‘Ik was zeven jaar oud toen ik van mijn ouders naar een kinderpsycholoog moest voor mijn woedeaanvallen. Van haar kreeg ik een werkblad mee, met een stuk of tien gezichtjes. De eerste keek blij, de tweede neutraal en zo ging het verder, tot het laatste gezichtje dat heel erg boos keek. Ik moest het gezichtje aankruisen waar ik mezelf het meest in herkende als ik echt heel boos was. Ik aarzelde, kruiste het laatste gezicht aan, maar ik voelde me niet tevreden. Er ontbrak nog wat. Ik pakte een rood en een oranje kleurpotlood, en tekende een stel vlammen boven het laatste hoofdje. Met zwart maakte ik de wenkbrauwen dikker en donkerder, maar nog steeds was ik niet tevreden. Toen voelde ik mezelf boos worden. Het laatste wat ik weet, is dat het rood voor mijn ogen werd. Toen ik ‘wakker’ werd uit mijn aanval, lagen de gezichtjes in duizend stukjes versnipperd door de kamer.
Al sinds ik me kan herinneren heb ik regelmatig ‘blackouts’ van woede. Het is niet zo dat ik letterlijk mijn bewustzijn verlies, maar ik raak wel volledig de controle kwijt. Het is alsof ik vanuit een soort helikopterview naar mezelf kijk terwijl ik volledig flip. ik kan er niets aan doen. Natuurlijk probeer ik – sinds ik weet hoe extreem mijn woede aanvallen zijn – om mijn emoties te beheersen, maar het lukt me gewoon niet. Mijn woede overspoelt me als een tsunami en als het eenmaal zover is gekomen, heeft verzetten geen zin meer.
Mijn ouders merkten al vroeg dat ik anders was dan andere kinderen. Natuurlijk heeft ieder kind wel eens een driftbui, maar die komen voornamelijk voort uit frustratie door dat ze zich nog niet goed kunnen uitdrukken. Ik sprak op mijn vierde al in volzinnen, maar zelfs toen en gedurende mijn schooltijd had ik een extreem kort lontje.
Ik kan me nog een kringgesprek op de kleuterschool herinneren. Een jongetje dat tegenover me in de kring zat keer ‘verkeerd’ naar me, terwijl ik iets aan het vertellen was. Ik pakte het stoeltje waar ik op zat. zwiepte het in een snelle beweging boven mijn hoofd en gooide het naar hem toe, wat hem een gat in zijn hoofd en mij de bijnaam ‘De blonde Hulk’ opleverde. Weliswaar was ik een hulk met een roze tule rokje en twee schattige vlechtjes, maar toch. Daarna kwam mijn ‘Roodkapje’ fase. Ik was een jaar of zes en weigerde ook maar iets anders te dragen dan een door mijn oma in elkaar geflanst rood manteltje met capuchon. Omdat ik er schattig uitzag, werd ik op straat en in winkels vaak aangesproken. ‘Hoe heet je, meisje?’ vroeg een oud dametje een keer in de drogist. ‘Roodkapje’ zei ik. Het omaatje lachte en zei: ‘Nee, dat kan niet. Jij heet vast niet echt roodkapje’ waarop ik reageerde door haar keihard tegen haar schenen te schoppen, krijsend ‘IK HEET WEL ROODKAPJE!”. Mijn moeder die bij een ander schap aan het kijken was kwam aangerend en moest me al schoppend en gillend de winkel uit slepen, terwijl ik haar ondertussen nog bijna een blauw oog sloeg. Dat was het moment dat mijn ouders besloten me in therapie te doen.
Dat heeft wel iets geholpen, maar om nu te zeggen dat mijn woede probleem is opgelost? Nee.
Soms gaat het een tijdje iets beter, ik heb gemerkt dat wanneer ik heel veel sport, ik mijn woede beter kan kanaliseren. Maar zodra ik wat minder tijd heb om te sporten, ben ik net een snelkookpan. ik heb trouwens ook meditatie geprobeerd, omdat me dat werd aangeraden door mijn therapeut, maar daar word ik alleen maar nog woedender van. Als ik nu voel dat ik boos word, probeer ik heel erg op mijn ademhaling te focussen en ga ik zo snel mogelijk weg uit de situatie die me triggert. Maar ja, soms lukt dat niet altijd. En dat is het moment wanneer ik dingen ga zeggen en doen die ik niet wil.
Laatst was ik met een vriendin en haar zoontje mee naar de kinderboerderij. We zaten op de bankjes bij de zandbak bij te kletsen terwijl Thijsje zich vermaakte met het bakken van zandtaartjes. In de zandbak zat nog een kind, een jongetje van een jaar of drie dat super irritant bezig was. Hij gooide met zijn schepje de hele tijd zand in Thijs zijn gezichtje en plette zijn bouwwerkjes. Ik wierp een veelzeggende blik naar de moeder die vervolgens zei: ‘Niet doen schatje’ en vervolgens weer verder ging met in haar telefoon te koekeloeren. Dat ging een tijdje zo door, en ik zag dat mijn vriendin niets durfde te zeggen. En ja, dan gaat het gebeuren he. Ik voelde hoe mijn hart sneller begon te kloppen, het zweet brak me uit, mijn kaken stonden strak en ik begon te trillen. Voor ik het wist stond ik in de zandbak, pakte die kleine etter bij zijn armpje terwijl ik mijn nagels in zijn vel groef, en siste ik in zijn gezicht: ‘Als jij nog een keer zand gooit, dan gooi ik zand op jou. Tot je geen adem meer kunt halen.’
