Aan de rand van de stad liggen bijzonder veel begraafplaatsen. In de stad zelf wordt namelijk vrijwel nooit een nieuwe begraafplaats aangelegd. En vlak na de Dag van de Doden liggen op veel graven oranje bloemen te verwelken. Die versiering doet denken aan de ravage na een feest, met lege flessen en plastic tassen her en der verspreid op de grond. Op sommige graven zijn nieuwe kruisen vastgebonden. Dat heeft te maken met het gebruik om op de eerste, tweede en derde sterfdag het graf te bezoeken en er dan een nieuw kruis op te plaatsen. Het roesten van de kruisen en het verval van de grafstenen zijn als de trage corrosie van de herinnering en van de pijn.
Ik was gestart op de Dag van de Doden, en dat was deels uit bijgeloof. Ik wist dat het waarschijnlijk een ongunstig voorteken zou zijn om op de Dag van de Doden aan te komen. Vertrekken op de Dag van de Doden had dan hopelijk het tegengestelde effect. En de begraafplaatsen met hun bloemen in vazen gemaakt van colaflessen hadden voor mij een bijzondere melancholieke bekoring, net als de kleine witte kruisen die langs snelwegen worden geplaatst om plaatsen te markeren waar een ongeluk is gebeurd. Soms kwam ik in de berm langs een autoweg groepjes kruisen tegen die dicht bij elkaar waren geplaatst. Aan de namen zag ik dan dat een heel gezin, ouders en kinderen samen, was omgekomen in een verkeersongeval. Zulke plaatsen, waaraan je verder niets bijzonders kon zien, waren dan doordrenkt met verdriet.
Ik waardeerde de traditie van de kruisen en vroeg me af of ik ook een klein kruis met mijn naam erop zou krijgen als ik overreden zou worden op een secundaire weg met een blinde bocht.
Toen ik zigzaggend over de Cerro del Pino liep, kwam ik een kleine begraafplaats tegen die uitkeek op de stad. Scheef en afbrokkelend lagen de graven op het kleine stukje land van de tegen de heuvel gelegen begraafplaats. Ze waren niet zo oud en zagen er allemaal erg verschillend uit: sommige massief en barok, andere eenvoudig en bescheiden. Er waren allerlei soorten kruisen, van marmeren balken tot twee aan elkaar gespijkerde plankjes – een grabbelton aan architectonische vormen. Verder naar boven op de helling strekten zich velden uit.
In een schuur naast het hek dat de begraafplaats scheidde van het einde van de weg zag ik een man met een strohoed zitten. Een jonge assistent, een tiener nog, zat bij hem. Ze namen een pauze van het schoonmaken van de paden tussen de graven.
De man vertelde me dat hij ongeveer dertig jaar geleden uit Oaxaca hierheen gekomen was en dat hij deze baan nog maar net had. Het leek wel of iedereen in het zuidelijke deel van de stad uit Oaxaca kwam. Ik had gehoord van begraafplaatsen waar het spookte, dus ik vroeg hem of hij wel eens geesten gezien had. Nee, antwoordde hij, de doden hadden hier rust. En er stond ook geen graffiti op de graven.
Het grootste probleem was dat er spullen van de graven werden gestolen. Zulke objecten konden dan worden gebruikt bij hekserij. Zo nu en dan verdwenen er kruisen of foto’s die bij de graven waren achtergelaten. Ze werden gestolen om hun magische eigenschappen. Hij wist niet hoe ze werden gebruikt, maar het was hem aan te zien dat het hem zorgen baarde. Het is niet best voor een begraafplaats als die de reputatie heeft dat er van de graven gestolen wordt.
Ik had eens een heks gesproken in Ixtapaluca, de tante van een vriend. Ze had me verteld over haar bezoekjes aan begraafplaatsen in Mexico-Stad. Ze was bij die bezoekjes op zoek naar tekenen die erop wezen dat er met graven gerotzooid was en maakte dan de vloeken ongedaan die ze rond die graven aantrof. Maar ze was bang geworden en was ermee opgehouden.
Ze zei dat sommige doden eenzaam waren. Als een zwarte magiër een graf vond dat door niemand verzorgd werd, probeerde hij de ziel van de overledene om te kopen met het aanbod aandacht voor die ziel te genereren, bijvoorbeeld met een mis. In ruil daarvoor moest de ziel hulp bieden bij het verwezenlijken van vloeken en zegeningen.
Maar het leek erop dat er op deze begraafplaats rust heerste.
Ik liet de man en zijn assistent achter bij hun werk op de vredige helling en liep dwars door een ravijn naar het noorden, tussen de zelfgebouwde huizen door die daar op de rand van het ravijn balanceerden.