Frits Marnix Woudstra (62) ontvangt in zijn atelier, in een voormalig schoolgebouw midden in de Amsterdamse Indische buurt. Hij heeft het elektrisch kacheltje ingeschakeld, giet heet water bij een theezakje en presenteert kruimelvlaai van de supermarkt. Tegen de wanden staan, een paar rijen dik, doeken met door hem bewonderde en geschilderde portretten van, meestal overleden, muzikanten, kunstenaars en schrijvers. Een specialisme waarmee hij in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bekendheid verwierf door publicaties in onder meer de Boekenbijlage van Vrij Nederland en NRC Handelsblad. Sinds diens zelfmoord in 2013 schildert hij ook portretten van zijn zoon Lucas Casimir, in dezelfde kenmerkende kleurrijke en impressionistische stijl. Hij laat er enkele zien. Op een ervan staat een jongen in ruimtepak voor een raket, op de dampende romp ervan de letters L-U-C-A-S, op de staartstukken zijn leeftijd: 24. Hij zwaait en roept ,,Dag pap”. ,,Vervreemdend hè”, glimlacht Woudstra. ,,Door Lucas te schilderen of over hem te schrijven, probeer ik hem tot leven te wekken. Je wilt er niet aan dat het gebeurd is. Als iemand dood is, maak ik een monumentje. Dat is wat ik doe.”
Lucas Casimir, student psychologie en getalenteerd pianist, was 24 jaar toen hij de ochtend van op 17 december het spoor op stapte, psychotisch en uitgeput. Zijn ouders en twee jaar jongere zus bleven verdoofd achter, schrijft Woudstra in het twee jaar later verschenen Lucas Casimir, brieven aan zijn zoon. Lezen, schilderen, gitaar spelen ging niet meer, schrijven wel. ,,Ik dacht aan de schrijvers van wie ik al zo lang hield omdat ze over zware dingen licht kunnen schrijven. Italo Svevo, Giorgio Bassani, J.M.A. Biesheuvel, Poesjkin.” In een van de laatste brieven in het boek probeert hij zijn zoon over te halen zijn plan niet uit te voeren. ,,Ik wil niet dwarsliggen vandaag, morgen en de rest van mijn leven, maar heb je je ooit gerealiseerd dat je nooit meer een herkansing krijgt? De dood is een definitief iets.”
Vijf jaar na De Ramp, zoals hij de gebeurtenis ook noemt, heeft hij het gevoel ,,volledig tot stilstand” te zijn gekomen. Zorgvuldig formulerend en met zachte stem: ,,Wat is mijn leven? Ik kan er geen vat meer op krijgen. Paul McCartney vroeg zich af nadat John Lennon was doodgeschoten: welk recht heb ik om verder te leven? Dat recht ben ik aan het herdefiniëren, daar gaan mijn boeken over.” Over de dood van zijn eigen vader schreef hij Echo’s van Egon (2016) en in november vorig jaar volgde Het boek Bruno, over de hond die ,,als een komeet van liefde het gezin kwam binnenstormen”.
Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven
Bruno, achtergelaten op een begraafplaats en meegenomen door Woudstra’s vrouw, is vanaf dag één een volwaardig lid van het gezin. De twee kinderen vechten erom wie hem mag uitlaten, Woudstra en zijn vrouw noemen zich ‘zijn ouders’, hij slaapt soms in hun bed met een pyama aan, zit aan tafel met een servet om. ,,Door Bruno ging alles stromen”, vertelt Woudstra, ,,kreeg alles dat ploinkje magie of extra laagje.” Grinnikend: ,,Hij was een goede danser. We draaiden vaak opzwepende muziek tijdens de afwas, dan dansten mijn vrouw en ik en drong Bruno zich op tegen de benen van mijn vrouw, die hij adoreerde. Er kwam meer lichtheid, blijdschap. Ons gezin functioneerde er beter door, er kwam meer liefde en plezier.”
