Het moest er maar eens van komen. Toen ik merkte dat ik de Spotify-reclames beter kon meezingen dan de muziek die ik luisterde, werd het toch echt tijd om een abonnement te nemen op de betaalde versie van de streaming-dienst. Natuurlijk, ik had Spotify onbetaald kunnen blijven gebruiken en het volume omlaag kunnen zetten elke keer als er een commercial langs kwam (nooit het volume helemaal uit doen, want dat wéét Spotify: bij mute wordt de reclame gepauzeerd tot je weer een paar streepjes volume hebt).
Maar de kosten voor een abonnement zijn een schijntje vergeleken met het geld dat ik inmiddels bespaar. Een jaar of tien geleden kocht ik maandelijks voor ik weet niet hoeveel gulden/euro aan cd's. Nu doe ik dat nog maar zelden; mijn cd-collectie groeit eigenlijk alleen nog op mijn verjaardag en met feestdagen. Sinds ik een permanente internetverbinding heb, hoef ik muziek niet meer te hebben. Zolang ik er maar toegang toe heb.
Netflix
Dankzij de digitalisering zijn er een heleboel spullen die je niet meer hoeft te hebben. Woordenboek? Google Translate. Encyclopedie? Wikipedia. Dvd's of Blurays? Dat gaat ook ophouden, nu de digitale filmuitleendienst Netflix dit jaar nog naar Nederland komt sinds woensdag 11 september in Nederland beschikbaar is. Als je maar toegang hebt tot de informatie, hoef je die niet in een fysieke vorm te bezitten. Maar toegang als vervanger voor producten beperkt zich al lang niet meer tot wat gedigitaliseerd kan worden. Ook grasmaaiers of auto's hoef je in onze verbonden maatschappij niet meer te bezitten. Dankzij internet is lenen of huren net zo aantrekkelijk geworden. Toegang is het nieuwe bezitten.
Als freelance journalist hoef ik bijvoorbeeld geen kantoor meer te hebben; ik kan terecht in cafés en een flexibele werkplek als Seats2Meet (waar je zelfs gratis kunt lunchen als je maar beschikbaar bent voor contact met andere bezoekers). En bij Hi, KPN en Telfort kun je tegenwoordig een smartphone leasen – wat betekent dat als je mobiel stuk is, de telecomprovider binnen 24 uur een nieuw apparaat moet leveren.
“Mijn huisje aan het strand heb ik verkocht." – Lisa Gansky
Iemand die al helemaal op deze nieuwe manier leeft, is Lisa Gansky. Ze woont in Californië en heeft in de afgelopen jaren haar auto, haar kantoor, haar gereedschap en nog veel meer verkocht. Gansky weet namelijk dat als ze behoefte heeft aan één van die dingen, ze daar via digitale middelen toch wel aan kan komen. Ze is de auteur van het boek The Mesh, waarin ze sharing, een verzamelterm voor lenen, huren en leasen, noemt als alternatief voor het hebben van spullen.
“Mijn huisje aan het strand heb ik verkocht. Want nu verblijf ik in huizen van mensen die deze online beschikbaar hebben gesteld. Zo ben ik elk weekendje weg weer op een andere plek”, vertelt de Amerikaanse internetondernemer via de telefoon. Ze heeft op haar website een inventarisatie van inmiddels ruim 7.500 bedrijven die “moderne technologie en sociale netwerken gebruiken om mensen van goederen en diensten te voorzien zonder de last van bezit”.
Spullenkater
Gansky denkt dat de noodzaak om veel spullen te hebben niet meer zo groot is door een combinatie van factoren. We wonen in steden waar weinig ruimte is en in een wereld waar het besef groeit dat grondstoffen op raken. “En na de recessie zijn we wakker geworden met a stuff hangover.” Een spullenkater. We zien ál die dingen in huis en in de schuur en denken: is dat wel nodig?
Waarom zou je een dure boormachine kopen die je maar een keer gaat gebruiken? En is het echt nodig om een grasmaaier in de schuur te hebben staan die je maar een paar keer per jaar gebruikt? Nee dus. Er zijn tal van websites waar je op zoek kunt gaan naar leengereedschap in jouw buurt, ook in Nederland (hurenvanburen.nl, spullendelen.nl, peerby.com).
De 'sharing-economie' functioneert vooral voor spullen die je niet dagelijks nodig hebt en die op een website of app in kaart zijn gebracht. Je moet immers het te lenen of te huren ding nog wel kunnen vinden.
'Slimme' technologie
En dankzij nieuwe technologieën – meestal 'slim' genoemd – wordt huren of leasen aantrekkelijker. Zodra je met een 'slim' apparaat of ding kunt communiceren, kun je direct jouw voorkeuren doorgeven. Een droomvoorbeeld is de huurauto die wanneer je met je smartphone inlogt direct de stoel aan jouw voorkeuren aanpast, de verwarming op gewenste stand zet, je favoriete muziek afspeelt en veelgereden routes op het navigatiesysteem laadt. “Zo ver zijn we nog niet, maar we gaan wel langzaam die kant op”, zegt Gansky. Ze wijst op de BMW i3, de elektrische stadsauto die dit jaar in productie gaat en die volgens Gansky “direct klaar is om op het netwerk aan te sluiten”.
Overigens is Gansky niet de enige met dit idee. Judith Merkies, Europees parlementariër voor de PvdA, hoopt op een maatschappij waar consumenten niet langer een ding, maar een dienst kopen. In de Volkskrant lichtte ze dat toe: “In de lease-samenleving blijven de producenten verantwoordelijk voor hun producten. Zij verkopen geen televisie, maar het gebruik van een televisie.” Eind vorig jaar kwam Merkies met een boekje getiteld The Lease Society: The End of Ownership.
Dat klinkt misschien marxistisch, een einde aan bezit, en het zal natuurlijk lang niet voor alles gelden. Maar wie twintig jaar geleden tegen mij had gezegd dat ik niet aan die cd-collectie had moeten beginnen, had ik voor gek verklaard. Het verdwijnen van video- en cd-winkels toont aan dat een lease-samenleving zeker mogelijk is.
Dit artikel verscheen eerder in Esquire.