‘Ik hoopte dat ik een postnatale depressie had. Maar dat was niet zo.’
‘Mijn dochter is twee, en er gaat geen dag voorbij dat ik niet in stilte wens dat er een tijdmachine bestond. Ik haat het om moeder te zijn. Zelfs tot op het punt dat wanneer ik iemand zie die zwanger is, ik niets anders dan diep medelijden voel. Als ik door tijdschriften gericht op jonge moeders blader, of een reclame zie met een jong gezin, voel ik een enorme woede in me ontvlammen. Omdat ze in mijn ogen een volkomen onrealistisch beeld geven van het ouderschap. De werkelijkheid is in mijn ogen niet luchtig en gezellig, maar een regelrechte nachtmerrie.
Voordat ik mijn dochter Julie kreeg, genoot ik van mijn leven. Het was, zonder te overdrijven, in een woord perfect. Ik rolde zonder problemen door mijn studie, en daarna had ik een leuke baan en ging ik samenwonen met Tim, mijn vriend. We reisden veel en gingen vaak uit. Totdat ik zwanger raakte. Ik schrok ontzettend, want mijn zwangerschap was niet gepland. Ik had eigenlijk nooit echt een kinderwens, het sprak me zo weinig aan dat ik er niet eens serieus over had nagedacht of ik het ooit wilde of niet. Het was gewoon totaal geen onderdeel van mijn belevingswereld. Maar omdat Tim, zo positief reageerde, en dingen zei als: ‘Kinderen moeten je overkomen’ en ‘Het is nooit helemaal het juiste moment’ in combinatie met mijn op hol geslagen hormonen, dacht ik: ‘Ach, waarom ook niet? Wij kunnen dit!’
Ik verheugde me zelfs even op deze nieuwe fase in mijn leven. De aandacht die je als zwangere krijgt vond ik fijn, en maakte dat ik me speciaal voelde. Iets waar ik minstens achttien jaar voor moet boeten, en waarvan ik nu denk: wat heb jij je een rad voor ogen laten draaien.
Sinds ik moeder ben is mijn leven niet langer van mij. Ik geniet niet meer van dingen waar ik vroeger van genoot. Ik haat het zelfs om naar de muziek te luisteren waar ik gek op was voordat ik zwanger werd, omdat het alleen maar herinneringen terugbrengt aan mijn leven zonder kind. En dat doet pijn, want ik mis het. Het is nog geen drie jaar geleden, maar het lijkt een eeuwigheid.
Waar ik ondertussen ook niet goed van word zijn de mensen die vragen of ik geen postnatale depressie heb. Die heb ik niet. Aanvankelijk hoopte ik eigenlijk vurig dat het wel zo was. Na het nemen van antidepressiva, het verdubbelen van de dosering en het praten met een psycholoog, werd mijn ergste nachtmerrie bevestigd: dat geen enkele hoeveelheid drugs of praten ooit de spijt zal wegnemen die ik de rest van mijn leven zal hebben. Ik zie het ouderschap als een soort van sekte. Ik geloof oprecht dat zogenaamd gelukkige ouders je een rotgevoel willen geven, omdat je hen confronteert met iets dat ze zelf niet willen zien. Iets dat ze opzij duwen en negeren, want als ze het aandacht geven, zal het groeien.
Ik vind het gewoon niet leuk om moeder te zijn. Ik dacht dat kinderen krijgen iets geweldigs moest zijn, bijna iedereen wil het of doet het tenslotte. Maar nu denk ik dat andere ouders je niet vertellen hoe rot het werkelijk is, omdat ze anderen in ook in de val willen laten lopen. Echt, je zou het niet zeggen na deze tirade, maar ik houd van mijn dochter. Het is niet haar fout dat mijn hormonen en de maatschappij mij hebben misleid door me te laten denken dat kinderen je leven compleet maken. Maar ik haat elke seconde die ik voor haar moet zorgen. Ik kijk niet meer uit naar weekends of vakanties, omdat elke dag sinds haar geboorte hetzelfde is: voeden, huilen, luiers verschonen, braken, en en proberen haar te laten dutten. Zelfs nu ze een paar jaar ouder is, bestaan onze weekends uit verjaardagsfeestjes, parken en stomme kinderziektes.
