Maar nu blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse Michican State University dat er een nog belangrijker bron van stikstofdioxide is, namelijk deeltjes van rottende bladeren op rulle grond met grote ‘bodemporiën’. De invloed van NO2 op de opwarming van de aarde is zelfs 300 x groter dan die van CO2 (kooldioxyde). Ook het gul strooien van stikstofrijke kunstmest brengt trouwens NO2 in het milieu. Als factor voor de opwarming van de aarde is de invloed van stikstofdioxide 300 maal groter dan die van kooldioxide.
De bron van de NO2-uitstoot blijken kleine stukjes aarde (hotspots) van intensief bewerkte landbouwgrond te zijn. Uit onderzoek van die grond met behulp van een zeer krachtige CT-scanner blijkt dat zulke hotspots alleen ontstaan in rulle aarde. Rottende bladdeeltjes in de bodemporiën zuigen als kleine sponsjes water op en creëren zodoende een uitstekende ‘microbiotoop’ voor de bacterie die stikstofoxide aanmaakt. De scanner kon zo diep in de grond ‘kijken’ dat de onderzoekers precies de omgeving konden omschrijven waar N2O wordt geproduceerd en afgegeven.
In de kleinere poriën van compacte (klei)grond wordt veel minder stikstofoxide aangemaakt dan in de rulle zandgrond, omdat water in die poriën beter wordt geïsoleerd en dus moeilijker door aanwezige bladdeeltjes kan worden opgezogen. De bacterie kan daar dus niet of nauwelijks NO2 produceren. Bovendien houdt kleigrond eventueel aanwezig gas beter vast, zodat het door andere bacteriën kan worden ‘opgegeten’.
De onderzoekers keken naar de geometrie van de bodemporiën en de mate waarin die vormen de gang van stikstof door de bodem beïnvloeden. Op basis van deze kennis kan nu worden gezocht naar nieuwe manieren om de emissie van stikstofdioxide te beperken.
In toekomstig onderzoek moet eveneens worden vastgesteld welke bladeren bijdragen aan een hogere NO2 uitstoot. Planten met meer stikstof in de bladeren, zoals sojabonen, zullen logischerwijs ook een grotere hoeveelheid N2O uitstoten bij het rottingsproces van die bladeren. Ook zal de invloed van specifieke kenmerken op de uitstoot, van zowel de bladeren als van de wortels, in dat onderzoek worden meegenomen.