Op de tentoonstelling Kunst in het derde rijk – verleiding en afleiding in Museum Arnhem zijn een negentigtal schilderijen en beelden te zien, alle gemaakt tijdens het naziregime door Duitse en Oostenrijkse kunstenaars. De overeenkomst tussen de kunstenaars is dat allen waren aangesloten bij de Reichskulturkammer en dus met goedkeuring van het nazibewind werkten. Een groot deel van de tentoongestelde werken was bovendien te zien op de Große Deutsche Kunstaustellung (Grote Duitse kunsttentoonstelling), die van 1937 tot en met 1944 jaarlijks in München gehouden werd.
Het Museum Arnhem stelt dat de huidige expositie een beeld schetst van de kunst die destijds in Duitsland gemaakt en geëxposeerd werd, en hoe de beeldende kunst tot politiek instrument gemaakt werd.
Van de bijna 15.000 schilderijen, tekeningen en beelden die bij die grote tentoonstellingen in München te zien waren, bestond maar een klein gedeelte uit werken die het nazisme verheerlijkten: het waren vooral afbeeldingen van landschappen, dieren, architectuur, stillevens, portretten – veelal realistisch (in alle denkbare varianten), maar ook impressionistisch of in een andere stijlen.
De Duitse kunsthistoricus Christian Fuhrmeister merkt in het bij de huidige tentoonstelling verschenen boek op, dat de nazi’s claimden dat bij de Große Deutsche Kunstaustellungen alleen “topprestaties” welkom waren, die “uitdrukking geven aan de grootsheid van het nieuwe tijdperk geboren uit bloed en bodem van nationaalsocialistische houdingen en wereldbeeld.”
Verpakkingsfraude
Maar, zo schrijft Fuhrmeister, die claim was in werkelijkheid “verpakkingsfraude”: “kunstenaars, thema’s, motieven en genres die al overeenkwamen met de conservatieve artistieke smaak in München van de jaren 1920 en daar floreerden bleven voortbestaan. (…) de exclusieve toewijding aan een gemeenschappelijk verhaal vereiste zo’n sterke conceptuele nivellering van de kunst, dat de confrontatie van lentetak, Voralpen-landschap, bloemstilleven, naakt, soldaten en dierenportret de spot dreef met de veronderstelde eenduidigheid.”
Veronderstelde eenduidigheid
Precies hetzelfde signaleert de Nederlandse kunsthistorica Claartje Wesselink met betrekking tot Nederland: “Als gezegd heeft het nationaalsocialisme ondanks pogingen in die richting nooit een eigen stijl voortgebracht. De enige kunst die met zekerheid nationaalsocialistisch te noemen is, is derhalve kunst met expliciete motieven zoals een hakenkruis of de beeltenis van de Führer of ‘den Leider’ Mussert .Dit betreft echter slechts een kleine minderheid van de Nederlandse kunstwerken uit de jaren ’40-’45.” – in haar proefschrift Kunstenaars van de Kultuurkamer: Geschiedenis en herinnering (2014, blz. 30).
Reichskulturkammer / Kultuurkamer
Zoals gezegd waren alle kunstenaars waarvan in Arnhem werk te zien is lid van de in 1933 opgerichte Reichskulturkammer. Die was op haar beurt weer onderdeel van het door Goebbels geleide Reichsminsterium für Volksaufklärung und Propaganda (Rijksministerie voor Volksvoorlichting en propaganda) en bestond uit zes Reichskammer voor respectievelijk literatuur, pers, omroep, theater, muziek en beeldende kunst. Lidmaatschap van de Reichskammer für bildende Künste was verplicht voor iedereen die beroepsmatig met de beeldende kunsten (inclusief bouwkunst te maken had). Het doel van de Reichskulturkammer (en ook van de naar het Duitse voorbeeld opgerichte Nederlandse Kultuurkamer) was om alle gelederingen van de kunsten en de media vanuit de staat aan te sturen en te controleren.
Tekst uit: Dr. Gerhard Menz. Der Aufbau des Kulturstandes. Die Reichskulturkammergesetzgebung, ihre Grundlagen u. ihre Erfolge. C.H. Beck, München/Berlin 1938.
Joden, Jehova-getuigen, vrijmetselaars, sociaal-democraten en communisten werden geweigerd, net als makers van entartete Kunst. Deze verloren zodoende de mogelijkheid hun beroep uit te oefenen.
