Rafael van der Vaart: ‘Als de beer los gaat, dan gaat ie ook goed los

Rafael van der Vaart (32) speelt, ijs en weder dienende, de komende drie jaar met Betis Sevilla in de Spaanse Primera Division. Exclusief voor verslaggever Mark van den Heuvel opende Van der Vaart de deuren in Andalusië en sprak openhartig over zijn transfer naar Betis. “Zo lang ik voor Damián de beste voetballer ter wereld ben, maak de rest me niet uit."

Het voelt alsof we middenin een spionageroman zitten. Als we het luxehotel vlak naast het stadion van Betis Sevilla uitlopen trekt Rafael van der Vaart het honkbalpetje dieper over zijn voorhoofd en zegt: ‘doorlopen, niet kijken… Paparazzi!’

Ik kijk natuurlijk meteen om me heen en zie niks. Ik kijk nog een keer, verder de diepte in en verdomd als het niet waar is, in de verte zie ik iemand sluipen met een enorme telelens. Een man van middelbare leeftijd, als ik me niet vergis, met lang, grijs haar.

Van der Vaart heeft er inmiddels een speciaal oog voor ontwikkeld, zegt hij. In Duitsland was het op een gegeven moment schering en inslag. Daar lagen ze letterlijk bij hem in de achtertuin en is hij wel eens naar de politie gegaan met de vraag wat hij tegen die ‘indringers’ kon doen.  Het antwoord luidde dat hij voortaan ongehinderd door rode stoplichten mocht rijden, bekeuringen zouden vervolgens automatisch vernietigd worden.

Maar ja, is dat wat je wilt, als je je zoontje naar zijn voetbaltraining brengt? Het ene na het andere rode stoplicht negeren? Dat brengt toch ook een  zeker risico met zich mee…

Even later, tijdens een fotosessie voor het schitterende afbraakstadion van Betis Sevilla, duikt dezelfde paparazzi-fotograaf weer op. Hij houdt zich bezig met het fotograferen van onze fotosessie, aan de overkant van de straat. Pas als een stadsbus minutenlang achter hem staat te claxonneren, rijdt hij tergend langzaam door. Iets zegt me, dat hij niet de foto heeft gemaakt waarop hij had gehoopt…

Nee, Rafael van der Vaart heeft geen enkele behoefte om verder uit te wijden over de besognes in zijn privé-leven. Dat heeft hij eigenlijk nog nooit gedaan. Straks, na zijn actieve carrière, over zes, zeven, misschien wel acht jaar – want zo lang wil Van der Vaart nog doorgaan met voetballen – komt er misschien wel een boek. Maar nu houdt hij zijn lippen op elkaar. “Ik heb in het openbaar nog nooit iets gezegd over mijn privéleven en ga dat nu ook niet doen.”

Ja, hij woont weer alleen. Zonder vrouw. Kunnen we het nu weer over voetballen hebben?

Mannenhuishouding

In een luxueuze buitenwijk van Sevilla vallen we binnen in een typische mannenhuishouding. Broer Fernando van der Vaart is aanwezig, tijdelijk aangesteld als personal assistent van Rafael. Zoon Damián viert drie weken vakantie in Spanje en ook de vaste, Nederlandse fysiotherapeut is naar Andalusië gevlogen om Van der Vaart dagelijks te behandelen aan zijn gekwetste enkel. Tussen de sessies op de massagetafel door wordt er gezwommen, gevoetbald op het gazon, kip gegeten en jeu de boules gespeeld. Uit een klein speakerboxje klinkt, de hele middag, Andre Hazes. Waar de reis ook naartoe ging, Amsterdam, Hamburg, Madrid, Londen of Sevilla, de muziekkeuze van Rafael van der Vaart is altijd hetzelfde gebleven. Zo nu en dan voorzien van een vleugje Froger.

