Auteur Jur Leinenga boekstaafde tweehonderd jaar nautisch onderwijs in Harlingen. Tijdens de feestweek in mei overhandigde hij het eerste exemplaar van ‘Leren navigeren’ aan Geo Arnold (links), achterkleinzoon van kapitein Jan Holstein, oud-leerling van de School voor Wis- en Zeevaartkunde. Arnold was namens de familie nauw betrokken bij de overdracht van diens memoires aan Museum het Hannemahuis. Leinenga maakte er dankbaar gebruik van in het hoofdstuk over de jaren 1859-1878, waarin hij de nadagen van de zeilvaart beschrijft. Het boek is verkrijgbaar in de boekhandel. (Foto: Gijs van Hesteren)
Jurjen Richard Leinenga (1958) studeerde geschiedenis in Groningen. Zijn proefschrift gaf hij de titel Arctische walvisvangst in de achttiende eeuw: de betekenis van Straat Davis als vangstgebied (Amsterdam, 1985). Hij werkt sinds 2013 bij de projecten Dutch Ships and Sailors en Diepere Maritieme Data. Begin 2018 legde hij de laatste hand aan het digitaliseren van monsterrollen in Noord-Nederlandse archieven en musea, waaronder die van de Harlinger waterschout.
Zijn contacten met de Maritieme Academie stammen uit deze periode. ‘Ik kom zelf uit een varende familie en ik houd van geschiedenis. Eigenlijk is er in dit vakgebied weinig aandacht voor onze varende historie. Neem de vaart op de Oostzee. Ik miste waardering voor al die mensen die keihard gewerkt hebben. Aan mijn eigen vader heb ik dit kunnen zien. Als kapitein en reder was hij altijd in de weer. Zes uur op, zes uur af.’
Echte verhalen
Leinenga is een vriendelijke, betrokken man. Het onderwijsbloed dat door zijn aderen stroomt verraadt zich door zijn vlotte en duidelijke taal. Hij vertelt met graagte over zijn twee liefdes: het varen en het onderwijs.
‘We vonden het belangrijk om maritieme gegevens te ontsluiten. Dat is van groot belang voor historische onderzoekers. Statistiek is niet voldoende. Met ‘echte’ levensverhalen van de mensen die erbij betrokken waren gaat de geschiedenis leven. Uit de monsterrollen kan je veel halen. Om die in te zien kwam ik regelmatig naar Het Hannemahuis (het stedelijk museum van Harlingen, red.). Via deze contacten kwam ik in contact met Arjen Mintjes, directeur van de maritieme Academie. Samen met hem en met deskundigen als Jeanine Otten en Hugo ter Avest is het stramien van dit nieuwe boek ontwikkeld.’
Dutch ships and sailors
Leinenga: ‘Dit project is heel groot geworden. We zijn vijftien jaar bezig geweest met het digitaliseren van monsterrollen en scheepsgegevens. De grootste uitdaging zit nu in het aaneenkoppelen van verschillende gegevensbanken. Met speciale software hebben we daar een begin mee gemaakt. Ze zijn vaak heel verschillend gestructureerd. Dit moet je allemaal uitzoeken. Op pagina 1 van een monsterrol vind je bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst. Pas op blad drie tref je bijbehorende namen plaatsen, rangen aan. We zijn ervan overtuigd dat we straks veel meer uit de archieven kunnen halen dan nu.’
‘Met persoonlijke levensverhalen verlevendigden we de geschiedenis van het zeevaartonderwijs. We wilden geen fictieve personen. Het moesten mensen zijn die werkelijk geleefd hadden, liefst te midden van gebeurtenissen of situaties die representatief waren voor hun tijdperk. Neem twee foto’s in het zesde hoofdstuk, die de essentie van de Tweede Wereldoorlog samenvatten. Aan het begin trekken de Duitsers de stad binnen, aan het eind van het hoofdstuk zie je ze als krijgsgevangenen afgevoerd worden. Het komt dichtbij zo, en toch zie je tegelijk het grotere verband.’
Soms beschrijft de auteur een periode die al ver in het verleden ligt. Dan is er niet altijd een aansprekend, passend levensverhaal bij te vinden. Dat geldt niet voor het hoofdstuk over de periode 1988-1918: ‘Dankbaar maakte ik gebruik van de herinneringen van Marten Toonder sr., de vader van de beroemde striptekenaar. Zijn andere zoon, Jan Gerhard Toonder, beschreef deze in de roman Klei en zout water (Hilversum, 1963) en Erik de Graaf beschreef Toonders leven in Marten Toonder Senior, Van eierzoeker tot zeekapitein (Groningen 2015). Het onderwijs stond niet alleen bekend om zijn hoge kwaliteit, maar werd lang gratis aangeboden.’
