Een tijdje terug heb ik voor een radiodocumentaire gezocht naar de antwoorden op deze vragen. Het bracht me naar Groot-Brittannië en Californië, en ik dronk koffie aan Utrechtse eettafels met mannen die hun best deden mij uit te leggen wat vaderschap voor hen betekent. Wat een goeie vader is, weet ik inmiddels wel zo’n beetje. Maar of je een vader kunt inruilen, is een heel ander verhaal.
Het begon allemaal op de verjaardag van mijn neefje, een paar jaar geleden. Een van mijn broers kwam triomfantelijk de kamer binnen met een artikel uit Het Parool. Een krantenberichtje waarin de naam van onze vader voorkwam. De man die ik ruim 30 jaar geleden ontvaderde, en met wie ook mijn broers al jaren geen contact meer hadden.
DSB
In Het Parool stond een interview met Henk Bakker, voormalig raadslid van Leefbaar Amsterdam. Hij werd geïntroduceerd als mijn vaders woordvoerder. De twee bleken grootse plannen te hebben. ‘Wij gaan de DSB overnemen.’
Mijn ene broer reageerde geïrriteerd. Opgefokt. Boos. Mijn andere broers en ik moesten lachen. Vooral de naam van mijn vaders bedrijf werkte op onze lachspieren. Mijn vader noemde zijn onderneming de WEB, de Willem Elings Bank, analoog aan Dirk Scheringa’s DSB.
’s Avonds mailde mijn middelste broer een filmpje. Rutger Castricum van GeenStijl interviewde mijn vader voor de rechtbank in Amsterdam waar op dat moment DSB failliet werd verklaard. Ik herkende hem niet.
Manisch-depressief
Nog geen maand later stond mijn vader weer in de krant. Niet als de nieuwe eigenaar van de DSB, maar dit keer als een oplichter die worstelde met ernstige psychiatrische problemen. ‘Willem is manisch-depressief. Toen hij zijn medicijnen slikte, ging het heel goed met hem. Maar hij wil niet geholpen worden, hij begrijpt niet dat hij ziek is,’ vertelde een kroegmaat in de krant. Een neef belde mij geschrokken op. Ook andere familieleden meldden zich bezorgd. Mijn broers en ik reageerden onaangedaan. Verbaasd waren we al helemaal niet; dit is de man die wij ons herinneren.
Ik ben achttien jaar als ik mijn vader voor het laatst zie. Hij is dan net een paar dagen gedwongen opgenomen in een psychiatrische inrichting. Ik ben opgelucht. Wekenlang heb ik gepoogd te redden wat er te redden viel. Bij mijn moeder, die mijn vader -en het leven sowieso- niet zo goed aan kan. Bij mijn oma, waar mijn vader tijdelijk woonde, en bij zijn ex-vriendin, waar hij ook de boel op stelten zette.
De deur van de afdeling waar mijn vader verblijft, wordt geopend door een verpleger met een rinkelende sleutelbos. Achter de deur staat mijn vader; zo blij als een jong hondje. In zijn handen een ketting die oogt als een knutselstukje van een kleuter.
Vaderschap
Als de inbewaringstelling wordt opgeheven, begint alle ellende weer opnieuw. Dit keer begint hij ook mij te bedreigen. En dan knapt er iets. Het is genoeg geweest, vind ik. Deze man is niet geschikt voor het vaderschap.
De stukken in Het Parool en ook het filmpje op GeenStijl maken veel herinneringen los. Toch voel ik niets. En dat bevreemdt mij. Waarom schaam ik me bijvoorbeeld niet? Waarom voel ik geen compassie met de slachtoffers die mijn vader heeft gemaakt? Of medelijden met mijn vader, omdat hij nog steeds zo’n puinhoop van zijn leven maakt?
Het intrigeert mij. Weiger ik iets voor de man te voelen die mij heeft verwekt? Hebben mijn vader en ik echt geen band? Of voel ik niets uit pure zelfbescherming?
Fatherhood Institute
Ik hoop antwoorden te vinden bij een Britse organisatie waar ze alles weten over vaderschap: het Fatherhood Institute. Ik ontmoet daar Adrienne Burgess, hoofd research. Zij is niet verbaasd dat het nieuws over mijn vader mij niets doet, en zegt zelfs dat ik mij gelukkig mag prijzen dat ik de band met hem verbrak. ‘Jij hebt uit zelfbescherming het heft in handen genomen. Als dat op een goede manier is gebeurd, worden ouders geen demonen en blijven ze niet in je hoofd rondspoken.’