“Het is een prettige bijkomstigheid dat mijn familie in Chiclana de la Frontera woont,” zegt Van Der Vaart. “Dat is iets meer dan een uur rijden met de auto. Mijn grootouders leven allebei nog en verder wonen er nog twee ooms en een neef van mij in Chiclana. Maar dat is natuurlijk niet de hoofdreden geweest waarom ik voor Betis Sevilla heb gekozen. Dat is toch echt het sportieve vooruitzicht geweest. Ik ben gekomen om er sportief op voor uit te gaan. Om een nieuw voetbalavontuur aan te gaan, niet omdat mijn familie om de hoek woont. Natuurlijk was het een droom van mijn opa en oma dat ik in de buurt speel en dat ze thuiswedstrijden kunnen bezoeken. Je speelt hier ook op lekkere tijden, half elf ’s avonds en zo… Dus dat gaat dan door tot na middernacht. En dan moet je daarna nog eten… Half elf is wel heel laat…”

Primera Division

De keuze voor Betis Sevilla was ook een keuze voor de Spaanse Primera Division, al vindt Van der Vaart het moeilijk om vergelijkingen te trekken met de Engelse en Duitse competitie. “Je kiest wat het beste bij je past. Maar je kan geen competities met elkaar vergelijken, net zo goed als je geen spelers met elkaar kan vergelijken. Het is maar net waar je voorkeur ligt. Nou, ik heb zowel in de Duitse, de Spaanse als de Engelse competitie gespeeld en ik vond ze alle drie even mooi. Vergelijken slaat nergens op. Al die mensen die Messi de hele tijd vergelijken met Cristiano Ronaldo, hou toch op!”

“Toen ik mijn opa voor de eerste keer belde om te vertellen dat ik naar Betis Sevilla zou gaan verstond hij me eerst niet. Hij is namelijk een beetje doof. Maar daarna waren ze alleen maar heel blij. Dat ze dit nog mogen meemaken, zeggen ze de hele tijd. Ze zien het echt als een cadeautje in de winter van hun leven. Als ik af en toe op en neer rij naar Chiclana de la Frontera, krijg ik een lunch voorgeschoteld waar ik dagen van op dieet kan…

“Als ik aan Andalusië denk, denk ik vooral aan zonovergoten zomervakanties. Andalusië is echt een heel ander stuk Spanje, de mensen zijn veel warmer en opener  dan in het noorden bijvoorbeeld. Iedereen houdt van kinderen, van flaneren ook. Alles kan en alles mag, zo heb ik het tenminste altijd ervaren. Het leven speelt zich vooral buiten af. Als ik op bezoek ben bij mij opa en oma, zitten we ’s avonds altijd lekker op de stoep, kip te eten. Een drankje erbij, gitaar te spelen, dat is toch het mooie leven?”

Woestijn

Van der Vaart kon ook naar Turkije (Besiktas), Italië (Sampdoria), Nederland (Ajax) en Amerika (Kansas), maar zijn gevoel dreef hem naar het zuiden van Spanje. “Ik wilde het liefst niet al te ver weg. Natuurlijk had ik ook ergens in de woestijn veel geld kunnen ophalen, maar daar was ik nog niet aan toe. En bij al die andere clubs had ik niet het gevoel wat ik bij Betis Sevilla had. Aardige mensen met een goed verhaal, die me ook nog eens een contract voor drie jaar aanboden. Daar sprak veel vertrouwen uit. In tegenstelling tot sommige andere aanbiedingen. De ontvangst was erg warm. Je merkt aan alles dat ze hoge verwachtingen hebben, nu de club weer terug is op het hoogste niveau. Het fanatisme is enorm. En tegen alle mensen die voorspellen dat ik met Betis, net als met HSV, opnieuw tegen degradatie zal gaan strijden kan ik alleen maar zeggen dat ik daar heel goed in ben geworden…”

En even later weer serieus: “Zoiets kan je van tevoren toch nooit voorzien. Wie had nou gedacht dat HSV het twee jaar achter elkaar moeilijk zou krijgen? Maar ja, in voetbal weet je het nooit. Het lijkt me het beste als we het met Betis van wedstrijd tot wedstrijd gaan bekijken. Dat is het beste. We hebben afgesproken geen doelstelling uit te spreken, dat heeft toch geen enkele zin. Als je hebt meegemaakt, wat ik heb meegemaakt bij HSV, dan leer je dat wel af. Maar de intentie is natuurlijk wel om ons met Betis te handhaven in de Primera Division, na de promotie van vorig seizoen. We hoeven in ieder geval geen kampioen te worden…