Voor Toonder, straatarm uit de Groninger klei getrokken, was deze school de enige manier om hogerop te komen. In de loop der jaren is het minder vanzelfsprekend geworden dat het onderwijs kosteloos gevolgd kon worden. Vandaag de dag berekent de Academie schoolgeld, al is er nog altijd een fonds voor arme gezinnen.
Sparen voor de oude dag
Ondanks de invoering van betaald onderwijs heeft het voortbestaan van het nautisch onderwijs in die twee eeuwen regelmatig aan een zijden draadje gehangen.
‘Vaak was er een tekort aan leerlingen. Hoe dat precies kwam is moeilijk te bepalen. Het beperkte achterland heeft er mee te maken. Als op een bepaald moment iedereen die ervoor in aanmerking komt is opgeleid, tja, dan komt de stroom met nieuwe leerlingen tot stilstand. Dan is het klaar. Niet dat er niet van alles is geprobeerd.’
‘Een ander probleem was het grote verloop bij de docenten. In vroeger jaren bestond er geen pensioenregeling en vaak leefden zij op het randje van de armoede. Je proeft in de stukken hun spanning, vaak zelfs hun onderdanige dankbaarheid. Daarom waren de leerkrachten voortdurend op zoek naar beter betalende banen. Ze moesten immers sparen voor hun oude dag.’
Intussen bloeit het maritieme onderwijs in Harlingen als nooit tevoren. De Maritieme Academie groeit in betekenis en in omvang.
‘Neem de schoolschepen. Lange tijd werd er gebruik gemaakt van de schepen van het KOF (Koninklijk Onderwijsfonds voor de scheepvaart, red.). Het werkte niet echt. Er waren maar een paar schepen beschikbaar voor het hele land. En de leerlingen deden geen praktijkervaring op. Ze leerden vooral omgaan met regeltjes. Eigenlijk voeren zij mee als passagiers op een jacht, afgeschermd, afgetekend, en ze mochten nergens aankomen. Dit beleid leidde tot conflicten op directieniveau en zelfs bijna tot ruzies op het persoonlijke vlak. Arjen Mintjes, inmiddels aan het hoofd van de academie, greep in. Sorry, zei hij, we gaan zelf schepen ontwerpen en bouwen. Het is een heel avontuur geworden, maar het is hem gelukt. Als het niet linksom kon, dan maar rechtsom.’
‘Leren navigeren’, het boek
De invloed van de Doopsgezinden was altijd groot in Noord-Nederland. Geïnspireerd door de ‘overkant’ in Noord-Holland richtten zij ook in Harlingen een plaatselijk departement van de ‘Maatschappij van het Nut’ op. Deze organisatie stond in 1818 aan de wieg van de School voor Wis- en Zeevaartkunde. Volksverheffing – enfin, in ieder geval van de jongens uit de betere stand – was de rode draad. Zo hadden gebeurtenissen op bovenregionale schaal hun weerslag op de lokale gemeenschap. Een verbinding die de auteur door het hele boek vasthoudt. Hij gaat in op de bloei van de walvisvaart na de Napoleontische oorlogen, de crisis van eind negentiende eeuw, de eerste Wereldoorlog, de Depressie van de jaren dertig, de Tweede Wereldoorlog, de naoorlogse jaren en de moderne tijd. En hij laat met behulp van persoonlijke verhalen zien wat deze gebeurtenissen betekenden voor de mensen aan de kust en op de zee. Al doet Leininga’s taalgebruik hier en daar wat stijfjes aan, hij schreef zijn boek met inspiratie en met verve. Hiermee boeit hij de lezer van begin tot eind, ook als die niet bij voorbaat in nautische onderwerpen is geïnteresseerd.
Uitgever Walburg Pers zorgde voor een prachtig uitgevoerd boekwerk. De tekst gaat gepaard met een heldere, aantrekkelijke opmaak en tot dusver onbekend beeldmateriaal.
‘Leren navigeren, 200 jaar maritiem onderwijs in Harlingen’, Walburg pers, Zutphen. 175 bladzijden, ISBN: 9789462492950.