Nou ja, dat liep natuurlijk niet helemaal lekker af. Dat kind begon te huilen en hoewel de moeder goddank niet had gehoord wat ik had gezegd, raakten we bijna slaags. Mijn vriendin en enkele omstanders wisten de situatie nog net te sussen door Thijs in de buggy te gooien en mij aan mijn arm naar de andere kant van de kinderboerderij mee te slepen.
‘Ik snap dat je het goed bedoelt, en dat joch was ook een etter’ zei ze ‘maar dit is echt niet de manier. Wat voor voorbeeld geef je die kinderen zo?’ Op dat moment was ik echt pissed off en vond ik dat ik stank voor dank kreeg, dus ben ik weggegaan, maar later heb ik haar gebeld om mijn excuus aan te bieden. Gelukkig is dit een van mijn beste vriendinnen en kan ik een potje bij haar breken, maar ik heb al behoorlijk wat contacten in rook op zien gaan omdat mensen niet kunnen of willen dealen met mijn explosieve gedrag.
Een vriendin heeft zelfs letterlijk gezegd dat ze het contact wil verbreken omdat ze zich opgelaten voelt over mijn korte lontje en dat ze vindt dat ik mensen niet met respect behandel. Dat heeft me echt veel pijn gedaan, en me aan het denken gezet. Ik probeer de mensen die mijn irritatie opwekken nu ook bewust te ‘vermenselijken’ en ze niet te zien als object, door heel concreet te zoeken naar trekjes die ik aardig vindt. Alleen lukt dat niet altijd, want de meeste mensen vind ik stiekem gewoon heel ergerlijk. Vooral dingen als domheid en luiheid maken me razend, en als ik zoiets signaleer kan ik echt losgaan. Ik heb al uren – wat zeg ik: weken! – van mijn leven verspild met ruziën op Facebook en er zijn diverse horecazaken waar ik niet meer welkom ben wegens mijn ‘feedback’ op personeel dat me te lang liet wachten.
Soms gaat het een tijdje iets beter, ik heb gemerkt dat wanneer ik heel veel sport, ik mijn woede beter kan kanaliseren. Maar zodra ik wat minder tijd heb om te sporten, ben ik net een snelkookpan. ik heb trouwens ook meditatie geprobeerd, omdat me dat werd aangeraden door mijn therapeut, maar daar word ik alleen maar nog woedender van. Als ik nu voel dat ik boos word, probeer ik heel erg op mijn ademhaling te focussen en ga ik zo snel mogelijk weg uit de situatie die me triggert. Maar ja, soms lukt dat niet altijd. En dat is het moment wanneer ik dingen ga zeggen en doen die niet handig zijn.
Ik heb trouwens ook eens laten onderzoeken of er geen fysieke reden is voor mijn extreme woede, zoals problemen met mijn bloedsuiker of hormonale schommelingen, of teveel stress, maar er is nooit iets bijzonders ontdekt. Ook heb ik geen lastige jeugd gehad. Het schijnt dat een depressie zich ook kan uiten door extreme gevoelens van woede, maar ik ben niet depressief. Het is gewoon wie ik ben, denk ik. Al wil ik wel veranderen.
Tot nu toe zijn al mijn relaties gestrand op mijn woedeprobleem. Als ik net verliefd ben zit ik zo vol endorfine dat ik mijn woede nog enigszins kan beteugelen, maar dat begint het zich langzaam op te bouwen. Kleine irritaties, die ik onder het vloerkleed veeg, jagen een soort interne klok aan die ik steeds luider hoor tikken, totdat onvermijdelijk de ‘wekker’ loeihard afgaat en ik volledig doordraai wegens een leeg pak melk, of een vuilniszak die in de weg staat. Al mijn exen keken me op dat moment aan als een haas die in de koplampen keek, en ze gingen er ook als een haas vandoor. De ene iets sneller dan de ander. Er zit zelfs een bloedvlek op de muur van mijn trap omdat mijn laatste ex zo snel naar beneden wilde vluchten dat ie met zijn arm aan een spijker in de muur bleef hangen. Ik heb erover gedacht om de vlek over te schilderen, maar ik laat hem voorlopig maar zitten als reminder dat er echt iets moet gebeuren.
Uiteindelijk wil ik ook gewoon een leuke relatie, en een gezinnetje. Maar ja. Zie je het voor je? Een moeder die het roze barbiehuis van d’r dochter in elkaar stampt omdat ze haar kamer niet heeft opgeruimd of die met haar kind in het autostoeltje een slechte weggebruiker hysterisch achtervolgt over de vluchtstrook om hem of haar eens flink de waarheid te vertellen? Dat kun je een kind toch niet aandoen? En ja, dat zijn hele realistische scenario’s. Er zal dus toch echt iets drastisch moeten gebeuren voordat ik daar serieus aan kan gaan denken. ‘
Afbeelding van Engin Akyurt via Pixabay