“Een schuilkelder? Is die hier dan? Waar dan?” Enkele momenten nadat een Amsterdamse metromedewerkster me briesend als een stier verzocht het metrostation Weesperplein te verlaten omdat je ‘binnen in het station nou eenmaal niet mag wachten’, kijkt ze me met grote ogen aan. “Nou, eigenlijk staat u er al in”, klinkt het naast me.
Wild om zich heen wijzend begint historicus René Ros de geschiedenis van de schuilkelder uit de doeken te doen. “Bij de ingang ziet u in de muren enkele grote metalen platen zitten. Achter die platen zitten gigantische stalen deuren. Daarmee kon je het metrostation in geval van nood binnen een paar minuten helemaal afsluiten. Bij een gasaanval bijvoorbeeld. Of bij een nucleaire ramp.”
Het metrostation Weesperplein is een van de tientallen openbare schuilkelders die er ten tijde van de Koude Oorlog in Amsterdam gebouwd zijn. In de rest van Nederland zijn er honderden van onder de grond verstopt. Allemaal hadden ze hetzelfde doel: burgers in tijden van oorlog beschermen tegen een eventuele nucleaire aanval. Dankzij oplopende spanningen tussen het communisme en het kapitalisme zat de angst er goed in.
Dus werden vanaf 1948 openbare schuilplaatsen gebouwd. De metrostations Nieuwmarkt en Wibautstraat bijvoorbeeld. Maar ook onder de brug die pal door het Vondelpark loopt bevindt zich een openbare verstopplek. En pal onder het Academisch Medisch Centrum ligt nog altijd een noodziekenhuis. Helaas zonder operationele operatiekamers.
“Van al die openbare schuilplaatsen in Amsterdam is het metrostation Weesperplein de grootste. Er is hier plek voor 12.000 mensen. Deze schuilplaats heeft meerdere verdiepingen: de hal, het perron en de ruwbouw. Dat is een perron onder het metrostation dat gebouwd werd voor de aanleg van een extra metrolijn die nooit is afgerond. Daar gaan we nu naartoe”, onthult Ros terwijl we onder begeleiding van een stationsinspecteur afdalen in de catacomben van het metrostation.
Eerst door een deur aan de zijkant van het perron en dan drie steile trappen af. ‘Niveau -5’ staat er op een bordje naast een oud bedieningspaneel. Iedere paar seconden dendert er pal boven ons hoofd een metro voorbij. Via twee noodtoiletruimtes (gaten in de grond) schuifelen we richting een stoffig doolhof: zestien donkere ruimtes waar duizenden burgers zich veilig konden verstoppen voor invallers. Alsof je in een ondergronds koninkrijk ronddwaalt.
‘Best wel knullig’
De openbare schuilkelders die tijdens de Koude Oorlog werden gebouwd waren vooral bedoeld om de mensen op straat te beschermen. Van mensen thuis werd verwacht dat ze een eigen schuilplek hadden. Ook gemeentes en bedrijven hadden vaak hun eigen bunkers.
Sommigen waren groot genoeg voor duizenden vluchters, bij anderen was er maar plek voor enkele tientallen. Maar in alle kelders die ik bezoek wordt het duidelijk dat ze niet ingesteld waren op een lang verblijf. Niks geen comfortabele bedden, daglicht of andere voorzieningen. Het idee was jezelf een paar dagen verstoppen en dan weer gewoon doorgaan met het dagelijks leven.
“Dat laat wel zien hoe kneuterig het eigenlijk allemaal geregeld was”, vindt boswachter Olav Martens. Met een harde ruk trekt hij in het Amsterdamse Bos een verborgen luik in de grond open. Het is de toegang tot een van de kleinste schuilruimtes van Amsterdam. Totale capaciteit: zo’n 12 mensen.
Onder aan de betonnen trap herinnert een oude douchekop en een rails voor een douchegordijntje nog aan de Koude Oorlog. “Daar kon je proberen radioactiviteit zoveel mogelijk van je af te spoelen. Maar in de protocollen van deze bunker stond ook dat je een weekie na een aanval wel weer buiten kon gaan kijken. In het geval van een nucleaire aanval is dat natuurlijk veel te vroeg.”
Luchtfietsen
De schuilkelder in het Amsterdamse Bos ruikt muf en de lucht is er ijl. Precies zoals in de catacomben van metrostation Weesperplein. Met een beetje pech is het er net een dag uit te houden. Met een handvol zuurstofslurpende vrienden om je heen ongetwijfeld nog veel korter. Plots haalt militair erfgoeddeskundige Ros een hendel aan de muur over. “Aan het gebrom te horen werkt het luchtverversingssysteem nog prima. Iedere schuilkelder had zo’n systeem nodig. Je moet lucht van buiten aanzuigen en het goed filteren. Anders overleef je het niet.”
De grotere openbare atoombunkers zaten vol met zulke technische snufjes. Zo waren er dieselgeneratoren voor elektriciteit, brandstoftanks om die dieselgeneratoren op gang te houden en tanks gevuld met drinkwater. Van al dat technische spul is nu weinig meer over. De meeste schuilkelders zijn na het eind van de Koude Oorlog leeggehaald. Want: geen dreiging, geen noodzaak.
“Er zijn nog maar weinig bunkers die helemaal intact zijn”, bekent Ros terwijl hij door een fietstunnel aan de Leeuwendalersweg in de wijk Bos en Lommer wandelt. De fietstunnel is een van de weinige schuilkelders (plek voor zo’n 800 man) die nog intact is gebleven. Achter twee nietszeggende deuren in de muur staan twee grote elektrische pompen die de lucht in de tunnel moesten verversen. “Zie je die fietsen staan? Mocht de elektriciteit uitvallen, dan kon je daar de luchtcirculatie alsnog mee op gang houden. Ga maar zitten. In principe zouden ze het nog moeten doen.” In principe ja. Want in de praktijk is er in je eentje geen beweging in te krijgen.
Als de bom valt…
…dan geldt: wie het eerst komt, het eerst maalt. Openbare schuilplaatsen hadden geen regels over wie wel of niet naar binnen mocht. Werd er een aanval verwacht, dan gingen de deuren direct dicht. Lang hoefde dat niet te duren: bij een grote schuilkelder als metrostation Weesperplein konden de zes toegangen binnen tien minuten afgesloten worden. De metrotunnel zelf kon ook op slot: in het plafond van de tunnel hangt nog steeds een gigantische stalen constructie met dat doel. Burgers die nog op straat ronddwaalden konden na ‘sluitingstijd’ aankloppen bij een set rode deuren die naast de normale ingang van het station lagen. Eenmaal door die deuren moesten ze radioactief vervuilde kleren in een gat in de muur achterlaten en zelf onder de douche springen. Pas dan mochten ze ook echt de bunker in. Als je al binnen kwam. Want vol is vol!