Als je niets hebt, pak je wat je pakken kunt. Ook een leegstaand betonnen karkas, dat ooit het grootste ziekenhuis van Buenos Aires had moeten worden. Toch handig, die al sinds 1937 leegstaande verdiepingen. De een zet een naald in zijn aders, de ander bereidt zijn zondagspreek voor. De tienerjunkies aanbidden hun drugslord, de priester vereert zijn 33-jarige messias. Samen bewonen ze de Elefante Bianco, het nooit geopende hospitaal in de sloppenwijk Villa Virgin. Samen proberen ze zich aan hun troosteloze lot te ontworstelen.
De Argentijnse film Elefante Bianco toont hoe de linkse pastoor Julián alle regeltjes en voorschriften van de rooms-katholieke kerk ontwijkt in zijn enorme drive om de armen hoop op een betere toekomst te geven. Hij vat samen met een sociaal werkster het idee op om zelf een hospitaal naast dat onvoltooide betonnen gedrocht neer te zetten. Padre Julián opereert in de hoogtijdagen van de Argentijnse junta in de jaren zeventig, wat zijn werk bepaald niet makkelijker maakt. Militairen en politie vinden het best als die junkies elkaar uitmoorden, maar ze moeten niet lastig worden en hun rechten opeisen.
Julián staat symbool voor de sociaal bewogen priesters, die in die tijd in Latijns-Amerika de bevrijdingstheologie probeerden te verspreiden. Ze wilden een grotere sociale betrokkenheid van de Kerk bij de wereld en het verkleinen van de enorme ongelijkheid tussen arm en rijk. Daarmee heeft Julián een sociale agenda, die sterk aan de huidige paus Franciscus doet denken. Niet vreemd, want Julián en Franciscus hadden elkaar in Villa Virgin kunnen ontmoeten. Ook Franciscus deed als bisschop in de stad Buenos Aires veel in die tijd voor armoebestrijding en solidariteit met de zwakkeren van de samenleving. Of hij Carlos Mugica, een legendarische priester uit die tijd die werd vermoord, voldoende heeft beschermd, moeten historici beslissen.
Doolhof
In ieder geval zijn de pauselijke stinkende roots, zijn fysieke en filosofische bakermat, in de film Elefante Bianco terug te vinden. Die stank is meteen het grootste wapenfeit van regisseur Pablo Trapero. Bijna achteloos toont hij de krotten en hun bewoners. De overvolle straatjes puilen uit met spelende kinderen. Indrukwekkend is het bezoek van Juliáns collegapriester Nicolas aan het hol van een vrouwelijke drugslord om het lijk van een tienerjunkie op te halen. Dit angstaanjagende doolhof beneemt de kijker de adem, een tocht die aan Apocalypse Now doet denken. Cineast Trapero overtuigt in zijn portret van de armeren, de casting met amateuracteurs is letterlijk uit het leven gegrepen.
Jammer dat Trapero het nodig vond om de strijd van Julián en Nicolas in een soap-achtig verhaal te gieten. Julián heeft niet lang meer te leven door een dodelijke ziekte, maar weigert dat aan de anderen te vertellen. Nicolas (gespeeld door de Waalse acteur Jeremier Renier, die we uit Dardenne-films als La Promesse kennen) krijgt een verhouding met de sociale werkster Luciana, wat hem in conflict met zijn celibaat en zijn geweten brengt. De wijkbewoners veranderen in figuranten in een liefdesdrama. Desondanks blijft Elefante Bianco een meeslepende, realistische film.
Televisiehelikopter
De realiteit van armen die oude gebouwen en andere plekken innemen is nog steeds actueel: nog maar anderhalf jaar geleden bezetten daklozen een park in een buitenwijk van Buenos Aires. Televisiehelikopters volgden dag en nacht de bouwactiviteiten van tentjes en barakken. Omwonenden klaagden overr de stank, er braken steeds meer gevechten uit tussen hondenbezitters die hun park terugeisten en de daklozen. Uiteindelijk besloot de regering het park na maanden discussies te ontruimen. Verschil met de juntatijden van priester Julián is de controle van de media en het parlement, gebleven is de wanhoop van de arme onderlaag. En de Elefante Bianco staat er nog steeds.