‘Wanneer ik uit mijn werk kwam en er was niemand thuis, rende ik altijd vlug naar boven. Daar zat ik vervolgens uren voor de spiegel. Met behulp van YouTube tutorials probeerde ik allerlei make-up trucs, voornamelijk om de mannelijke lijnen in mijn gezicht zachter te ‘shapen’. Die uren voelden als therapie. Ik kon er helemaal in opgaan en vergat alles om me heen. Maar dat was vroeger. Tegenwoordig heb ik steeds vaker een hekel aan het gezicht in de spiegel. Ik zie alle imperfecties. Mijn net iets te brede schouders, de te sterke kaaklijn….het voelt zo oneerlijk dat ik gevangen zit in dit lichaam. Het lichaam waarvan ik niet weet bij welke sekse het hoort.
Tot mijn veertiende was ik een ‘normale’ jongen. Ik hield me altijd een beetje in de luwte en zorgde nooit voor problemen. Mijn ouders maakten zich soms zorgen om het feit dat ik zoveel in mijn eentje op mijn kamer zat, maar ze dachten dat dat ik aan het gamen was. Niet iedereen is tenslotte even sociaal. In realiteit surfte ik uren over – voornamelijk Amerikaanse – message boards. Op zoek naar lotgenoten.
Ik heb me altijd anders gevoeld. Niet zozeer dat ik me een meisje voelde, maar voelde me al helemaal geen jongen. Ik had niets met Lego of voetballen, maar hield wel van meisjesachtige dingen. Wanneer ik me als klein kind verkleedde was ik altijd de prinses, Assepoester, of de moeder van het gezin. Nooit nam ik de mannenrol op me. Op school had ik er een hekel aan om naast meisjes te zitten. Niet omdat ik ze niet aardig vond, maar omdat ze me confronteerden met mijn eigen imperfectie. Dat kon ik destijds nog niet beredeneren, maar ik wist wel dat ik me minderwaardig voelde als ik mezelf met hen vergeleek. Ik zou nooit zo mooi zijn. Zij leken net elfjes. Ikzelf voelde me een lompe trol, al zat ik uren voor de spiegel en trok ik de mooiste jurken aan.
Toen ik in de puberteit kwam walgde ik van de haren die ineens op mijn gezicht begonnen te groeien en van mijn veranderende lichaam. Die hoekige lijnen….Dat was ik niet! Door veel op allerlei fora te chatten over mijn gevoelens, groeide het idee dat ik in het verkeerde lichaam was geboren. Het leek me gewoonweg de meest logische verklaring. Ook omdat ik totaal geen seksuele gevoelens had voor meisjes. Overigens ook niet voor jongens. Maar op een vreemde manier leek dat logisch, omdat ik zelf niet goed in mijn vel zat. Uiteindelijk nam ik mijn ouders in vertrouwen. Ik schraapte al mijn moed bij elkaar en vertelde ze dat ik het gevoel had in het verkeerde lichaam te zijn geboren.
Natuurlijk schrokken ze, maar ergens waren ze ook opgelucht. Ze hadden al een tijd in de gaten dat er iets speelde, dat ik anders was. Mijn moeder biechtte op dat ze al heel lang het idee had dat ik homo was. Nu was ik dat niet, maar ze kreeg wel de antwoorden waarnaar ze op zoek was geweest. Voor mijn vader was het lastiger: Hij is wat ouder en wat starder in zijn opvattingen. Maar nadat hij van de grootste schrik was bekomen zei ook hij uiteindelijk dat hij me hoe dan ook zou steunen.
Nu ik eindelijk open kaart had gespeeld over mijn verwarde gevoelens, raakte alles in een stroomversnelling. Mijn moeder regelde dat ik snel terecht kon bij een psycholoog. Tijdens onze gesprekken werd al snel duidelijk dat ik leed aan genderdysforie: verwarring over welk geslacht ik nu eigenlijk was. Geestelijk dan.
Het werd verwarring genoemd, maar zelf kreeg ik steeds meer het idee dat ik eigenlijk een vrouw had moeten zijn. Dat kwam vooral doordat mijn lichaam zo sterk veranderde door de puberteit en ik duidelijke mannelijke kenmerken kreeg waar ik me niet prettig bij voelde.