Entartete kunst
Omdat op de tentoonstelling in Arnhem wél wordt verteld dat de nazi’s een afkeer hadden van entartete Kunst, maar tamelijk oppervlakkig wordt ingegaan op wat dat nu precies is, citeren we uit het proefschrift van Claartje Wesselink:
“Wellicht het bekendste aspect van de nationaalsocialistische esthetica is de afkeer van wat zij betitelde als entartete of ‘ontaarde’ kunst. Het begrip Entartung was in de aanloop naar het fin de siècle in zwang geraakt in de Franse psychiatrie als verklaring voor bepaalde ziektebeelden. De joodse arts Max Nordau, een leerling van Lombroso, bracht het begrip vervolgens met de kunsten in verband. In zijn boek Entartung (1892-93) stond het begrip symbool voor het culturele verval van de ‘nerveuze’ negentiende eeuw en haar overweldigende, vervreemdende moderniteit. Stijlen als het symbolisme, naturalisme en impressionismewezen volgens Nordau op de collectieve ‘ontaarding’ van de menselijke geest. Zijn boek maakte de term Entartung tot ‘mächtigen Schlagwort’, aldus historicus GeorgeMosse.”
Een racistische wending
“Enkele decennia later gaven de nazi’s een racistische wending aan Nordaus esthetisch-pathologische opvatting van de entartete Kunst. Zij vervingen de waarden van christendom en Verlichting door rassenkunde en antisemitisme, in de geest van theoretici als Houston Stewart Chamberlain en Alfred Rosenberg. Met een ijzeren logica herkenden zij overeenkomstige patronen op elk maatschappelijk gebied – zo ook de kunst. Het ‘noordse’ ras zou bij uitstek in staat zijn tot het vervaardigen van ‘gezonde’ kunst.” (Wesselink, blz. 27)
In de waanwereld van het nazisme waren Joden gedegenereerd, net als mensen met een donkere huidskleur. Dus alle kunst – ongeacht de vorm of de stijl – van Joodse en zwarte kunstenaars was per defenitie ontaard. Achter moderne kunstvormen, zoals abstracte kunst, zouden Joden of “negers” steken, die met ongezonde kunst de wereldheerschappij nastreefden.
Of, zoals Hitler het bij de opening van het Haus der Deutschen Kunst in 1937 zei:
“Een kunst die niet kan rekenen op de meest vreugdevolle en innigste toestemming van de gezonde brede volksmassa, maar alleen kan rekenen op kleine, deels geïnteresseerde, deels blasé kliekjes, is onverdraaglijk. Het probeert het gezonde, instinctieve volksgevoel te verwarren in plaats van het vreugdevol te ondersteunen.”
Naakte vrouwen, soldaten,
Terug naar de tentoonstelling in Arnhem. Een aantal werken is zeer indrukwekkend, door zowel het vakmanschap als het overweldigende formaat – ik denk aan Im Kampfgebiet des Atlantik van Claus Bergen (waarvan het formaat in het tentoonstellingsboek abusievelijk vermeld staat 180 x130 cm, terwijl dat 183 x 324 cm moet zijn) en Die Wacht van Michael Mathias Kiefer (200 x 300 cm). De portretten van Adolf Wissel (1894-1973) doen sterk denken aan werk van zijn Amerikaanse tijdgenoot Norman Rockwell (1894-1978) – en precies dat brengt ons tot de vraag: waarom uitgerekend deze selectie? Is veel van de kunst die in nazi-Duitsland vervaardigd werd niet inwisselbaar voor veel kunst die destijds in Engeland, de Verenigde Staten of de Sovjet-Unie gemaakt werd?
Wat is er nu zo bijzonder aan het grote drieluik Die vier Elemente van Adolf Ziegler in de openingszaal? Vier bevallig poserende naakte vrouwen, kunstig geschilderd – ze zouden bij wijze van spreken overal in de westerse wereld vanaf de renaissance tot nu geschilderd kunnen zijn.
Vragen
Op de huidige tentoonstelling is Hitler de grote afwezige. Alleen op het schilderij Der Führer spricht van Paul Mathias Padua is hij afgebeeld, op een aan de muur bevestigde foto, naast het radiotoestel. Terwijl de Hitler-verering toch een van de centrale elementen in de nazi-propaganda was, en dus ook in de kunstwerken die bestempeld kunnen worden als daadwerkelijke nationaalsocialistische kunst.