Ik denk inderdaad nooit aan mijn vader. Maar ik besef tegelijkertijd dat ik een heel vertekend beeld heb van vaderschap. En dat ik mij eigenlijk niet zoveel kan voorstellen bij een goede vader. Burgess wel. ‘Hij moet goed kunnen knuffelen, van zijn kinderen houden en hen het allerbelangrijkste in zijn leven vinden.’
Hazes
Ik denk aan die keer dat ik samen met mijn jongste broertje achter in de knaloranje Dyane van mijn vader stap. Ik ben twaalf, mijn broertje is zeven. Hij komt ons tot onze verbazing ophalen; al weken hebben we hem niet gezien of gehoord. Hij is bizar vrolijk en kletst ons de oren van het hoofd. Hij zingt luidkeels Hazes. En hij stinkt.
Pas op de snelweg, als hij van de ene naar de andere kant slingert, snap ik wat ik ruik: mijn vader is dronken. Mijn zintuigen staan meteen op scherp. Ik moet wat doen. Ik moet mijn broertje beschermen. Ik schreeuw dat hij bij het tankstation moet afslaan. Dat-ie moet stoppen met rijden. Dat-ie koffie moet gaan drinken.
Als een mak schaap laat hij zich koeioneren. Hij ziet er verslagen uit. Ondertussen vraag ik mij af hoeveel koffie je moet drinken om weer nuchter te worden. Of het mij zal lukken om de auto te besturen. En hoe mijn broertje en ik hier in vredesnaam wegkomen.
Betrouwbaar
Niet alleen in Londen laat ik mij bijpraten over vaderschap. Ik vraag ook vaders in mijn directe omgeving wat het betekent om vader te zijn. Een van die vaders mailt na het gesprek: ‘Ik heb mijn kinderen gevraagd waar volgens hen een goede vader aan moet voldoen, en daar gingen zij heel serieus op in. Zij vinden dat een goede vader betrouwbaar moet zijn. Niet te veel mag werken. Leuke dingen met zijn kinderen moet doen. Ruzies en gedoe moet uitpraten, humor moet hebben, leren wat je wel en niet mag. En je moet helpen als je verdrietig bent.’
Het valt mij op hoe liefdevol deze vaders over hun kinderen praten. Warm, betrokken, bezorgd, ontroerd en vaak ook heel trots. En dat steekt… Niet heel erg, maar ik voel het wel schuren. Ik ken dat soort geborgenheid van huis uit helemaal niet. Zo’n vader zou ik ook wel willen! Bij toeval ontdek ik via Google dat er in Amerika een Elings Park is. Als ik verder surf, ontdek ik dat het park is vernoemd naar Virgil Elings, een gepensioneerde hoogleraar natuurkunde in Californië en oprichter van Digital Instruments. De man is multimiljonair en blijkt net zo oud als mijn eigen vader. Ik ben meteen gefascineerd. Wie is die man? Hoe ziet hij eruit? Is hij aardig? Heeft hij kinderen? Wat is het voor vader?
Menselijke geschiedenis
In Londen probeert Adrienne Burgess mijn vaders gedrag te verklaren. Zij is er van overtuigd dat er vroeger iets met hem moet zijn gebeurd. Volgens haar wordt een mens niet als een slechte ouder of oplichter geboren. ‘Dat betekent niet dat we hem excuseren of vergeten wat hij heeft veroorzaakt, maar dat je hem in perspectief van de menselijke geschiedenis ziet.’
Het gesprek met Adrienne Burgess maakt mij verdrietig. Boos. Opstandig zelfs. Ik wil helemaal niet weten waarom mijn vader zijn vaderplichten heeft verzaakt. Ik vind namelijk dat daar geen goede redenen voor te bedenken zijn. Burgess begrijpt niets van mijn onwil. ‘Waarom zou je niet willen weten waarom je vader is geworden zoals hij is? Wat heb je te verliezen?’
Ze raakt een gevoelig punt. Ik ben boos op mijn vader. En ook bang voor hem. Bang dat hij inderdaad nooit iets om mij heeft gegeven, nooit van mij heeft gehouden. Volgens Burgess is die angst reëel. ‘Maar dat is niet omdat hij niet om je geeft, maar omdat hij zo beschadigd is dat hij niet in staat is om van iemand te houden. Dat heeft niets met jou, maar alles met zijn psychiatrische problemen te maken.’