Mijn psycholoog zei dat het jammer was dat ik zo laat hulp had gezocht, omdat het in dit soort gevallen gunstiger is om de puberteit uit te stellen met behulp van hormonenremmers. Op die manier is er meer tijd om gendertwijfels te onderzoeken zonder dat zich al sterke lichamelijke specifiek vrouwelijke of mannelijke kenmerken ontwikkelen.
Ondertussen werd ik doodmoe van het dubbelleven dat ik leidde. Ik was opgelucht dat ik thuis geen toneel meer hoefde te spelen, maar op school was ik nog steeds Pim. Gesteund door de positieve reactie van mijn ouders besloot ik ook mijn leraren te vertellen wat er speelde. Samen hebben we toen mijn klas ingelicht. Gelukkig kreeg ik geen rottige reacties. Op een paar flauwe grapjes na was iedereen eigenlijk heel begripvol. Open kaart spelen bleek een goede zet. Al snel voelde ik me zo comfortabel dat ik zelfs vrouwenkleren naar school durfde aan te trekken. En ik had ook al een nieuwe naam bedacht: Puck.
In die periode ben ik ook het traject in gegaan met de hormoonremmers. Al snel zag ik veranderingen optreden: mijn trekken werden zachter en ik liet mijn haar lang groeien wat me ook een meer vrouwelijke uitstraling gaf. Maar nog steeds zag ik geen echte vrouw als ik in de spiegel keek. Ook hadden de hormonen een heftige uitwerking op mijn psyche. Het ene moment kon ik de wereld aan, en het moment erna kon ik diep in de put zitten. Dan zag ik alles gitzwart in. Die moodswings waren behoorlijk overweldigend. Ik hield mezelf voor dat alles beter zou worden als ik echt geopereerd zou zijn. Dan zou ik echt een vrouw zijn.
Naarmate mijn achttiende verjaardag dichterbij kwam, begon ik echter steeds meer te twijfelen. Na de operatie zou er geen weg meer terug zijn. Hoewel ik daar juist naar had uitgekeken, vond ik het definitieve van het idee nu ineens beangstigend. Er waren steeds meer dagen dat mijn stemming beneden het nulpunt daalde en ik dacht: ‘Waarom zou ik al die moeite doen? Zelfs als ik de geslachtsverandering onderga blijf ik nog steeds te groot en te breed om voor een echte vrouw door te gaan. Dat Y chromosoom blijft, hoeveel hormonen ik ook slik.’
Ik voelde me schuldig. Ik had mijn ouders dit hele proces laten doormaken, hoe kon ik nu weer met het verhaal aankomen dat ik weer twijfelde? Wat de boel compliceerde, was dat ik nog steeds geen enkele seskuele gevoelens had, voor zowel jongens als meisjes.
Na lang nadenken besloot ik dat dit niet de manier was waarop ik een levensveranderende operatie moest ondergaan. Omdat ik mijn ouders niet weer ongerust wilde maken voordat ik zelf had uitgevogeld wat ik wilde, besloot ik mijn twijfels met mijn psycholoog te bespreken. Tijdens die gesprekken ben ik er achtergekomen dat ik waarschijnlijk a-seksueel ben, wat mijn gebrek aan seksuele gevoelens zou verklaren. Verder vertelde ze me dat het brein pas echt klaar is om volwassen beslissingen te nemen als je midden twintig bent.
Dat gaf voor mij de doorslag. Ik besloot even helemaal niets meer toe doen, maar in plaats daarvan af te wachten. Wie weet veranderde ik wel weer van gedachten? Als ik eerlijk naar mezelf keek, was ik nooit honderd procent zeker van het feit of ik me een man of een vrouw voelde. Ik denk zelfs dat ik mezelf een bepaalde richting heb ‘op’ geredeneerd, omdat ik zo graag duidelijkheid wilde.
Het is moeilijk, maar ik probeer mezelf op dit moment te accepteren zoals ik ben. Ik ben ik. Of ik nu Pim ben, of Puck. Ik weet inmiddels dat zo’n 75 tot 95 procent van de jongeren die lijden aan genderdysforie, dit niet meer zo ervaren als ze eenmaal volwassen zijn. Ik ben nu bijna 25. Ik hoop met heel mijn hart dat dat moment voor mij ook snel komt. Het moment dat alles duidelijk wordt.’