Na de dood van Lucas was Bruno de laatste tastbare herinnering aan hun zoon. ,,Bruno groeide op met Lucas en Flora en werd na Lucas’ dood daardoor nog dierbaarder. Dat maakte het afscheid moeilijker.” In Het boek Bruno schrijft hij: ,,Toen we die eerste kerstdag 2013 na de zelfmoord met kransen, linten en bossen bloemen langs dat spoor liepen, op zoek naar de exacte plek waar hij had gestaan, stopte onze hond na veel gesnuffel opeens abrupt, keek om zich heen en begon hevig te braken. Instinctief voelden we dat dit de plek moest zijn.”
Als Bruno bijna achttien jaar is en steeds meer last krijgt van ouderdomskwalen, lopen de spanningen over het moment van euthanasie op. Woudstra’s vrouw raadpleegt een medium en herroept haar beslissing een paar keer. ,,Arme, trouwe, lieve omhulselhond”, schrijft Woudstra over de verwarrende laatste dagen van Bruno. ,,Konden we je maar van binnen met nieuwe, vitale superonderdelen afvullen en je daarna weer dichtmaken. De oude onderdelen geven het langzamerhand pruttelend op, maar je blijft gewoon leven omdat je bij ons wilt zijn en blijven.” Maar hij was ook uitgeput van het gezeul met de krakkemikkige bejaarde. Terugblikkend: ,,Als hij naar buiten moest tilde ik hem op, liep er drie trappen mee af, begon hij in het trappenhuis al te plassen. Hij was doof en blind, kukelde om en kon niet meer uit zijn mandje komen. Ik kon het niet meer opbrengen.”
Hoe Bruno dood moet is ook een kwestie. De hond heeft een hekel aan dokters en van het zelf uitvoeren van het vonnis is geen sprake. ,,Op het platteland pakken ze een bats of bijl en slaan het beest uit zijn of haar lijden”, schrijft Woudstra. ,,Maar wij, de ouders van Bruno, hopen toch weer op een wederopstanding.” Uiteindelijk wordt het toch het spuitje van de dierenarts.
Moeder, vader en dochter begraven de hond bij hun tuinhuis, een half uur fietsen van Amsterdam. Zodra ze er zijn steekt Woudstra’s vrouw altijd een kaars aan op het graf. ,,Die mag niet uit als we weggaan.” Hij wijst naar een ingelijste foto van Lucas in de hoek van zijn atelier, ook met een brandende kaars er bij. ,,Ik denk dat we moeite hebben om te gaan met de dood en afscheid.”
,,Eerst een dode zoon en nu een dode hond”, schrijft hij enkele dagen na de euthanasie van Bruno op Facebook. ,,De mensen zullen wel denken…Doordat we, moeder, dochter en vader, zijn achtergebleven, voelt het wanneer er een nieuwe dood om de hoek komt kijken of alles overnieuw begint.” Waarom hij Het boek Brunoheeft geschreven? ,,Het gaat over dood, maar vooral over afscheid proberen te nemen. Dat geldt ook met Lucas en mijn vader Egon.” Hij trekt in het boekje geen parallellen met de dood van zijn zoon. ,,Natuurlijk is het heel anders en niet te vergelijken. Maar, hoe kan ik het uitleggen, de liefde voor die hond heeft net zo goed bestaan”. Zachtjes: ,,Het gevoel van het houden van maakt weinig verschil. Dat is universeel.” Woudstra is een stiller persoon geworden, vervolgt hij. ,, Ik ben meer op zoek gegaan. Ik weet niet meer precies waar ik sta in het leven. Het is niet een levensbedreigend iets of zo, ik ben wiebeliger, ik weet niet welke kant het op gaat. Toch ben ik ondanks alle ellende die ons is overkomen op zoek naar plezier, lichtheid. Om de zware momenten te ontzenuwen, te demagnetiseren. Ik leef het beste als er een twinkeling in de lucht zit, als ik op straat overal zeepbelletjes uit elkaar zie spatten. Daar zorgde Bruno voor. Nu moet ik ze zelf rondstrooien.”
Frits Marnix Woudstra: Het boek Bruno. Uitgegeven door IJsvogelboekjes, €14,90 fmwoudstra@hotmail.com