Ik vind gewoon alles wat met het moederschap gepaard gaat een opgave, en ik denk dat ik het ‘verzorg-gen’ gewoon niet heb. Ik vind het alleen maar lastig dat Julie voor alles van mij afhankelijk is. Niet dat Tim me niet helpt, hij is een leuke vader en hij doet alles wat nodig is, en meer. Maar zelfs dan baal ik. Ik zou het nooit tegen iemand durven zeggen want ik besef ook wel hoe kinderachtig het klinkt, maar ik erger me rot dat Julie het onmogelijk voor ons maakt om een gesprek te voeren. Dat ze de hele tijd bij Tim op schoot wil, als ik even zijn aandacht heb. Ik breng haar zo vaak mogelijk naar haar opa’s en oma’s die gelukkig met liefde regelmatig een weekendje oppassen. Dan is het weer even zoals vroeger. Zoals het hoort te zijn. Tim en ik, terwijl we kunnen doen wat we willen.
Ik probeer er natuurlijk wel eens met Tim over te praten, maar dan in een afgezwakte vorm. Ik ben bang dat hij op me afknapt als ik honderd procent eerlijk ben. Dat resulteert erin dat hij me sust door te zeggen dat dit nu eenmaal tropenjaren zijn en dat het vanzelf wel beter wordt. Maar ik vraag me af hoe? Misschien dat ik dan niet meer de hele dag achter Julie aan hoef te lopen en haar in de gaten hoef te houden, maar dan komen er wel weer andere dingen. Gedoe met vriendinnetjes die willen komen spelen, of erger nog: pesten. En ik gruwel nu al bij het idee dat ik straks de billen van vreemde kinderen moet afvegen omdat ik Julie natuurlijk geen sociaal leven kan ontzeggen.
Ik begrijp dat ik als een enorm kreng over moet komen, maar omdat dit waarschijnlijk de enige kans is die ik ooit krijg om volledig anoniem mijn verhaal te doen, wil ik de rauwe waarheid vertellen. Ik wil echt heel duidelijk maken dat niet iedereen van gedachten verandert als ze zelf kinderen hebben. En dat het niet altijd ‘heel anders’ is, als het je eigen kind is.
Nogmaals: ik hou van Julie en ik zal er alles aan doen om haar een goed leven te geven. Dat ben ik haar verschuldigd. Ik zou haar ook niet meer willen missen, ondanks alles. Maar als ik de kans had om de tijd terug te draaien, zodat ik haar nooit had gekend en niet had gekregen, zou ik geen seconde aarzelen.’
Marianne (36) is thuisblijfmoeder. Haar man Arno neemt momenteel het familiebedrijf over. Ze zijn elf jaar samen en hebben drie kinderen: Ella (6), Ninthe (bijna 4) en Max (18 maanden).
‘Ik heb drie kinderen, twee meisjes en een jongen. En van de laatste heb ik – al krijg ik het woord bijna niet mijn mond uit – ‘spijt’. Mijn zoontje Max is de jongste. Hij is achttien maanden oud. En hij maakt me knettergek. Max om je heen hebben, is net zoiets als tien kinderen tegelijkertijd in de hand proberen te houden. Hij vraagt voortdurend aandacht, en als hij dat niet krijgt, huilt hij de hele tijd. Hij kleeft aan me als secondenlijm en zelfs een uurtje rust, bijvoorbeeld als hij een dutje doet, is me niet gegund. Hij slaapt alleen als ik naast hem zit, want als hij wakker wordt en me niet ziet, raakt hij in paniek en duurt het uren om hem te kalmeren.
