Het is Koningsdag en ik zit in Frankrijk. In een klein huisje met een houtkachel. Met daar omheen slechts graanvelden en bossen. Via de digitale media volgen we het oranje geweld. Ik huiver bij de honderdduizenden die Amsterdam overspoelen en ben zo ontzettend blij dat ik hier in de stilte ben. Weg van het schreeuwend oranje, de zich verdringende meutes rond tafels vol prullaria, onder je voeten de platgetrapte plastic bekers, het toenemende gelal en gebral en de lucht van verschraald bier en verbrand vlees.
Ik hoor mensen zeggen dat ze ‘sprakeloos’ zijn dat de prinsesjes er tóch bij zijn, alsof zich een wereldwonder aan hen voltrekt
Op de radio hoor ik mensen in Amstelveen zeggen dat ze ‘sprakeloos’ zijn dat de prinsesjes er tóch bij zijn…. –alsof zich een wereldwonder aan hen voltrekt- en iemand vraagt of de verslaggever even niets meer wil vragen, omdat hij nu wil genieten. Genieten van het moment dat ergens in de verte de koninklijke stoet voorbijtrekt. Ik zie hoe tientallen mensen smartphones boven hun hoofd houden voor het vastleggen van De Glimp. Mensen gedragen zich als volkomen onderdanige debielen in het aanschijn des koninklijken bloede. Ik verafschuw het.
‘Zijn wij zulke zuurpruimen geworden’, vraag ik mijn compagnon hier in het huisje, ‘dat wij hier en niet dáár willen zijn?’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Er zijn zoveel mensen die er een hekel aan hebben. Ongeveer een kwart van de bevolking.’ Dat zijn toch behoorlijk veel mensen. Waarom hoor je ze zo weinig? En waarom heb ik zo’n hekel aan Koningsdag of eigenlijk aan elk massa-evenement? Wat verklaart mijn allergie voor kuddegedrag? Kuddegedrag is heel menselijk, vroeger nuttig bovendien, omdat je als groep in barre omstandigheden meer kans op overleven hebt dan alleen. Kuddes volgen leiders. En hoe groter de kudde is, hoe kritieklozer ze dat doen. Ze volgen leiders, omdat die wel goed en belangrijk moeten zijn als anderen ze ook volgen. Veel mensen weten niet eens waar ze achteraan lopen of waar ze aan mee doen. Massa-evenementen werken collectieve hersenverweking in de hand.
Studio Sport was zo belangrijk –en ik heb nooit gesnapt waarom- dat mijn broer op zondagavond nooit hoefde af te wassen.
Maar er is meer. Bij ons thuis vroeger werden huishoudelijke taken redelijk naar aard en vermogen tussen mij en mijn broer en zus verdeeld. Daar had ik vrede mee, maar er was één uitzondering die hier inbreuk op maakte en dat was sport. Voor sport op tv moest alles wijken. Ik had er flink de ziekte in als ik mijn favoriete serie niet mocht zien omdat er schaatsen of voetbal op tv was. Maar het allerergste was Studio Sport op zondagavond. Studio Sport was zo belangrijk –en ik heb nooit gesnapt waarom- dat mijn broer op zondagavond nooit hoefde af te wassen. Dat druiste zo tegen mijn gevoel van rechtvaardigheid in dat Studio Sport en voetbal in het algemeen sindsdien voor mij hét symbool van onrecht zijn. Met de afwas heeft dat weinig nog van doen.
Ik vind het ronduit onrechtvaardig dat mannen die achter een balletje aanlopen miljoenen verdienen en volkomen onbegrijpelijk dat miljoenen mensen voetbal toejuichen. Waarom aanbidden mensen voetbalspelers? Wat is het belang van het hollen achter een balletje dan? Lost het de klimaatproblemen op, redt het de gezondheidszorg, beëindigt het de oorlog in Syrië, de onrust in de Oekraïne en geeft het een oplossing voor de honger en de armoede in de wereld? Naar ik weet steken voetballers hun miljoenen in bling bling en huizen in het Gooi en Amsterdam Zuid en drinken ze bier met Poetin, want sport verbroedert. Oh nee, dat is onze koning die dat doet en daarmee zijn we weer terug bij de koninklijke familie. Wat is er zo belangrijk aan onze koning en zijn familie, dat iedereen ter zijner glorie zich in foeilelijk en schreeuwend oranje hult en in katzwijn valt bij alleen maar een glimp van de koninklijke tronies? Wat doen zij dan voor goeds voor de wereld dat wij zo belangrijk vinden? Dat begrijp ik niet.
Over een kleine twee maanden breekt het WK-voetbal in alle hevigheid los. Ik maak me weinig illusies. Zelfs in de hotelletjes in de bush in Oeganda, kon ik me vier jaar geleden niet onttrekken aan wat me ongevraagd werd opgedrongen en wat ik juist om die reden zo verafschuw. Dit jaar in Nederland zal het nog erger zijn; het geluid van blèrende voetbaltelevisie, Studio Sport in tienvoud, dat door de raamsponningen mijn huis zal binnen sijpelen. Het zal me het onrustige gevoel geven –en dat is wat massa-evenementen als Koningsdag en het WK echt onverdraaglijk maakt- dat ik mee moet doen, dat ik me aan moet sluiten bij de kudde, dat mijn afwijkende gedrag niet wordt geaccepteerd. Dat ik het verloren schaap, de outcast, ben. Maar ik doe het niet, in nog geen honderd jaar, nooit zal ik bezwijken onder groepsdruk.