San Francisco
Ondertussen laat de Elings-familie in Californië mij niet los. Langzaam maar zeker begin ik geobsedeerd te raken door de Amerikaanse Virgil. Ik moet en zal hem zien. Ik maak een afspraak met hem via zijn zoon, en boek een ticket naar San Francisco.
Ik ontmoet hem als ik aanschuif op een diner ter ere van zijn tweeënzeventigste verjaardag. Zijn zoon en Koreaanse schoondochter, haar zus en kinderen, zijn vriendin en zijn motorvriend -de kunstenaar Larry Poons- vinden het volkomen vanzelfsprekend dat ik er ben. Ik kan het zelf haast niet geloven. Vier ik hier de verjaardag van de man die in mijn hoofd al weken ‘de nepvader’ heet?
Ideale vader
De volgende dag zie ik hem weer. Virgil denkt dan nog steeds dat ik een radiodocumentaire maak over de geschiedenis van de Elings-familie; de smoes die ik heb gebruikt om met hem in contact te komen. Maar eigenlijk wil ik het met Virgil over vaderschap hebben. En ontdekken of hij een goede vader is. Want in mijn hoofd is Virgil inmiddels uitgegroeid tot de ideale vader. Eentje die ik graag zelf zou hebben gehad.
Virgil verbleekt of verbloost niet als ik hem de smoes opbiecht. Hij reageert nieuwsgierig. Vindt het zelfs leuk, en vertelt geanimeerd over zijn rol als opvoeder. Op de vraag of hij zelf een goede vader is, zegt hij: ‘Als vader probeer je het zo goed mogelijk te doen. Maar of het goed genoeg is? Je zegt dat je het goed doet. En je denkt dat je het goed doet, maar te bewijzen valt het niet.’
Ik drink zijn woorden, en smelt bij iedere anekdote. Het is alsof ik hem al eeuwen ken. Hij is betrokken, onconventioneel, liefdevol, eerlijk, nuchter, warm, en hij neemt zijn verantwoordelijkheid als ouder.
Politie
Ik ben een jaar of tien en zit, zoals vaker ’s avonds laat, in mijn pyjama boven aan de trap. Geconcentreerd luister ik naar wat er in de woonkamer gebeurt. Ik heb het ijskoud. Met mijn rechterhand houd ik de trapleuning vast en mijn linkervoet staat al op de bovenste tree om als het nodig is naar de telefoon te rennen die in de hal aan de muur hangt, om snel de politie te bellen. Een keer word ik niet op tijd wakker. Ik schrik als een buurvrouw mij en mijn broers uit bed haalt. Het is midden in de nacht. We gaan bij haar gezin logeren, vertelt ze als we met z’n vieren in onze pyjama’s over straat lopen. Mijn moeder zit al bij de buren op de bank als we binnen komen. Ze huilt en ziet er vreemd uit.
De volgende dag stuurt mijn moeder mij en mijn oudste broertje -hij is net negen- naar huis. We moeten kijken of de kust weer veilig is. Mijn broertje en ik sluipen door het huis. We horen raar gehuil uit de gang komen. Het lijkt van een dier. Het komt uit de wc. Als we met z’n tweeën heel voorzichtig de wc-deur openen, vinden we onze vader. Hij kijkt ons aan, maar zegt niks. Hij huilt alleen maar.
Knettergek
De ontmoeting met Virgil is bijna te mooi om waar te zijn. Maar om deze man in te ruilen voor mijn eigen vader? Opeens vind ik het een idioot plan. Ik durf, en wil het hem ook niet voorleggen. Zometeen denkt hij dat ik op zijn miljoenen aas. Of knettergek ben. En Virgil lijkt wel ideaal, maar ik heb inmiddels van zijn zoon begrepen dat het vooral zijn moeder was die voor veiligheid en geborgenheid heeft gezorgd. Virgil was namelijk altijd dag en nacht aan het werk.
Ik zal het dus moeten doen met de vader die dacht dat hij de DSB kon overnemen. De man die een puinhoop van zijn leven maakte. Hij is onlangs overleden. Iets waar wij, zijn kinderen, bij toeval achter kwamen. Mijn jongste broer ging op onderzoek uit, en ontdekte dat onze vader werd begeleid door het Leger des Heils, en een bewindvoerder had. Hij wist dat hij zou sterven, maar hij wilde uitdrukkelijk niet dat wij daarvan op de hoogte zouden worden gebracht. Had hij ons willen beschermen? Of was het schaamte? Ik weet het niet. Ik vind het vooral een triest einde van een treurig leven van een man die vier kinderen op de wereld zette, maar niet in staat was om een vader te zijn. Vaarwel pap.