In 2011 publiceerde de Amerikaanse topwetenschapper Stephen Pinker een lijvig boek met de prikkelende titel The Better Angels Of Our Nature: Why Violence Has Declined. Aan de hand van keiharde cijfers en feiten toont Pinker in 800 pagina’s overtuigend aan dat er tegenwoordig opvallend veel minder oorlog en geweld in de wereld is dan ooit tevoren.
Een hoopgevende boodschap, zou je denken. Toch riep het boek van Pinker vele woedende reacties op. Critici verweten de schrijver dat hij zijn lezers onterecht blij maakte met een dooie mus. Oorlog en geweld kùnnen nooit helemaal verdwijnen, want Homo sapiens is nu eenmaal een onverbeterlijke agressieveling. Dat zit in de aard van het beestje. Sla de krant er maar na…
Maar oorlog is de uitzondering op de regel. Dat is ook precies de reden waarom gewapende conflicten altijd zo breed worden uitgemeten in de media, en vrede niet. Een enkele ernstig getroubleerde gek uitgezonderd, lopen de meeste mensen niet schietend en moordend over straat.
Integendeel! Ze maken juist bezorgd geld over naar rampgebieden, doen vrijwilligerswerk om anderen te helpen, zijn lief voor kinderen en ouderen, zamelen geld in om akelige ziektes en armoede de wereld uit te helpen, luisteren geduldig naar elkaars problemen en troosten elkaar waar ze maar kunnen.
Aard van het beestje
Vredelievend zijn is eigenlijk zó gewoon, dat we er nauwelijks oog voor hebben. Nog maar een paar eeuwen geleden gingen we voor onze lol naar openbare terechtstellingen op het dorpsplein, maar daar zouden we nu niet meer aan moeten dènken!
In dit moderne tijdperk gelden immers de rechten van de mens, vastgelegd in internationale verdragen. Soldaten worden allang niet meer beschouwd als kanonnenvlees. Krijgsgevangenen moeten humaan worden behandeld en burgerslachtoffers zo veel mogelijk vermeden. Martelen en lijfstraffen zijn verboden. De doodstraf is in de meeste landen allang uitgebannen, evenals de slavenhandel.
Natuurlijk, het gebeurt hier en daar nog steeds. Maar Pinker wijst er op dat er een hemelsbreed verschil bestaat tussen incidentele, illegale praktijen die wereldwijd op algehele afkeuring en zelfs vervolging kunnen rekenen en grootschalige, geïnstitutionaliseerde praktijken die iedereen de normaalste zaak van de wereld vindt.
Er zijn verschillende, duidelijk aanwijsbare factoren die bijdragen aan vreedzaamheid, zoals goed onderwijs, gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen, voedselzekerheid, democratische politiek en meer van dat soort zaken. Maar daarover gaat dit artikel niet. Ik neem liever die beruchte ‘aard van het beestje’ eens onder de loep…
De risico’s van vechten
Want hoe meer we te weten komen over het natuurlijke gedrag van dieren, hoe groter de kans dat we op den duur oorlog zo veel mogelijk kunnen uitbannen of zelfs helemaal voorgoed kunnen laten verdwijnen. Om onze eigen sociale systemen beter te kunnen begrijpen, is het dus heel nuttig om te weten hoe dieren met conflicten omgaan. De afgelopen dertig jaar hebben biologen hier veel onderzoek naar gedaan.
En wat blijkt? Rhesusaapjes bijten elkaar om het minste geringste, bavianen martelen de zwakkere leden uit hun samenleving, chimpansees overschrijden soms bewust de grenzen van hun territorium om hun buren te overmeesteren en te vermoorden, mieren zijn enthousiaste slavenhouders… Niets menselijks is de dieren vreemd.
Toch vechten de meeste dieren liever niet. Wel op allerlei rituele manieren, zoals steenbokken en herten in de paartijd, maar als het even kan niet op leven en dood. Daar hebben ze goede redenen voor. Want zelfs wie als winnaar uit de strijd komt, kan zo ernstig zijn verwond dat hij daarna bijvoorbeeld niet meer goed kan jagen of vluchten voor roofdieren. Bovendien kunnen wonden gaan ontsteken, waardoor je te ziek wordt om voor jezelf te zorgen.