Bij de perspresentatie van de tentoonstelling werd gezegd dat het Amerikaanse leger, dat het gros van de getoonde werken als oorlogsbuit naar de Verenigde Staten had verscheept, nog steeds angstvallig waakt over de puur nationaalsocialistische kunstwerken, en ze niet in bruikleen wilde afstaan. Dat kan zijn – maar er tig nazikunstwerken die Hitler afbeelden elders verkrijgbaar. Dus waarom daar niet een aantal van getoond? Juist dat soort werken tonen de idiotie van de Hitleraanbidding en dus van het nazisme.
Tegelijkertijd rijst hierbij de vraag waarom er dan wel twee werken van Else Wex-Cleemann hangen, Bildniss des SS-Standartenführer Hermann Behme (1934) en Kindervogelschießen, Bad Oldesloe (1941). De enige twee werken op de tentoonstelling waarop hakenkruizen te zien zijn. Tevens de enige twee werken in quasi-naïeve stijl. De enige twee werken ook die met een glasplaat beveiligd zijn. Is dat puur vanwege de hakenkruizen, of omdat het ze simpelweg lelijk zijn en dus de woede kunnen opwekken van elke kunstliefhebber, ongeacht afkomst of politieke overtuiging?
Kritiek op het nazisme?
Bij een werk van Albert Janesch (1889-1973) struikelde ik over het bijschrift, dat meldt: “Op het eerste gezicht lijkt dit een duidelijk staaltje visuele overwinningsretoriek, maar bij nadere beschouwing lijkt het of Janesch de op de voorgrond verzamelde Franse krijgsgevangenen veel menselijker afbeeldt dan de mechanisch ogende, oprukkende Duitse militairen.”
Is dat zo? Op Janesch’s grote doek ‘Rheinübergang bei Breisach’ zie je Duitse militairen met paard en wagens optrekken over een geïmproviseerde brug trekken, met rechts op de voorgrond krijgsgevangen gemaakte Franse militairen – onder hen ook zwarte soldaten. Het tafereel speelt in mei 1940.
Wie de Duitse oorlogspropaganda een beetje kent weet dat men een voorliefde had om gekleurde Franse en Britse militairen op foto’s en tekeningen af te drukken, juist om aan te geven hoe gedegeneerd Engeland en Frankrijk wel niet waren. Dat ze in zelfs untermenschen wapens gaven, omdat ze zelf te lui waren om zich te verdedigen – schande! Althans – dat was wat de nazikranten- en tijdschriften en bioscoopjournaals hun lezers en kijkers probeerden wijs te maken.
Het werk van Janesch – een overtuigd nazi – is dus een absoluut propagandawerk, dat de Franse krijgsgevangenen dehumaniseert, in plaats van ze menselijker af te beelden.
Misleidende titel, evenwel boeiende tentoonstelling
De door Jelle Bouwhuis en Almar Seinen samengestelde tentoonstelling ‘Kunst in het derde rijk’ toont niet wat het zegt te tonen: het merendeel van de legale kunst uit het Derde Rijk was even apolitiek als de meeste legale kunst die gedurende de bezetting van Nederland gemaakt werd, door zowel kunstenaars uit de NSB-hoek als niet nationaalsocialistische kunstenaars.
Er wordt nauwelijks ingegaan op hoe de nazi’s de toenmalige kunstwereld corrumpeerden en hoe veel kunstenaars zich lieten corrumperen. Het min of meer gesuggereerde beeld dat veel van die kunstenaars na de oorlog in de vergetelheid raakten klopt simpelweg niet.
Onderbelicht is ook de rol van de schilders en tekenaars die aan de fronten dienden. Hun propagandakunstwerken bereikten de bevolking in zowel Duitsland als in de bezette gebieden vrijwel dagelijks, in kranten en tijdschriften.
Desalniettemin is het een boeiende tentoonstelling, simpelweg omdat deze de kans biedt om met eigen ogen werken te zien, die je doorgaans alleen op klein formaat in boeken en periodieken aantreft.
Open t/m 14 april
De tentoonstelling is nog t/m 14 april 2024 te zien.
Nadere informatie: Museum Arnhem, www.museumarnhem.nl
Header-illustratie: Claus Bergen, Im Kampfgebiet des Atlantik (1941)