Dat is te lezen in de onlangs verschenen “Slachtoffermonitor mensenhandel 2016-2020” van het instituut Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen.
Uit het rapport blijkt dat bij de raamprostitutie, bordelen, clubs en privéhuizen het aandeel van het aantal slachtoffers van seksuele uitbuiting de afgelopen vijf jaar is gezakt van meer dan twintig procent tot onder de tien procent, terwijl dat bij de thuisprostitutie constant is gebleven en pakweg de helft van de gevallen uitmaakt. In de categorieën straatprostitutie, escort en hotelprostitutie is de seksuele uitbuiting de afgelopen vijf jaar juist wat toegenomen, van zo’n dertig naar veertig procent. In absolute aantallen gaat het dan in het totaal om ruim 1100 slachtoffers van seksuele uitbuiting in de prostitutiesector over de afgelopen vijf jaar.
Het terrein van de Nationaal Rapporteur onder leiding van Herman Bolhaar is veel breder en onderzoekt de aard en omvang van mensenhandel – waaronder dus ook arbeidsuitbuiting – en seksueel geweld tegen kinderen in Nederland. In de thematische onderzoeken en regelmatig verschijnende monitors ligt de nadruk op het volgen en verbeteren van de aanpak van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen. Op basis van deze onderzoeken en informatie uit verschillende bronnen adviseert de Nationaal Rapporteur de nationale en lokale overheid, andere bestuursorganen, internationale organisaties en organisaties in de uitvoering over hoe zij mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen kunnen voorkomen en bestrijden.
Kwetsbaar
De conclusies zoals hierboven geformuleerd gaan echter wel gepaard met een paar mitsen en maren. Een eerste kanttekening is dat het aantal geregistreerde slachtoffers slechts een klein deel van het werkelijke aantal slachtoffers vormt. Van de mensenhandel in z’n totaliteit komt ‘een aanzienlijk deel’ niet aan het licht, aldus het rapport, en wordt daardoor ook niet geregistreerd. In 2017 bleek dat er naar schatting jaarlijks tussen de 5000 en 7500 (vermoedelijke) slachtoffers van mensenhandel zijn in Nederland.
Een extra complicerende factor is bovendien dat de verhouding tussen het aantal slachtoffers dat in beeld is bij het Coördinatiecentrum Mensenhandel – de organisatie die dit registreert – en het aantal slachtoffers van mensenhandel dat buiten beeld blijft per uitbuitingsvorm verschilt.
Bovendien moet in ogenschouw worden genomen dat 2020 door de coronapandemie in alle opzichten een afwijkend jaar was, ook voor de aanpak van de mensenhandel. Personen die al kwetsbaar waren, kwamen door de beperkende maatregelen vaak in nog benardere situaties terecht. Bijvoorbeeld doordat zij niet of amper konden werken, zij juist extra moesten werken of doordat zij niet konden terugkeren naar het land van herkomst. Hierbij kan worden gedacht aan arbeidsmigranten die werken in de vleessector of in distributiecentra, aldus het rapport. Maar ook aan sekswerkers die niet konden werken en beperkt aanspraak konden maken op steunmaatregelen van de overheid.
Hoe dan ook: op grond van deze gegevens is, met alle mitsen en maren, de conclusie gerechtvaardigd dat het voor prostituees veiliger is van achter een raam te werken dan vanuit huis.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.