Agressie hoort erbij
Veel dieren leven in sociale groepen omdat ze daarmee beter af zijn. Zo zijn ze beter beschermd tegen roofdieren, kunnen ze hun voedselbronnen makkelijker beschermen, samen jagen en nuttige informatie uitwisselen. Maar dat wil nog niet zeggen dat het er altijd even harmonieus aan toe gaat. Er wordt heel wat afgeruzied en soms breken er zelfs rellen uit.
Een dier kan ruzie krijgen met zijn vaste partner, met zijn eigen kinderen, met liefdesrivalen of met voedselconcurrenten. Hij kan het oneens zijn met zijn groepsgenoten over welke kant ze op moeten trekken of over het uitvoeren van gezamenlijke taken.
Ook voor dieren horen agressie en geweld er nu eenmaal bij, maar meestal maken ze toch een vrij nauwkeurige afweging van de eventuele gevolgen. Want meningsverschillen die uit de hand lopen, kunnen leiden tot het uiteenvallen van de groep. Ook verliezers die zich gedwongen voelen om in hun eentje de groep te verlaten wacht een onzeker lot: ze missen de bescherming van hun eigen groep en riskeren gewelddadige ontmoetingen met ‘vreemde’ groepen soortgenoten.
Territoriale dieren maken liever ook geen ruzie met hun buren. Want als ze die tijdens een gevecht doden of verjagen, dan wordt het ‘onbemande’ territorium al snel ingenomen door een nieuwe buurman, die misschien nog wel veel lastiger of sterker is. Geurmerken op strategische plekken zijn een manier om territoriumconflicten te vermijden, evenals het duidelijk afbakenen van grenzen door middel van zang.
Het nut van felheid
Dieren moeten dus net als wij echt hun best doen om de lieve vrede te bewaren. Toch is de ene diersoort duidelijk agressiever van aard dan de andere. Bij apen valt op dat de minst agressieve soorten, zoals gibbons en bonobo’s, meestal in ondoordringbare oerwouden wonen, met overal volop voedsel, water en leefruimte.
Bij deze soorten zien beide seksen er meestal ook hetzelfde uit. De mannetjes zijn net zo groot en ongeveer net zo sterk als de vrouwtjes, en hebben geen vervaarlijk grote hoektanden. Paartjes zijn vrij monogaam, blijven hun hele leven bij elkaar en papa helpt bij het opvoeden van de kinderen.
De meer agressieve apensoorten leven in gebieden waar het een stuk moeilijker is om genoeg eten te vinden en waar het leven minder gemakkelijk is. Tot die laatste groep horen bijvoorbeeld de bavianen en rhesusapen, waarvan de mannetjes uiterlijk sterk verschillen van de vrouwtjes.
Hun agressie dient duidelijk een evolutionair nut: bavianen hebben hun karakteristieke korte lontje nodig om zich succesvol te kunnen verdedigen tegen zeer gevaarlijke vijanden, zoals bijvoorbeeld het luipaard.
Maar agressie is geen overlevingsmechanisme dat je als een soort machientje aan en uit kunt zetten. Het is een temperament, diep verankerd in de genen van de bavianen, en dat maakt hen in elke situatie tot potentiele agressors, ook als er helemaal geen luipaard in de buurt is…
Vrede sluiten en bewaren
Een belangrijke reden voor strijd bij zowel mensen als dieren is overbevolking, wat vaak leidt tot voedselgebrek. Daarom trekken veel soorten instinctief weg voordat de situatie onhoudbaar wordt. Je zou zelfs kunnen stellen dat de reden van migratie conflictpreventie is!
Ook houden veel dieren er interessante gedragsregels op na, die moeten voorkomen dat een knokpartij uit de hand loopt. Wie deze gedragsregels goed beheerst, overleeft meer aanvaringen en vermijdt zo verwondingen, waardoor hij beter dan notoire vechtersbazen is uitgerust om zijn genen door te geven aan volgende generaties.
Vanuit evolutionair oogpunt zijn vreedzame dieren dus succesvoller. Daarom gooien hagedissen, wolven en diverse katachtigen zich bijvoorbeeld op hun rug en tonen open en bloot hun kwetsbare buik en keel, waarmee ze willen zeggen: okee, okee, okee! Jij bent de sterkste, ik geef me over! Meestal is de strijd dan meteen beslecht en komt de verliezer er slechts met een (tijdelijk) geknakt ego vanaf.
