‘Samen met mijn ex-man runde ik het grootste au pair bureau van het land. Half bekend Nederland stond in mijn klantenbestand, van de Borsato’s tot leden van het koningshuis.
Het ging ons voor de wind. We hadden een prachtig huis met vijf badkamers, dure auto’s en elk seizoen vlogen mijn dochter en ik samen naar Italië om een nieuwe garderobe bij elkaar te shoppen. In de zomer zaten we elk weekend in Knokke en omdat ik oorspronkelijk uit Venezuela kom, vlogen we ook daar zo vaak mogelijk heen. Of we lieten mijn familie naar Nederland overkomen, waarbij wij de kosten voor onze rekening namen. Ik leidde een bevoorrecht, comfortabel leven. Totdat ik alles kwijtraakte.
Het is een klassiek verhaal: mijn man ging vreemd. Met onze eigen au pair nota bene, het leek wel een plot uit een slechte film. Ik kwam erachter toen hij naar een conferentie was en ik zijn nieuwe Blackberry synchroniseerde. Er stonden berichten in die weinig te raden overlieten. Uit de inhoud kon ik opmaken dat het al minstens een half jaar aan de gang was.
Toen ik hem confronteerde, ontkende hij. ‘Je bent gek’ zei hij. Maar ik geloofde hem niet. Niet lang daarna stond Maritsa, de au pair, voor de deur. Ik stond net op het punt om naar de kapper te gaan, dat deed ik elke donderdag. Ze moest me wat vertellen, zei ze. ‘Dat je met mijn man neukt?’ zei ik. ‘Dat weet ik toch al lang.’
We moesten de zaak draaiende houden en in het belang van Shannen, onze dochter van destijds zeventien, wilde ik geen stennis schoppen. Maar ik verdroeg het niet langer om met Jack in een huis te zijn. Ik vertrok naar familie in Venezuela om na te denken. Jack bleef achter, achteraf begreep ik dat hij in die periode veel dronk en bakken met geld uitgaf. Onze dochter bleef bij hem. Ze geloofde nog steeds niet dat hij vreemdging. Totdat ze hem op een avond zelf met de au pair in bed aantrof. Overstuur belde ze me op: ‘Mam, het spijt me zo. Je had gelijk’ zei ze. Ik heb direct een vlucht naar Nederland geboekt.
Jack vertrok op dat moment naar China om een training in Nederlandse omgangsvormen te geven aan nieuwe, potentiële au pairs. Het liep alleen net even anders: tijdens zijn verblijf werd hij besmet met Legionella. Vijf weken lang heeft hij, in China, in quarantaine gelegen. Hij heeft het overleefd, maar toen hij uiteindelijk wakker werd uit zijn coma, leed hij aan geheugenverlies. Hij was de afgelopen twintig jaar kwijt en kende zelfs onze dochter niet meer.
Het was een afschuwelijk periode. Ook omdat ik er toen pas achter kwam hoe slecht we er financieel voorstonden. Jack was altijd verantwoordelijk geweest voor de administratie, maar hij bleek dingen te hebben verzwegen. Zo waren er problemen met de vergunningen voor onze au pairs, die we via de IND moesten krijgen. Ook waren we veel klanten kwijtgeraakt die door de crisis de hoge kosten niet meer konden opbrengen. Op een middag was ik Jack aan het opzoeken in het revalidatiecentrum waar hij verbleef, toen een van mijn medewerksters haar kans greep. Ze heeft ons hele cliëntenbestand gekopieerd en iedereen een voor een afgebeld om te zeggen dat het niet goed ging met de zaak, en dat zij voor zichzelf ging beginnen. Ze konden wel met haar mee, zei ze.
Dat was de genadeslag. Wat ik ook probeerde, een faillissement was niet meer te voorkomen. Ik vond het verschrikkelijk. Voor mezelf, maar vooral voor mijn dochter. Het vreemdgaan en de ziekte van haar vader hadden er diep ingehakt, en nu zaten we ook nog eens met een enorme berg financiële ellende. De torenhoge hypotheek van ons huis kon ik niet langer opbrengen en Shannen zat destijds op een particuliere school die twintigduizend euro per jaar kostte. Voorheen was zo’n bedrag een schijntje. Nu kon ik het met geen mogelijkheid nog betalen. De administratie weigerde haar zelfs haar diploma uit te reiken wegens de betalingsachterstand, en stuurde een deurwaarder.
Daar zat ik dan. Ik had een slordige twee ton schuld en geen enkele vorm van inkomsten. Schoorvoetend vertelde ik mijn vriendinnen wat er speelde. ‘Jeetje joh! Wat erg!’ zeiden ze. Maar ze leken niet te begrijpen dat mijn leven ineens totaal anders was. Mijn prioriteit was: geen geld uitgeven. ‘Helemaal niets?’ zeiden ze dan. Ik kon toch wel mee lunchen of een weekendje naar een kuuroord? Zo erg kon het toch niet zijn?
Na een paar weken, toen duidelijk werd hoe ernstig het echt was, nam eigenlijk iedereen afstand. Ik werd nergens meer uitgenodigd. Niemand belde. Ik had net zo goed dood kunnen zijn. Niemand van mijn vriendinnen was bereid om ook maar iets van hun luxe leventje op te geven, en omdat ik daar niet meer aan mee kon doen, bestond ik gewoon niet meer. Via via hoorde ik wel eens dat sommigen van hen dingen hadden gezegd als: ‘Die ellende hoef ik allemaal niet te horen hoor.’ Ze wilden er gewoon niets mee te maken hebben. Het voelde alsof ik besmet was met de ergste ziekte die ze zouden kunnen krijgen: armoede.
