In die dagen, we spreken over 1998, werd er stoere taal uitgeslagen door de pas benoemde nieuwe politiecommissaris Ad Smit. Hij werd overigens later veroordeeld tot 240 uur taakstraf en drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf omdat hij nogal losjes omging met gemeenschapsgelden en niet te beroerd was geweest valse handtekeningen te zetten. Maar goed, Smit dus: ‘De klacht: we zien jullie nooit en als we jullie zien, doen jullie niks, moet weg. Ik droom van het moment dat de mensen gaan zeggen: we zien jullie eigenlijk een beetje te veel! Maar dat moment is nog ver weg.’ Inderdaad meneer Smit, ik kan u gerust stellen: zelfs 25 jaar later is dat moment nog steeds ver weg. Ondanks uw ferme taal is tot op de dag van vandaag het aloude adagium bij de politie: sorry, maar we hebben te weinig agenten.
Jazeker, er was ook positief nieuws 25 jaar geleden: hotel Barbizon bestond precies tien jaar en daarmee werd een begin gemaakt met het opschonen van de Zeedijk. Dat lukte uiteindelijk wel degelijk, want wie kan zich nu nog voorstellen hoe groot de griebusbende hier was in de jaren tachtig? Ook werden in die dagen de eerste successen gemeld in de strijd tegen de drugsoverlast. Anno 2023 lijkt het probleem van de junkenoverlast inderdaad aardig getackeld.
Maar andere problemen die dan al worden geconstateerd zijn nog altijd niet opgelost. Wildplassen bijvoorbeeld. Of de alles overwoekerende gevelreclame. Plus de verschraling van het winkelaanbod. Om maar iets te noemen.
Kermisachtig
En natuurlijk dienden zich toen ook al de eerste signalen aan van een enorm nieuw probleem namelijk de grote toestroom van toeristen. In d’Oude Binnenstad van april 1998 werd het volgende geconcludeerd: ‘Het toeristenseizoen is begonnen, en beladen met reisgidsen, congresmappen, rugzakken of geld voor cannabis zullen de bezoekers dit jaar wederom niet aan de aandacht van de buurtbewoners kunnen ontsnappen. Het is jammer dat het omgekeerde niet opgaat: in geen van de hierboven genoemde toeristengidsen wordt ook maar enige aandacht besteed aan een ander typisch binnenstadfenomeen: de buurtbewoner. Deze toch niet onaanzienlijke categorie lijkt voor de toerist eenvoudigweg niet te bestaan.’ In oktober luidde de kop boven een artikel in d’Oude Binnenstad: “De Intocht der Wilden in het Nieuwe Pretpark”. Nadere toelichting overbodig.
Kortom: zijn we wat opgeschoten? In bepaalde opzichten zeker wel iets, in andere gevallen niets. Soms zijn er juist weer nieuwe problemen ontstaan. Zoals de zondvloed van verkeerde toeristen. Het meest schrijnende is eigenlijk wel dat de problemen al in een vroegtijdig stadium worden gesignaleerd door de buurt, maar dat het dan nog zomaar een paar decennia kan duren voordat dat is doorgedrongen tot Amstel 1.
Eén voorbeeld dan toch maar. Toen in maart 2016, bijna twintig jaar na 1998, duidelijk werd dat ‘Ripley’s Believe it or Not!’, een nieuwe kermisachtige attractie, zich op de Dam zou vestigen die zo’n driehonderdduizend bezoekers per jaar zou gaan trekken, was de voormalige wethouder Kasja Ollongren daar nog zeer over te spreken. Goed voor de lokale economie!
Het idee dat het hier qua drukte al ontzettend de spuigaten uitliep was toen nog niet echt ingedaald bij de wethouder. Ze had wellicht wat beter kunnen luisteren naar de buurt. Is er wat dat laatste betreft veel veranderd? Weinig vrees ik. De kloof tussen buurt en bestuur bestaat nog altijd. Tot op de dag van vandaag.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.