De zaak kwam in opspraak in Turkije, omdat grootschalige zoektochten uitbleven, en de verdwijning van het echtpaar al snel als een PKK-misdaad bestempeld werd. Minderheidsrechtenactivisten brachten de zaak internationaal onder de aandacht.
Simoni en Hurmiz zijn de ouders van pater Remzi Diril, een Chaldeeuwse katholieke priester in Istanbul die internationaal bekend is vanwege zijn zorg voor ontheemde christelijke vluchtelingen in Turkije.
Een Chaldeeuws echtpaar, terug naar hun geboortegrond
Simoni en Hormuz Diril, verlieten hun dorp in 1989 nadat dit door het Turkse leger geevacueerd werd, en verhuisden begin jaren negentig naar Istanbul als gevolg van de evacuatie van ook de omliggende Assyrische dorpen in de regio. Zij waren de oudste overlevenden Christenen van hun dorp. En Hormuz Diril is vooral bekend om zijn werk in het gebied, waar hij vele jaren plaatsvervangend hoofdman is geweest.
Sinds 2010 begon de familie Diril in de zomer naar hun dorp te gaan en tijd in een tent door te brengen, en vanaf 2013 begonnen ze een nieuw huis te bouwen, precies op de plek van hun verwoeste huis.
Het echtpaar, dat 11 kinderen en 26 kleinkinderen heeft, ging wonen op het land waar ook hun Chaldeeuwse voorouders woonden, dankzij een zelfvoorzienend systeem met zonnepanelen, dat zij zelf aangelegd hadden. Hun kinderen spraken voor het laatst met hen op 7 januari 2020. Wat er daarna is gebeurd, blijft een compleet mysterie.
Het dode lichaam van Simoni Diril werd door haar zoon Kemal Diril gevonden in een beek op slechts 20 meter van hun dorp op 20 maart, 70 dagen nadat ze vermist werd.
Hormuz Diril wordt echter nog steeds vermist.
Hoorzitting
Bij de zitting in het gerechtsgebouw van Şırnak 1e Hoge Strafhof waren de kinderen van Hormuz en Şimoni en hun advocaten aanwezig, terwijl de hoofdverdachte Apro Diril de zitting bijwoonde via een audio- en video-informatiesysteem.
Apro Diril ontkende de beschuldigingen en antwoordde op de vragen die hem werden gesteld, met de woorden “ik weet het niet”. Cemile Kas, een van de kinderen van Hormuz en Simoni, die nadien het woord nam, zei dat zij in Frankrijk woont en vaak met haar moeder telefoneerde.
Uit de telefoongesprekken die zij met haar moeder voerde, zei haar moeder tegen haar: “Apro en zijn vrienden behandelen ons slecht. Apro dreigde: “Ik laat jullie niet in dit dorp wonen”.
Cemile zei dat haar ouders 20 dagen voor haar verdwijning door Apro waren bedreigd: “Toen ik met mijn moeder sprak, vertelde ze dat Apro tegen haar had gezegd: ‘Als je op een dag verdwaalt, zal niemand je vinden. Ik zal je op zo’n plaats verstoppen dat niemand je kan vinden’. Cemile, die wilde dat de daders van haar ouders gestraft zouden worden, diende een klacht in tegen de beklaagden.
Later zei Eleonora Diril, de andere dochter van Simoni en Hormuz: “Nadat mijn ouders naar het dorp waren gekomen, heb ik hen eenmaal bezocht. Apro schoot op het huis terwijl ik daar was. Mijn moeder verklaarde dat zij hen voortdurend bedreigden.”
Hun andere dochter, Emine Diril, verklaarde ook dat Apro Diril en zijn vrienden haar ouders voortdurend bedreigden en zeiden dat als hen iets zou overkomen, zij verantwoordelijk zouden zijn.
PKK werd als schuldige aangewezen
Remzi Diril, de priester van de Chaldeeuwse Kerk van Istanbul en de zoon van Simoni Hormuz, ten slotte, zei: “Ik kwam er als eerste aan, nadat mijn ouders verdwenen waren. Apro’s vrienden deden zich voor als agenten van de Turkse inlichtingendienst.”