Bescheiden

“Ik kende het elftal niet zo goed toen ik voor Betis koos. Maar ze waren vrij makkelijk kampioen geworden, dat wist ik wel. En via het Spaanse bekertoernooi hadden ze zich zelfs nog bijna voor de Europa League gekwalificeerd. Ik verwacht er best veel van, maar veel valt er nog niet over te zeggen. Ik zie het in ieder geval als een interessante, nieuwe stap in mijn carrière. In Nederland  zijn ze al snel geneigd om HSV of Betis Sevilla een ‘bescheiden club’ te noemen’, maar ga dan eerst even naar thuiswedstrijd kijken. Voor die supporters is hun club Real Madrid, begrijp je? En qua supportersverenigingen schijnt Betis de vijfde club van Spanje te zijn, na Barcelona, Real Madrid, Atletico Madrid en Valencia. Heb ik me laten vertellen. Noem dat maar bescheiden.”

Trainer van Betis Sevilla is Pepe Mel, volgens Van der Vaart ‘een Nederlands type coach’. “Hij houdt van druk zetten, de bal veroveren, een verzorgde opbouw en de drang om naar voren voetballen. Dat sluit naadloos aan bij mijn spelopvattingen. Het Spaanse leven past ook goed bij mij. De spieren voelen prettiger aan, het warme weer is aangenamer dan min 5… Heb ik ook jaren lang met veel plezier gedaan hoor, maar toen ik de kans kreeg om hier te gaan ballen, wist ik het eigenlijk meteen: doen. De Duitse competitie had natuurlijk z’n  charme, de Engelse ook, maar de Spaanse spreekt me uiteindelijk toch het meeste aan. De Duitse en ook de Engelse competitie zijn fysiek heel sterk, in Spanje is alles gericht op het voetballen zelf. Tegen een ploeg als Borussia Dortmund bijvoorbeeld konden we in de voorbereiding goed mee, alleen waren zij net iets sterker…  Ik had die wedstrijd gewoon twee keer moeten scoren, maar produceerde een natte scheet. En toch hield ik er een goed gevoel aan over.

Bewijzen

“Ik heb in de voorbereiding op diverse posities gespeeld. Een paar keer voor de verdediging, een paar keer achter de spits in een vrije rol en een keer hangend op rechts. Op die drie posities wil de trainer me gaan gebruiken. Ik vind het allemaal prima, als ik maar lekker kan spelen. Als controlerende middenvelder kom ik wat minder voor het doel van de tegenstander, dat is jammer, maar zo lang ik voor Damián de beste speler ter wereld ben, maakt de rest me niet uit. Als de trainer mij daar nodig heeft, dan speel ik daar. Ik voetbal niet om andere mensen iets te bewijzen, dat is niet mijn grootste drive. Ik wil mijn oude niveau weer halen en de supporters van Betis laten genieten, dat is wat me beweegt. D’r zit nog veel meer in het vat, heb ik het gevoel. Als de beer straks losgaat, dan gaat ie ook goed los. Ik heb er echt onwijs veel zin in.”

Zijn interlandcarrière wil Van der Vaart in Sevilla nieuw leven inblazen, klinkt het stellig. “Ik zal in ieder geval nooit uit mezelf afscheid nemen van het Nederlands elftal. Ik wil zo lang mogelijk doorgaan met voetballen. Weet je wat? Ik ga door tot mijn veertigste! Juan Carlos Valerón loopt hier op z’n veertigste ook nog lekker te ballen bij Las Palmas. Dat wil ik ook. Je moet mij straks echt van het veld dragen. In de Italiaanse competitie is ook altijd veel ruimte voor oudere spelers. Luca Toni bijvoorbeeld, die speelt ook nog. Dus wie weet wat me straks allemaal nog te wachten staat. Het lijkt me gewoon mooi om zo lang mogelijk te blijven doen waar je zoveel van houdt. Daar gaat het toch om? En dat je nog mee kan komen.”

(Een eerdere versie verscheen in Elf/Voetbalmagazine)

 

 

Mijn gekozen waardering € -

Sportcolumnist