Na een knokpartij maken hyena’s het vaak binnen vijf minuten alweer goed. En precies hetzelfde geldt voor dolfijnen, geiten, leeuwen, honden, moeflons en dwergmangoesten. Apen leggen het sneller bij met familieleden, maar hyena’s doen dat juist eerder bij soortgenoten waarmee ze géén bloedband hebben. Waarschijnlijk omdat familieleden makkelijker vergeven dan vreemden.
Jonge dieren en ook mensenkinderen zijn trouwens net zo competent in vrede sluiten als de volwassenen. Bij de gouden aap (Cercopithecus kandti) treden de mannetjes vaak op als vredestichters tussen twistende vrouwtjes.
Bij de chimpansees is het eerder andersom: vaak brengt een hooggeplaatst vrouwtje twee mokkende vechtersbazen weer bij elkaar. Als een volleerd mediator neemt ze een van de twee kemphanen letterlijk bij de hand en trekt zo’n vaak onwillig mannetje met zachte dwang naar zijn tegenstander om elkaar de hand te reiken.
Om gebutste persoonlijke relaties weer te repareren en hun door stress versnelde hartslag weer normaal te krijgen, kunnen chimpansees elkaar kort na een gevecht innig omhelzen, vol op de mond kussen of een lekkere vlooibeurt geven. Of ze bieden ze elkaar voedsel aan.
En de zachtmoedige broer van de chimpansee, de bonobo, smoort eventuele vijandelijkheden moeiteloos in de kiem met een potje seks. De bonobo staat niet voor niets bekend als de Make Love, Not War-aap.
Elkaars veertjes schikken
Ook vogels kibbelen behoorlijk wat af. Roeken maken per definitie nóóit ruzie met hun vaste partner, maar des te meer met andere groepsgenoten. En daarna sluiten ze meestal geen vrede. Kennelijk vinden roeken verzoening niet nodig omdat de relaties met hun groepsgenoten relatief veel minder impact hebben op hun gevoel van welbevinden dan bij apen het geval is. Zolang ze maar in perfecte harmonie zijn met die ene andere roek, hun liefdespartner, kunnen hun relaties met de andere roeken in de kolonie hen eigenlijk gestolen worden.
Wat ze wel doen, is zich mengen in conflicten tussen anderen en dan de verliezer ‘troosten’. Raven doen dat ook. En gek genoeg verzoenen zij zich vaak wèl met vreemde raven waarmee ze mot hebben gehad. Vaak gebeurt dat door ‘contactzitten’: even gezellig vlak naast elkaar of zelfs tegen elkaar aan zitten, een beetje snavelen, elkaars veertjes schikken…
Rhesusapen zijn van nature nogal agressief en leggen ruzies zelden bij. Een apensoort die vrij nauw aan hen is verwant, de beermakaak, heeft juist een duidelijk talent voor vrede sluiten. Primatoloog Frans de Waal liet daarom eens een gemengde groep jonge rhesusaapjes en beermakaakjes met elkaar opgroeien om te zien wat er zou gebeuren.
Tot zijn verrassing bleken de rhesusaapjes een voorbeeld te nemen aan het pacifistische gedrag van de beermakaken. Ze vertoonden veel vaker verzoeningsgedrag. Niet op de beermakakenmanier, maar op hun eigen rhesusapenmanier. Toen de vredelievende rhesusapen later weer van de beermakaken werden gescheiden en toegevoegd aan een gewone groep rhesusapen, bleven ze net zo aardig als eerst.
Vredelievendheid valt dus aan te leren. Een hele troost. Want wat apen kunnen, dat kunnen wij ook. Volgens Stephen Pinker is de afname van geweld die hij in zijn boek in kaart brengt, ‘misschien wel de belangrijkste, maar minst gewaardeerde ontwikkeling in de geschiedenis van onze soort.’ Om de een of andere reden houden we liever vast aan een te duister beeld van onszelf.
Een cruciale hindernis die we dus zullen moeten overwinnen op onze evolutionaire weg naar wereldvrede is ons eigen slechte zelfbeeld. Want optimisme en vertrouwen in onszelf en in elkaar zijn onontbeerlijk om ervoor te zorgen dat ‘het goede’ inderdaad ‘het kwade’ zal overwinnen.
Bronvermelding: The Better Angels of Our Nature (2011), door Stephen Pinker; Natural Conflict Resolution (2000), onder redactie van Filippo Aureli; A Natural History Of Peace (2006), door Robert M. Sapolsky; Constant Battles: Why We Fight (2004), door Steven LeBlanc.