In het rijke oosten van de Venezolaanse hoofdstad Caracas ligt een mooi vorm gegeven wit gebouwencomplex, Los Galpones (letterlijk: De Opslagplaatsen), een verzameling van galerieën, een enkele designwinkel, restaurantjes en barretjes en een boekhandel, waar de door de regering verguisde culturele elite kan verpozen en kunst kopen.
De boekhandel trotseert de drooglegging, die is afgekondigd wegens de presidentiële verkiezingen en schenkt fruitige wijn. Op een terrasje, begrensd door tropische planten, nippen bezoekers aan hun vruchtensappen en eten ze gebak. Er heerst een weldadige rust in deze dagen van verkiezingskoorts en scheldkanonnades tussen de kandidaten Nicolás Maduro en Henrique Capriles.
Boekhandelaar David Malave was in een vorig leven psychiater, maar wijdt zich met zijn vrouw Artemis nu helemaal aan hun boekhandel Kalathos. “We worden door de staat niet erkend omdat onze collectie niet voldoet aan de inhoudelijke eisen van de regering en dus moeten we boeken inkopen uit het buitenland tegen de wisselkoers van de zwarte markt, 30 tot 34 bolivars voor 1 euro.” Wel door de regering erkende bedrijven die willen importeren kunnen dollars kopen tegen het officiële tarief, 6,3 bolivars voor 1 dollar, dus het is buffelen voor de Malaves om het hoofd boven water te houden met zo’n ongunstige koers. “Maar dit is veel beter dan thuis zitten klagen”, stelt David Malave met een cynische grijns vast. “We verkopen heel veel poëzie, je hebt geen idee van de hoeveelheden die we verkopen. En op dit moment brengen we een hommenage aan Oost-Europese schrijvers.
Bolivariaanse revolutie
Los Galpones is ontstaan als antwoord op een maatregel van de socialistische president Hugo Chávez. Voor hem was dit allemaal veel te elitair. Ook de gewone man moet kunst kunnen maken en toegang kunnen hebben tot de gevestigde culturele instellingen waar de rijken decennia lang hebben bepaald wat mooi of goed is en wat niet. Kunst moet toegankelijk zijn voor het gewone volk en moet bovendien de idealen van Chávez’ Bolivariaanse revolutie – genoemd naar de onafhankelijkheidsheld Simón Bolívar – uitdragen.
Kunstcriticus Gerardo Zavarce moet bijna lachen als hij vertelt hoe de maatregel tot stand kwam: “Het was gewoon tijdens een aflevering van zijn Aló Presidente (het beroemde praatprogramma van Chávez, WU) in 2000 dat Chávez de culturele revolutie afkondigde en dat 18 directeuren van culturele instituten en musea werden ontslagen. Vervolgens werd ook het personeel ontslagen dat zich uitsprak tegen de regering. De president wilde dat cultuur ten dienste kwam te staan van zijn politieke hervormingen. Individuele exposities werden verboden en de nadruk kwam te liggen op het collectieve, in het kader van kansen voor iedereen.”
Het in het hele land toonaangevende culturele centrum Ateneo in het hart van Caracas werd in 2009 ook overgenomen door de chavistas. Voor hen een daad van rechtvaardigheid voor het volk, voor de ‘gepriviligeerde bourgeoisie’ een aanslag tegen de vrijheid van culturele en sociale expressie. De directie richtte elders een nieuwe vestiging op.
Leuren
Intussen hadden de meest succesvolle kunstenaars al een goed heenkomen gezocht in het buitenland, vooral Europa. Het is volgens curator Tahía Rivero van de kunstcollectie van de Banco Mercantil daarom slecht gesteld met de Venozolaanse kunst. “Kunstenaars in Venezuela hebben geen plekken met aanzien meer waar ze kunnen exposeren. Ze moeten letterlijk met hun werk onder de arm leuren om te kunnen exposeren en bekend te worden. Daar heb je heel veel moed en energie voor nodig.”
En Los Galpones dan? Ze vindt het een sympathiek verschijnsel, maar het haalt het niveau van voor Chávez’ culturele revolutie niet, omdat de galeriehouders er het geld niet voor hebben.
Rivero maakt zich zorgen over de collecties van de ooit internationaal hoog aangeslagen musea die in de kelders zijn gestald of uitgeleend zijn aan buitenlandse musea zonder dat iemand overzicht heeft waar de werken zijn gebleven. Boze tongen beweren dat een deel van de verguisde bourgeoiskunst bij regeringsbonzen thuis aan de muur hangt.
Karikatuur van heroïsche kunst
Gerardo Zavarce is optimistischer over de rol van Los Galpones en andere privé-initiatieven die de leemte van de staat willen opvullen. “Natuurlijk redden ze het niet allemaal. Sommigen moeten sluiten omdat ze het financieel niet volhouden en dan ontstaan er weer andere initiatieven. Maar er zijn er die doorgaan. Het lukt weleens om steun van een gemeente te krijgen waar een burgemeester van de oppositie zit of er is een chavistische burgemeester die net wat ruimdenkender is.
Als kunstenaar moet je kiezen of je op de hand van de regering bent of niet. Het heeft grote gevolgen voor de inhoud van je werk en je mogelijkheden om je werk te laten zien. Iemand die in een expositie in Caracas de spot had gedreven met de heroïsche kunst in de negentiende eeuw werd telefonisch bedreigd omdat hij de geschiedenis van het vaderland belachelijk had gemaakt.”
Je kunt cultuur niet definiëren vanuit één visie of ideologie, vindt Zavarce. “Je wilt in vrijheid dingen creëren. Daarom willen wij de chavistas ook niet weren. Getalenteerde mensen onder hen moeten ook kansen krijgen buiten het regeringscircuit. Als de democratie zwak is, heeft de cultuur een sterk educatieve taak. Ze probeert dialoog tot stand te brengen.”
Lijken
Zijn oogappel is de Organisatie Nelson Garrido (ONG) in het arme westen van Caracas. Een goed voorbeeld van hoe in tijden van tegenwind interessante underground-initiatieven ontstaan. Nelson Garrido is een bekende schilder en fotograaf die veel in het buitenland heeft geëxposeerd en die in het enorme huis van zijn grootouders zijn culturele centrum heeft opgezet met een fotografieopleiding, een bibliotheek, exposeerruimte, een plek waar films worden vertoond, een aanpalende ruimte voor dans en zelfs nog een donkere kamer.
Garrido’s prachtige dochter Gala (25), is docente in het culturele centrum. “Iedereen met potentie kan bij ons terecht om zijn werk te laten zien; wij selecteren niet op basis van de politieke voorkeur van mensen.” Op dit moment herbergt ONG een tentoonstelling van de fotograaf Juan Toro die lijken van vermoorde mensen heeft gefotografeerd. Buitengewoon schokkende foto’s die geen enkele galerie in Caracas durfde te laten zien. Bang dat het door de autoriteiten zou worden uitgelegd als antiregeringspropaganda.
“Wij wilden het wèl doen omdat het een reëel probleem is en omdat de foto’s gewoon heel goed zijn”, zegt Gala. “De tentoonstelling is zelfs de woensdag voor de verkiezingen geopend. Niet als statement, maar omdat het zo uitkwam. De foto’s hebben niks met voor of tegen de regering zijn te maken. Het geweld in Venezuela is een probleem van ons allemaal dat de staat niet alleen kan oplossen.” ONG wil een bijdrage leveren aan toenadering tussen chavistas en oppositie, die elkaar zo intens haten. Gala: “Kunst biedt een manier om aan die sociale druk van beide partijen te ontsnappen.”