'Toen we hoorden dat ons kind het na de geboorte niet zou redden, bleef ik vrij rustig,' vertelt Stevo Akkerman (1963) in een grand café in Amsterdam. 'Maar toen ze eenmaal geboren was en daarna overleed, greep mij dat waanzinnig aan. In het ziekenhuis moest ik vreselijk huilen. Het is een belangrijk onderdeel van ons leven. Maar om een cliché te gebruiken: de tijd doet z'n werk. De wond blijft, maar dat wil niet zeggen dat je die elke dag nog even hevig voelt.'
Het interview met Akkerman, op een zomerse donderdagmiddag, duurt ongeveer een uur en een kwartier. Het was de tijd van leven van Evy – 'kind van vijf kwartier' – op de winterse donderdagmiddag van haar geboorte. Akkerman verhaalt in zijn roman over de impact van haar dood, maar ook over zijn jeugdjaren in een verstikkend ervaren vrijgemaakt-gereformeerd milieu en de allergie tegen de pinkstergemeente, waar zijn vrouw op een gegeven moment naartoe ging. 'De vrijgemaakten hebben mijn jeugd gestolen, nu gaan de pinkstergelovigen er met de rest van door. Alles is in stukken gevallen,' constateert de auteur bitter als zijn vrouw gedoopt wordt.
Akkerman verstaat de kunst om deze rafelranden van het leven prachtig, aangrijpend en ontroerend op te schrijven waardoor de lezer een drukkende deken over zich heen gelegd voelt. Maar aan het einde van het boek breekt er hoop, herstel en vergeving door. Voor Akkerman is schrijven de manier waarop hij met dingen omgaat. 'Ik geef me in mijn boek erg bloot. Dat is spannend. Ik weet niet of de lezer mijn kwetsbaarheid accepteert of er overheen walst. Ook omdat ik schrijf over pijnlijke dingen die ik in de kerk meemaakte.'
'De dood van een kind heeft niets te maken met een gereformeerde opvoeding, maar het stelde mij voor de vraag: wat geloof ik precies?'
Evangelische lectuur
Zo schrijft hij over de ruzies met zijn vader, bijvoorbeeld over popmuziek ('duivels') en voetbal ('afgoderij'). 'En dat uit naam van God. Voor mij was Hij de ultieme hoofdonderwijzer die ik niet wilde gehoorzamen.' Maar ook later, in een vrijere evangelische gemeente, kon Akkerman niet aarden. 'Iedereen ontvangt boodschappen van God,' schrijft hij, 'behalve ik, dat wordt op den duur vervelend. (…) Tegen mij praat Hij nooit, hoe dringend ik Hem daar ook om vraag. Wat mankeert mij?' Bovendien doet de evangelische lectuur die zijn vrouw in huis haalt hem, zegt hij in Amsterdam, 'de haren ten berge rijzen'. Het huwelijk staat onder druk.
Het bleek moeilijk om uit de verschillende levensgebeurtenissen één hoofdthema te kiezen, vertelt Akkerman. 'Het is een boek over een mensenleven waar een dramatische gebeurtenis als een katalysator werkt waardoor andere gebeurtenissen aan de orde komen. De dood van een kind heeft niets te maken met een gereformeerde opvoeding, maar het stelde mij voor de vraag: wat geloof ik precies? Daarom schrijf ik ook over mijn jeugd. Ik twijfelde al aan een God die gebeden voortdurend verhoort, en dat werd door de dood van Evy onderstreept.'
'Ik wilde niet bijtend en spottend doen over de kerk'
Pinkstergemeente als criminele organisatie
Het duurde vijftien jaar voordat Akkerman zijn verhaal als boek liet uitgeven. Hij wilde niet de zoveelste auteur zijn die wilde afrekenen met zijn gereformeerde opvoeding. Hij had niets toe te voegen aan schrijvers als 't Hart, Wolkers en Biesheuvel die de kerk verlieten en soms hun ouderlijk huis door het slijk haalden. 'Dat wilde ik niet. Maar 'Knielen op een bed violen' van Jan Siebelink was ontroerend en respectvol. Toen dacht ik: zo kan het ook. Ik wilde niet bijtend en spottend doen over de kerk. Ik heb ook niet alles opgeschreven omdat ik geen mensen in mijn omgeving wilde beschadigen. Tussen mijn ouders en mij zit nu geen zeer meer. Ik heb mijn vader het manuscript gegeven en hij zei dat hij het met plezier heeft gelezen. Maar ik ben wel zo eerlijk om te schrijven dat ik de pinkstergemeente ooit ‘een criminele organisatie’ heb genoemd, naar aanleiding van de onterechte claim van gebedsgenezing van een ongeboren kind, en de manier waarop de moeder werd geschoffeerd. Maar met mijn volle verstand zou ik dat niet herhalen. Als ik boos ben noem ik de vrijgemaakte zuil van destijds een totalitair systeem. Als ik rustig ben, bedenk ik dat ik misschien hetzelfde als mijn ouders had gehandeld, als ik van hun generatie was en binnen dat kerkverband was opgegroeid.'
'Ik weet dat er ook warmte en liefde in de gereformeerde kerk zit'
Warmte en liefde
Hoewel Akkerman benadrukt dat hij met zijn boek niemand tegen de schenen wilde schoppen, is het de vraag of er toch geen karikatuur ontstaat van de evangelische en gereformeerde wereld. Immers, niet alle vrijgemaakten zijn zo streng opgevoed als hij. En niet alle evangelischen claimen onwaarschijnlijke genezingen. Ingewijden in de kerk weten dat, maar voor anderen kan het een eenzijdig beeld van de werkelijkheid geven. Akkerman: 'Ik deed geen journalistiek of sociologisch onderzoek naar deze kerken. Ik schreef een literair verhaal over hoe ík mijn leven ervaren heb. Ik weet dat er ook warmte en liefde in de gereformeerde kerk zit. En vooral in de evangelische wereld ontmoette ik veel aardige mensen; vriendelijkheid is daar een deugd. Maar ik had niets met hun geloofsbeleving en angsten voor de gevaren van de buitenwereld.' Gevraagd naar positieve ervaringen, herinnert Akkerman zich een gereformeerde leider van de jeugdvereniging. 'Die man luisterde, net als ik, Supertramp en Bob Dylan. We rookten, dronken bier en konden praten over het geloof. Dat was een openbaring! Dat moet je echt opschrijven, want het nuanceert het beeld!'
Akkerman gaat inmiddels naar de English Reformed Church in Amsterdam. 'Dat zijn rustige kerkdiensten met mooie muziek waar het niet gezocht wordt in het spectaculaire, het verheffen van de stem en het uitroepteken. Er is ruimte voor onzekerheden, twijfels en fouten van mensen. Toen ik veertig jaar was, heb ik daar belijdenis gedaan.'
N.a.v. Stevo Akkerman: Donderdagmiddagdochter; Nieuw Amsterdam, 160 pagina's. Dit interview verscheen eerder in 'Uitdaging'.