“Iemand van de PKK heeft hen meegenomen en ze gingen de vallei in,” zei Apro toen ik met zoekacties beginnen wilde. Maar toen ik naar beneden ging en keek, zag ik dat er helemaal geen sporen warenm in de sneeuw. Toen de jonge priester vervolgens naar het politiebureau wilde gaan, zei Apro: “Dat heeft toch geen nut, ze zullen in de komende dagen wel weer opduiken”.
Temel Babat, die getuige was in het dossier na de verklaringen van de familie, werd gehoord. Hij zei: “Het was ongeveer 3 maanden voor het incident. Hormuz kwam naar mijn huis. Toen we toen met elkaar praatten, zei hij dat hij bang was dat Apro hem zou vermoorden. Hij zei ook dat Apro op hem schoot met een jachtgeweer in het dorp en hem bedreigde.”
Autoriteiten deden maar weinig om het oudere echtpaar terug te vinden, en nam ook de bedreigingen van Apro Diril in eerste instantie niet serieus.
‘Turkije heeft in dat opzicht een strafblad’
Het parlementslid voor de Democratische Volkspartij (HDP) in Mardin, Tuma Çelik, heeft een verslag over de zaak opgesteld en dat tijdens een videoconferentie met journalisten gedeeld.
“Op basis van de informatie die we hebben verkregen, kan ik dit heel duidelijk zeggen: Ik denk zeker niet dat het door de PKK is gedaan. Ik geloof ook niet dat het is gedaan in directe opdracht van de staat.”
“Maar het feit dat een dergelijk incident plaatsvond in een gebied waar de staat domineert, in combinatie met de ontwikkelingen die zich na het incident voordeden, doen vermoeden dat het om een ontvoering ging die werd uitgevoerd door mensen die op de een of andere manier dus wel leunen op de staat of groepen binnen de staat.”
“Turkije heeft een lang strafblad op het gebied van vermiste personen, verdwijningen en niet-geïdentificeerde moorden. De recente incidenten doen ons denken aan de situatie in de jaren tachtig en negentig, waarin grote aantallen burgers verdwenen, en nooit zijn teruggevonden. De vermeende tegenactiviteiten in deze zaak van een bejaard vermist echtpaar, de geheimhoudingsbevelen die voor het dossier zijn uitgevaardigd, het niet ingestelde onderzoek en de tegenstrijdige getuigenverklaringen laten allemaal een vraagteken bij ons achter.”
Bijna alle dorpen in het gebied van de familie Diril, werden in conflictperiodes door de staat ontruimd. Na de milleniumwisseling zijn de Assyriërs begonnen terug te keren naar hun eigen woonplaatsen, en kwamen zij oog-in-oog met maatregelen en pesterijen om hun terugkeer te voorkomen.
In de jaren ’90 werd in rapporten van Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties de voortdurende vervolging van Assyriërs in Turkije gedocumenteerd, waaronder ontvoeringen, gedwongen bekeringen tot de Islam, verkrachting, gedwongen huwelijken en moorden.
Wie zijn de Chaldeeërs?
Volgens onderzoekstheoloog Bugra Poyraj, die bekend is om zijn proefschrift getiteld “Assyrische Chaldeeërs en hun migratie van Turkije naar Frankrijk in het laatste kwart van de 20e eeuw”, werden veel Chaldeeërs zonder reden vermoord, en de staat hinderde hen niet of was onverschillig tegenover hun moorden. Volgens Poyraj varieert het resterende aantal Chaldeeërs in Turkije vandaag van 250 tot maximaal 800.
De meeste internationale onderzoekers beweren dat 80-85 procent van de Chaldeeërs in 1915 zijn vermoord, wat neerkomt op 250.000 slachtoffers. Geweld, uitzettingen, onopgeloste moorden en dorpswachten in vele gebieden, vooral in de provincies Hakkari, Siirt, Mardin en Shernak, waar in de jaren ’80 en ’90 Chaldeeuwse nederzettingen waren, veroorzaakten wijdverbreide onrust onder Chaldeeërs die wilden blijven wonen in het land van hun voorvaderen.
De Chaldeeërs, zijn een van de oudste volkeren van Mesopotamië, en in feite een subgroep Assyriërs die de naam Chaldeeërs aannamen nadat zij zich tot het katholicisme bekeerden en in de 18e eeuw hun eigen kerk stichtten. Zij spreken spreken een taal die Oost-Aramees wordt genoemd.