over te praten en het van alle kanten te belichten, dat is de kunst.’

Iedereen lult elkaar maar na

In de jaren negentig werd het lastiger om het programma overeind te houden. De omroepen besloten meer samen te werken, en in die ‘gezamenlijkheid’ ging de VPRO mee. In Het Gebouw waren voortaan ook filemeldingen te horen. Voor sport moest alles wijken, tot grote ergernis van de programmamakers.

Flik werd het zo zat, dat hij een protest schreef, uitgesproken door Arie Kleijwegt, die ondertussen servies kapot smeet. ‘Ach, dat heeft toch allemaal geen zin meer! Hier een beetje omroepen wat de VPRO nog van plan is, terwijl de hele radio naar de klote wordt geholpen door de Lex Hardings, de Haasbroeken, de Marcellen van Dams (…) Dat lult allemaal maar door! Dat er (…) op die radio in de toekomst alleen nog lichte informatie en ‘middle of the road’ muziek mag worden uitgezonden. Dat er een verbod komt om dingen uit te zenden die ergens over gaan of te lang zijn. (…) Het is gewoon gelul wat er uit die zwetende luchtzwatels en klerelijers tevoorschijn komt!’

Chef Jan Haasbroek, die op gespannen voet stond met Kleijwegt, was niet blij met de tirade, en liet weten dat het niet zijn mening was. Voor sommige mensen klonk het inderdaad schofferend, erkent Flik. ‘Maar de maat was vol. We begrepen heel goed dat er iets moest veranderen met al die omroepverenigingen, met al die papierwinkels… Maar wij zagen meer in één Nationale Omroep, betaald vanuit kijk- en luistergeld, zodat je kunt doen wat je wilt doen en niet vastzit aan reclame-inkomsten. Want daar begint alle ellende…’ Bedrijven betalen alleen voor reclame als programma’s succesvol zijn. Alles draait om luistercijfers en marktaandelen. ‘Programma’s gaan op elkaar lijken, en iedereen.. echt iedereen lult elkaar maar na.’

Uiteindelijk kwam er geen Nationale Omroep, werd het kijk- en luistergeld afgeschaft en viel de strijd tegen ‘de gezamenlijkheid’ niet te winnen. In 1994 kwam er een einde aan Het Gebouw. Jan Haasbroek had er genoeg van om de verstoringen van het programma goed te praten. ‘En achteraf gezien, denk ik, dat de tijd voor programma’s zoals Het Gebouw gewoon op was’, zegt Flik. ‘Zo eerlijk moet je zijn.’

Flik is nu  85 jaar. Met radio doet hij niets meer, maar hij voelt zich nog wel een schrijvende journalist. Voor de website van vriend en collega Ronald van den Boogaard typt hij stukjes die hij Photosopieën noemt, overdenkingen bij foto’s en beelden. Soms verbaast hij zich over Hilversum, over algoritmes en nieuwe digitale technieken. Radio maken lijkt wel een oud ambacht. Aan de andere kant: de VPRO zet vol in op de podcast, waar Flik juist veel van verwacht. ‘Ik zou zeggen: stop met de nieuwsbulletins, stop met de filemeldingen, stop met het weerbericht en maak op de radio overal een podcast van. Dan zijn we ook meteen af van de vaste programmering. Waarom zou je alleen op een vast tijdstip naar een programma mogen luisteren? Waarom? Ik heb dat altijd al vreemd gevonden.’

Hij klinkt opeens bevlogen. ‘Ik had ooit een plan om Het Gebouw te vervangen. Namelijk om midden in de grote stad, het maakt niet uit waar, een winkel te beginnen waar radiotoestellen worden verkocht. Dat zouden oude radio’s kunnen zijn, maar ook internetradio’s. Achter in het gebouw zou een studio komen waar podcasts worden gemaakt. Door mensen die heel goed kunnen vertellen of die prachtige muziek uitzoeken. De VPRO bestiert deze commerciële onderneming en trekt zich terug uit de omroepwereld. De afkorting van de omroepnaam kan blijven, maar staat dan voor Vrij Postige Radio Onderneming. Er hoeven geen leden te zijn, er is aan zendtijd geen gebrek en als het slim wordt georganiseerd is er ook aan geld geen gebrek.’

‘(…) Goed, het plan is opgeschreven en ingediend, maar het is nooit doorgegaan. Omdat de tijd er niet rijp voor was, denk ik. Maar wie weet, kan het nu wel. Ik bedoel… een radiowinkel, de Vrij Postige Radio Omroep. Het is toch een prachtidee?’

***

Ronald van den Boogaard en Peter Flik. (Foto Hans Molenkamp, www.ronaldvandenboogaard.nl)

Met dank aan het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam dat de (uitgelichte) foto van Peter Flik, gemaakt door Eddy de Jongh in 1973, beschikbaar stelde. Ook ben ik Ronald van den Boogaard erkentelijk voor aanvullende informatie, met name van zijn website Ronaldvandenboogaard.nl

Mijn gekozen waardering € -