Ik deed nog een poging: ten einde raad belde ik een van mijn vriendinnen, toevallig de allerrijkste vrouw uit mijn toenmalige woonplaats, om te vragen of ik alsjeblieft wat geld van haar kon lenen om boodschappen te kunnen doen. ‘Lieverd, ik ben heel even bezig’ zei ze, ‘maar ik bel je zo terug!’ Ik wacht nog steeds op haar telefoontje.
Niemand vroeg of ze iets voor me konden doen of zei ooit iets als: ‘Kom op, we gaan gewoon lekker lunchen, ik trakteer!’ Maar het was mijn eer te na om ze eens flink de waarheid te zeggen. Daarbij had ik er gewoon de energie ook niet voor. Ik was veel te druk met overleven.
ik was in dienst geweest bij mijn eigen BV en had altijd netjes alle premies betaald, dus ik had recht op WW, dacht ik. Maar dat bleek niet zo te werken. ‘Ga je juwelen maar verkopen’ zeiden ze bij de gemeente toen ik voor een aanvraag kwam.
Mijn reddende engel was Mieke, een van de weinige vriendinnen die ik al jaren kende. Zij lag zelf ook in scheiding, dus ze begreep wat ik doormaakte. Bij haar mochten Shannen en ik tijdelijk logeren. We hadden onderdak, maar ik was inmiddels zwaar depressief. Eigenlijk wilde ik gewoon dood.
Het omslagpunt kwam toen Shannen zei dat ze het gevoel had dat ze niet alleen haar vader kwijt was, maar ook haar moeder. Dat was mijn wake-up call. Voor haar was het nog veel zwaarder dan voor mij. Natuurlijk moest ze van hockey en tennis af, maar het allerergste was dat haar twee paarden werden geveild door de belastingdienst. Die paardjes waren alles voor haar. Ik zal nooit haar gezicht vergeten toen ze thuiskwam en ontdekte dat ze weg waren.
Omdat ik nergens een baantje kon krijgen – ik was 41 en was altijd eigen baas geweest, er was niemand die me aannam – moest Shannen zorgen dat er geld binnenkwam. Ze had op het punt gestaan naar de Hogere Hotelschool in Maastricht te gaan, maar dat plan was nu van de baan.
Stel je voor: je bent een jonge meid en je kunt van de ene op de andere dag niet meer met je vriendinnen mee de stad in om te stappen of te shoppen. Van vier keer per week uit eten en een goedgevulde ijskast, moesten we in de rij gaan staan bij de voedselbank, voor voedsel dat ver over de datum was. De eerste keer dat we er naartoe geweest waren, kwamen we huilend thuis. En voor Shannen gold hetzelfde als voor mij: al haar vriendinnen lieten haar vallen als een baksteen. ‘Uit elkaar groeien’ noemden ze dat. Het was waar: hun levens konden niet meer verschillen. Zij gingen studeren, feesten, lol maken. Shannen werd in de rol van kostwinner gedwongen.
Net als ik hield ze welgeteld een vriendin over. Dat meisje, Britt, heeft haar nooit laten vallen. Ook nu nog zijn ze dikke vriendinnen. Britt komt ook uit een welgesteld gezin, alleen kreeg zij van huis uit meer mee dan alleen luxe: namelijk de wetenschap dat geld niet alles is. Het is echt verbazingwekkend hoe weinig ouders uit een rijk milieu dat hun kinderen bij lijken te brengen.
Het tij keerde toen ik in de krant las over een proef van de gemeente, waarbij ze buitenlanders een participatieverklaring met betrekking tot hun inburgering wilden laten tekenen.
‘Dit is het’ dacht ik. Ik had zo’n soort training al zo goed als klaar liggen. Die had ik ontwikkeld voor onze aankomende au pairs uit Azië en Zuid Amerika. Ik ben met mijn voorstel naar de gemeente gestapt, en kreeg carte blanche. Dit was mijn kans, en ik greep hem met beide handen. Zo ben ik weer begonnen, en inmiddels is mijn nieuwe bedrijf een succes.
Ik kan nu zeggen dat ik weer gelukkig ben. Ik ben er nog niet, maar ik ben weer aan het bouwen.
Nu ze zien dat het weer goed gaat, zoeken sommige van mijn vroegere vriendinnen ineens weer contact op Facebook. Ik weet nu hoe ze zijn, maar ik accepteer ze wel. Als ze mijn succes zo graag willen zien, dan mogen ze dat van mij. Nee, ik ben niet bitter door hoe ze me hebben behandeld. Ik geloof in karma, dat zegt genoeg, lijkt me.
Wat mijn dochter betreft; zij heeft nog een weg te gaan. Door alles wat er is gebeurd, is ze niet meer het onbezorgde meisje van vroeger. Gelukkig kan ik haar nu weer de tijd en gelegenheid bieden om zichzelf terug te vinden. Ze is een doorzetter, net als ik. Ik weet zeker dat het haar gaat lukken.’
*Een eerdere versie van dit verhaal stond in LINDA.