Mijn man heeft een eigen zaak en werkt zes, soms zeven dagen per week. We hebben samen overlegd dat ik de eerste jaren voor de kinderen thuis zou zijn, en hij de zaak draaiende zou houden. Ik verwijt hem dus niet, en daarbij doet hij echt zijn best om me zoveel mogelijk te helpen met de kinderen. Hij neemt Max een paar avonden per week voor zijn rekening, zodat ik kan slapen. Maar zelfs tijdens de nachten dat hij opstaat moet ik uiteindelijk toch uit bed komen om hem te helpen, anders blijft mijn zoon gillen en huilen totdat hij me ziet, en maakt hij het hele huis wakker.
Mijn oudste dochter, die zes is, helpt me zoveel mogelijk door met Max te spelen. Ze probeert met hem te kleuren en te lezen, maar niets lijkt hem lang genoeg bezig te kunnen houden.
Max terroriseert zijn zusjes, maakt hun knutselwerkjes en tekeningen kapot, knijpt onze kat en denkt dat het grappig is om zijn speelgoedautootjes tegen onze flatscreen-tv te gooien. Ik kan hem geen seconde uit het oog verliezen en ben fysiek en emotioneel en mentaal uitgeput. Ik vlucht wel vier of vijf keer per dag de tuin in, om even te kunnen janken en een sigaret te roken, want van ellende ben ik daar ook weer mee begonnen. Al heb ik zelfs daar eigenlijk geen tijd voor, want binnen een halve minuut hoor ik vanuit de woonkamer meestal alweer luid gekrijs.
Vanwege het gedrag van mijn zoon voelen dochters zich ondergesneeuwd. Niet dat ze dat zo weten uit te drukken, maar ik merk het aan ze. Sinds Max kan lopen en echte interactie met hen heeft, zijn ze steeds vaker boos en gefrustreerd. Telkens wanneer ik een activiteit met hen probeer te doen, zoals met de barbies spelen, hun nageltjes lakken wat we altijd super leuk vonden, of desnoods een boekje lezen, wordt Max jaloers en krijgt hij een driftbui.
Ik heb alles geprobeerd: hem laten schreeuwen, hem aan de andere kant van het traphekje in de keuken gezet terwijl ik kook, zodat hij kan zien dat hij niet de hele tijd aan me vastgekleefd hoeft te zitten en dat alles dan nog steeds oké is, maar niets werkt.
Ik heb geen idee waar dit gedrag vandaan komt. Mijn dochters hebben ook wel een eenkennige fase gehad, maar dit is zo extreem…Ik kan zelfs niet naar het toilet of even de gang stofzuigen zonder dat hij begint te gillen.
Soms voelt het gewoon alsof Max niet echt van mij is. Het was zo perfect, met ons viertjes. Waarom moest ik dat evenwicht zonodig verstoren met een derde? Ik verlang stiekem terug naar de harmonische dagen met mijn twee meiden, zonder mijn zoon die ons allemaal tot waanzin drijft. En ja, natuurlijk voel ik me daar schuldig over, en heb ik het gevoel dat ik tekortschiet als moeder. Maar het voelt alsof de onvoorwaardelijke liefde, die ik zo makkelijk leek te kunnen geven aan mijn dochters, door Max wordt afgedwongen. En daardoor voel ik juist steeds meer weerstand. Hij stoot me af, hoe rot dat ook klinkt, zelfs voor mij.
Het is een tragische situatie voor iedereen. Ik wil mijn man er ook niet teveel mee belasten, hij heeft het al zwaar genoeg, dus ik doe tegenover hem alsof het wel meevalt, al heb ik het gevoel dat ik op instorten sta. Ik heb besloten dat ik het nog een half jaar aanzie, en als er dan niets veranderd is ga ik de huisarts inschakelen. Er moet hoe dan ook iets gebeuren, anders gaat ons hele gezin hieraan onderdoor.’
Astrid (39) werkt als accountmanager. Ze heeft een LAT relatie. Uit een eerder huwelijk kreeg ze dochter Maryam (9).
