En dan, onlangs nog, hoorden we over het Gomarus College waar kinderen gedwongen werden uit de kast te komen. Het verbaasde me niets. Hun reactie achteraf: “Het doet pijn dat homoseksuele oud- leerlingen zich onveilig voelden”.
Het Gomarus was nog zo netjes om onder druk van de publiciteit oud- leerlingen te woord te staan, het Van Lodenstein College dat ik vijf jaar bezocht deed dat in mijn geval niet. Van mijn middelbareschooltijd herinner ik me overigens niet zo veel. Maar wát ik me van het reformatorisch onderwijs nog wel herinner, is absoluut niet best. Het schoolsysteem heb ik als ronduit onmenselijk ervaren.
Van Lodenstein Scholengemeenschap
Ik bezocht de toenmalige reformatorische Scholengemeenschap Van Lodenstein vlak na haar oprichting, vanaf augustus 1974. Toen was het nog een school voor MAVO. Voor mij betekende dit dat het VWO – advies dat ik vanuit de CITO toets in de zesde klas kreeg, niet telde. Een protestant christelijk college voor VWO, drie kilometer van mijn woonplaats mocht ik niet bezoeken, omdat dit “van den duivel was”. Vanaf 1976 kwam er gelukkig een afdeling voor HAVO, zodat ik tenminste nog een iets hoger niveau mocht doen dan MAVO. Het Van Lodenstein College bevond en bevindt zich in een oud klooster in Amersfoort, overgenomen van de aartsvijanden, de Rooms- Katholieken, het oude jongensinternaat St. Louis.
Hard en streng
Deze school moest ik bezoeken vanwege de zeer strakke regels, alles volgens de fundamenteel christelijke levenswijze, waardoor het diende als verlengstuk van de fundamenteel christelijke opvoeding in het gezin. Meisjes droegen op school lange rokken, jongens mochten alleen heel kort haar (oren moesten geheel vrij zijn van haar). Kleding, schooltas, schoolagenda en zelfs het gummetje moesten exact aansluiten bij de opvattingen van de kerk. Een T- shirt, spijkerbroeken of gymschoenen waren verboden, net als alle uitingen die ‘van den wereld’ en “goddeloos” werden genoemd. Zo waren bijvoorbeeld stickers verboden en kon een zelfgemaakte tekening op het kaft van de agenda al geweld uitlokken.
Op school was er een gebed in de ochtend, voor en na de maaltijd en als afsluiting. Godsdienstles stond hoog in aanzien en was misschien wel de belangrijkste les. Een hoog cijfer hiervoor was onontbeerlijk, een te laag cijfer had desastreuze gevolgen.
Wij leerden dat Darwin’s evolutietheorie niet kon, dat God de fossielen had mee geschapen om de mens te beproeven, dat de zon slechts op één moment stil stond, dat abortus de grootste zonde was en dat vrouwen… Nou ja laat maar, over vrouwen sprak je niet, die waren in reformatorische kring gewoon zó minderwaardig.
In die tijd werd (homo-)seksualiteit op school nooit genoemd, we leerden dat de voortplanting en seksualiteit bestond uit bijen en bloemen die bij elkaar kwamen. Of zo.
Thuissituatie
In de thuissituatie leerden we dan ook nog dat zwarte mensen verderfelijk waren. “Zet ze allemaal op een vlotje en laat ze in de Noordzee verzuipen”. Kunst was uit den boze, het beste werd alle kunst verbrand. Daarboven was iedereen die afweek van de kerk ‘van den duivel” en moest dus gemeden worden. We leerden dat alle ongelovigen inclusief alle christenen die niet tot het reformatorische kerkgenootschap behoorden, vijanden waren en dat zij in de hel zouden branden. Dit hoorde bij het Bijbels vreemdelingschap, waarin alles dat ‘werelds’ was vermeden diende te worden. Reformatorisch stond synoniem voor vijanddenken.
Pesten
Als kind ben ik op deze school jarenlang enorm gepest, met mijn afwijkende kleding, omdat ik naar urine stonk en er nog meer dwaas Bijbels uitzag dan alle anderen. Mijn hoofd was vaak gemillimeterd, bijna kaalgeschoren, en met de vreemde volwassen kleding van de dominee die ik aan moest werd ik enorm gepest.
Of het kwam door de vreemde velours meisjesachtige bloesjes in lila, paars en groen, soms met kant of het goedkoopste Wibra – jasje van dat niemand droeg. Daar, in reformatorische kring week ik sterk af. En ook daar had dit consequenties.
Leerlingen van de school scholden mij Bijbels uit: ”Kaalkop ga op, hé vieze Job, vieze Job, kaalkop ga op!” Leerlingen uit de lichting van die jaren zouden het nog kunnen weten, hoe iedereen met een wijde boog om mij heen liepen en ik als “Vies piskind” werd uitgescholden.
