27 april begon heel rustig. In de ochtenduren was er zoals gebruikelijk geen mens te zien. Toen kwamen er twee mannen voorbij met een oranje hoedje op. Die zouden, zo zou later blijken, de voorhoede vormen van een gestaag toenemende groep lanterfantende en bierdrinkende voorbijgangers, want kennelijk was het nog altijd niet tot iedereen doorgedrongen dat dit tijdens de lockdown de saaiste buurt van heel Nederland is.
Er was hier namelijk op koningsdag net als al die maanden daarvoor, geen klap te doen. Er was geen kroeg open, dames van plezier waren er al evenmin en bij de coffeeshops kon alleen maar worden afgehaald. Er waren zelfs geen buitenlandse toeristen. Dus wat zou je hier dan nog te zoeken hebben?
Voor het werkelijke vertier op koningsdag moest je natuurlijk elders in de stad zijn. In parken bijvoorbeeld, met name in het Vondelpark want verder was het met uitzondering van het postzegelparkje aan de Ceintuurbaan overal vrij rustig. Of je moest in een buurt zijn waar nog mensen wonen zoals de Jordaan. Daar waren de feestjes, niet hier.
Alhoewel. Ergens op het dak van een pand aan de Warmoesstraat was wel een feest. En dat was van drie uur ‘s middags tot tien uur ‘s avonds ook duidelijk te horen. En te zien. Van anderhalve meter afstand houden was daar geen sprake. Al die tijd kon dat feestje ongestoord doorgaan. Geen politieagent of boa legde ze een strobreed in de weg alhoewel het lawaai honderd meter verderop nog te horen was. Nee, ik heb niet gebeld, want ik wilde wel eens zien of en hoe dit zou worden opgelost. Niet dus.
Gezellig
Het enige dat hier verder nog gebeurde op koningsdag was dat sommige ondernemers begonnen te oefenen met het uitzetten van het terras, net zoals dat overal elders in Nederland gebeurde. En sommige ondernemers creëerden een terras vanuit het niets. Op een plek waar anders een auto stond. Of aan de overkant op de brug.
Ook lagen er kaartjes in de bus. Van Lolo bijvoorbeeld, ‘de nieuwe Italiaan in het centrum, waar je geniet van de klassiek-moderne Italiaanse keuken, excellente wijnen en grensverleggende cocktails’, die vertelde dat ze nog niet open gingen maar niet konden wachten om kennis met ons te maken. Voor de goede orde: ze zijn nog nooit open geweest.
En er lag zelfs een handgeschreven kaartje van het PIC. Voor de niet-kenners: het Prostitutie Informatie Centrum, waarin wij als ‘beste buur’ worden uitgenodigd ‘gezellig’ langs te komen ‘voor koffie taart en/of info over de branche’.
Enfin, er was woensdag 28 april niet meteen een run op het terras toen om twaalf uur de poorten van wat sommigen kennelijk als de hemel op aarde beschouwen, werden geopend. Want ja, het weer was prima en op de Nieuwmarkt liep het wel, maar elders zo te zien amper. Dat laatste heeft uiteraard alles te maken met gebrek aan klandizie.
O ja, één ding nog: op 27 april kon ik na maanden afwezigheid de eerste wildplassers signaleren. Samen met het dakfeest zorgde het er voor dat ik toch het gevoel kreeg dat oude tijden snel zullen herleven.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.