‘Het allerliefste zou ik Maryam permanent elders onderbrengen.’
‘Ik heb het gevoel dat ik gefaald heb als moeder. Ik wist altijd al dat ik maar één kind wilde, maar in mijn prachtig uitgestippelde plan had ik geen rekening gehouden met het feit dat mijn kind niet zo perfect zou zijn als het plaatje dat ik in mijn hoofd had. Mijn dochter Maryam heeft een laag IQ, een vorm van ADD en een stoornis in het autistisch spectrum, en dat zijn pas de dingen die we inmiddels met zekerheid kunnen zeggen. Wie weet wat er later nog naar boven gaat komen.
Maryam is negen en ik haar vader en ik zijn drie geleden uit elkaar gegaan, maar we delen de voogdij. De dagen dat ze niet bij mij is, zorgen ervoor dat ik geestelijk gezond blijf, want wanneer ze thuis is ben ik alleen maar gestrest.
Omdat Maryam op school niet te handhaven was – ik kreeg drie a vier keer per week een telefoontje over een woede uitbarsting of een vechtpartij – zit ze inmiddels op een lage dosis medicijnen. Niet leuk, want ik weet dat ze de meestal gewoon in de maling wordt genomen door haar klasgenoten. Kinderen kunnen echte etters zijn en ze voelen haarfijn aan of iemand een makkelijk slachtoffer is. Maryam hapt snel als ze wordt uitgedaagd, en dat vinden ze blijkbaar grappig.
Ik heb inmiddels een nieuwe vriend. Een geweldige vent, maar ik voel zijn reserves. Niet dat we ruzie hebben, maar toekomstplannen omzeilt hij tijdens onze gesprekken. Ik weet – ook zonder dat hij het heeft uitgesproken – dat dit grotendeels aan mijn dochter ligt. En weet je, ik snap het ook wel. Ook voor mij is het moeilijk om voortdurend rekening te moeten houden met Maryam’s behoefte aan voorspelbaarheid, structuur en haar woedeaanvallen als er iets gebeurt wat niet volgens het schema is. Om eerlijk te zijn denk ik dat als Maryam niet de helft van de week bij haar vader was, mijn relatie allang verleden tijd was geweest.
Ik haat het dat ik zo vaak spijt heb van mijn keuze om moeder te worden. Ik hou van mijn kind, maar heb het gevoel dat ik tekortschiet. Dat ik er niet tegen ben opgewassen om moeder te zijn, zeker niet van een kind dat meer nodig heeft dan normaal. Het allerliefste zou ik Maryam permanent elders onderbrengen. Een woongroep ofzo. Maar ik zou me tegelijkertijd enorm schuldig voelen. Ik weet dat mijn ex net zo met haar stoornissen worstelt als ik, en dat vind ik ook weer zo triest. Als ik naar Maryam kijk denk ik: ‘Arm meisje. Jij hebt nergens om gevraagd, en toch ben je er. En nu is niemand echt blij met je.’
Ik ben bang voor haar toekomst, voor wat er van mijn kind zal worden. Ze is heel ontvankelijk en nogal snel in de ban van wat ik zie als foute rolmodellen, zoals die rapper, Boef. Ik houd mijn hart vast, straks valt ze nog in de handen van een loverboy. Daarom heb ik een tijdje geprobeerd om meer met haar samen te doen, al hield ik dat niet lang vol. Ze zat vrijwel de hele tijd te jammeren en zeuren. Ik trok het gewoon niet, en moest echt mijn best doen om niet mijn geduld te verliezen.
Soms zie ik moeders met dochters gezellig winkelen en een taartje eten in de stad, en dan voel ik me zo jaloers. Bij mij thuis zit een soort moppersmurf die alleen maar ontevreden lijkt, en vanuit het niets in woede kan ontsteken. Dat klinkt misschien heel naar, maar mijn galgenhumor is het enige wat me erdoorheen sleept. Daardoor kan ik alles tenminste nog een beetje relativeren.’