Vanaf het station Amersfoort was er leerlingenvervoer naar de school. In de schoolbus kreeg ik wel klappen van leerlingen uit hogere klassen, omdat ik anders was. Ik dreef steeds verder af van alle kinderen en kreeg zo ook problemen tijdens de gymlessen. Leraren, de school, het interesseerde ze totaal niets.
Meedoen met meisjes
Want omdat ik zo stonk en iedereen kon zien dat mijn ondergoed niet was gewassen, draalde ik. Tot de laatste leerling uit de kleedkamer was. Kleedde me dan snel om. En als ik dan zo als laatste in een wit hemd en een blauwe sportbroek uit de kleedkamer kwam, lachte de gymleraar diep vals, weet ik nog. “Jij doet er zo lang over om je om te kleden? Dan gym jij maar met de meisjes mee.” Op meisjes werd namelijk erg neergekeken en een jongen indelen bij meisjes was het meest vernederende dat er bestond.
Tijdens het bidden hield ik wel eens mijn ogen open. De lerares die dat zag, stuurde mij direct naar de directeur. Vanuit zijn kamer belde hij naar huis en gaf alles door. Dat betekende altijd extra veel geweld, omdat kijken onder het bidden één van de zwaarste zonden was die mogelijk was. Wat op school misging werd zowel op school als thuis bestraft.
Geen enkel sociaal contact
Vijf jaar bracht ik door op deze school. Zonder ooit echt met andere kinderen of leraren te hebben gesproken. En dan bedenk ik een van de weinige contactpuntjes die ik voor mijzelf op school vormde.
Mijn enige werkelijk beleefde sociale contact in de hoogste klassen van de HAVO voor mij een uitgeknipt plaatje uit een tijdschrift van het Frans Verkeersbureau. Een plaatje van een jochie in een groot zwembad ergens bij Perpignan in Frankrijk. Dat lag tijdens de Franse les naast het werkboek op mijn tafeltje, en daar keek ik naar. Daar droomde ik weg, dat ik ergens hoorde, speelde, bij iemand was. Dáár was mijn leven, niet op school.
Nooit heeft de school ook maar enige interesse getoond in het feit dat een school ook een sociaal gebeuren hoort te zijn. Ik heb mij op deze school niet onveilig gevoeld, ondanks dat de directeur zich openlijk achter het geweld in de thuissituatie schaarde. Nee, onveilig was het niet.
Het vreselijke van deze school was, dat ik me er nooit kind voelde, nooit heb bestaan. Diep eenzaam, uitgesloten, ja uitgestoten voelde ik mij al die jaren. Een diepe leegte, waarin je als kind nooit kon bestaan. Voor de school ging religie boven alles en als leerling was je pure bijzaak.
Voorbereiding
Een beroepskeuze- mogelijkheid kreeg ik ook niet. Uitgesloten van de lessen over beroepsoriëntatie, stuurde de schooldecaan me weg. Dat was namelijk afgesproken. Folders mocht ik niet inzien, ik mocht niet weten welke beroepen er überhaupt bestonden.
Daarvan werd ik weggehouden omdat anderen voor mij al bepaalden dat ik ofwel onderwijzer, of dominee moest worden, niets anders.
Anderen kozen ook mijn vakkenpakket, ik kreeg erdoor een idioot samenraapsel waar je niks aan had: Nederlands, Engels, Duits, Frans, Scheikunde en Biologie. Een niks- pakket, niet alfa, niet bèta. Het betekende dat ik geen idee had welke opleiding ik zou doen en wat het inhield.
Reformatorisch onderwijs
Ik moest dan verplicht naar de reformatorische pedagogische academie De Driestar in Gouda. Die school was niet anders. Ook hier was er geen enkel contact met medestudenten en vormde de school samen met de pleegouders waar ik verbleef een front tegen mij.
Ruim vijf en half jaar reformatorisch onderwijs betekende resumerend voor mij, dat je er wel goed onderwijs krijgt en lesstof kennelijk goed leert. Want uiteindelijk spreek en schrijf ik best goed Frans, Engels en Duits. Maar er was geen enkele aandacht voor menselijke zaken als gevoel, beleving, sociaal contact, meedoen, gerespecteerd worden, toekomst.
Het is onderwijs dat ik aan niemand kan aanbevelen. Vooral niet, omdat ik over zulke volledige sociale isolatie op school achteraf nog zo graag met de school of hun bestuur had gesproken. Hoe ik met vragen bleef zitten over hun beleid. En dan komt het Van Lodenstein College er vergeleken met het Gomarus nog slechter vanaf. Want als oud- leerling vroeg ik hen om een open gesprek. Hun woord, tegenover mijn ervaringen. Nooit ontving ik enig antwoord. Ze doen nog steeds hetzelfde als destijds, namelijk dat ik voor hen gewoon niet besta.