Erich Kästner en Franz Künstler ontmoetten elkaar nooit. Maar hun levens zijn op wonderlijke wijze met elkaar verbonden.
De Duitse mannen werden allebei stokoud: 107. Ze stierven in hetzelfde jaar, 2008, en kort na elkaar: Erich Kästner in januari, Franz Künstler in mei van dat jaar. De twee waren opeenvolgend de oudste levende Duitser. En ze waren bovendien de laatste Duitse veteranen van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918).
Künstler, een etnische Duitser, die werd geboren in toenmalig Hongarije, diende in het Oostenrijk-Hongaarse leger. Erich Kästner – geen familie van de bekende schrijver – was soldaat in het leger van de Duitse Keizer.
Het militaire verleden van Künstler en Kästner werd weggemoffeld
Staatsbegrafenis
Bij de dood van de hoogbejaarde veteranen treurden alleen naaste familie, vrienden en bekenden. Voor de ex-soldaten geen krans met een tekst van de Bondspresident en al helemaal geen staatsbegrafenis met alle bijkomende pracht en praal, zoals die van de laatste Franse Eerste Wereldoorlog-veteraan Lazare Ponticelli in 2008, over wiens dood president Sarkozy namens de natie zijn ‘diepste emotie en grenzeloze verdriet’ uitsprak.
Anders dan in landen als Frankrijk of Groot-Brittannië, worden veteranen in Duitsland niet geëerd. De Bondsrepubliek houdt ook geen persoonsgegevens bij van de veteranen van de twee Wereldoorlogen. Sterker, door de schuldgevoelens die de herinneringen aan die verloren oorlogen in Duitsland oproepen, werd het militaire verleden van Künstler en Kästner weggemoffeld. Media concentreerden zich in hun necrologieën – als die al verschenen – op de constatering dat de mannen behoorden tot de selecte groep van Duitse honderdjarigen. Dat zij bovendien de laatst levende Duitse militairen uit de Eerste Wereldoorlog waren, werd in een bijzin vermeld.
Wantrouwend
Dat is jammer, vindt Peter Kästner (76), zoon van dr. Erich Kästner en evenals zijn vader oud-rechter. Maar zijn vader, wiens 75-jaar durende huwelijk met echtgenote Martha het Guiness Book of Records haalde, voelde zich niet miskend. ‘Hij had een mooie loopbaan als jurist. Zijn oorlogsverleden kwam nooit ter sprake.’ Pas toen zijn vader ouder werd en er brieven binnenkwamen van nieuwsgierigen uit Engeland en Amerika, die met Duitslands oudste veteraan in contact wilden komen, begreep de familie dat Erich Kästner een bijzondere status had. ‘In de ogen van buitenlanders dan, he, want in Duitsland interesseerde het niemand. Mijn vader ging trouwens niet op al die verzoeken in. Hij had er geen zin in. Hij was al boven de 100 en een beetje wantrouwend.’
Slagveld
Zoon Peter, die in Braunschweig leeft, had het wel gepast gevonden als zijn vader ooit door de Duitse autoriteiten in de bloemetjes was gezet. Maar dat in Duitsland zo’n martiale cultuur helemaal niet bestaat merkte hij nog in 2009, bij de 25-jarige herdenking van de historische bijeenkomst in Verdun met Francois Mitterrand en Helmut Kohl, die in 1984 hand-in-hand uitkeken over het voormalige slagveld. ‘Wij waren ook uitgenodigd, samen met verwanten van de Fransman Ponticelli, die trouwens enorm aardig voor ons waren en ons zelfs geschenken gaven. Maar niemand van de officiële Duitse delegatie sprak ons aan. Geen woord kon er vanaf. Uiteindelijk heeft mijn vader wel een hoge onderscheiding van de deelstaat Nedersaksen gekregen, maar dat is wegens zijn verdiensten als rechter.’
Excentriek
Bij de begrafenis van Franz Künstler in Niederstetten, in de zuidelijke deelstaat Baden-Württemberg, was het druk, herinnert Reinhard Stoschus (66) zich. Stoschus was jarenlang bevriend met de excentrieke Künstler, die in de regio uitgroeide tot een heuse legende omdat hij tot aan zijn dood rondleidingen verzorgde in het plaatselijke Jagdmuseum. Stoschus: ‘Franz was niet alleen de oudste levende veteraan uit het Oostenrijk-Hongaarse leger en een tijdje de oudste levende Duitser, hij was vooral de oudste museumgids ter wereld. Mensen kwamen niet voor het museum, maar speciaal voor hem.’
Vanaf dat moment kon de kerk m’n kont kussen, inclusief de paus
Kannonier
Künstlers biografie leest als een illustratie bij de roerige en warrige 20e eeuwse Europese geschiedenis. Geboren als Ferenc Künstler in 1900 in Sosd in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije (in wat nu Roemenië is), werd de etnische Duitser als 17-jarige geronseld voor het Eerste Artillerie Regiment van het Oostenrijk-Hongaarse leger. Hij vocht als jonge kannonier aan het Italiaanse front. Maar dat ging niet van harte. Toen Franz voor vertrek zag en hoorde hoe een katholieke geestelijke het wapentuig zegende en de soldaten opriep om ‘de tegenstander te verdelgen’, viel Künstler prompt van z’n geloof. ‘Een generatie jongens moest elkaar afslachten,’ vertelde hij later. ‘Is dat rechtvaardig? Vanaf dat moment kon de kerk m’n kont kussen, inclusief de paus.’
Voor Reinhard Stoschus was Franz een ‘levend geschiedenisboek’. ‘Zijn geheugen was waanzinig. Hij kon urenlang vertellen.’ Künstler, die aanvankelijk sympathie koesterde voor Adolf Hitler, diende ook in de Tweede Wereldoorlog, als koerier in het Hongaarse leger. Na Hitlers nederlaag en de komst van de communisten werd hij – als ‘Donauschwabe’ (Duitser) – met vrouw en zoon verdreven.
Zigeuners
In Niederstetten vond Franz Künstler in 1946 werk en onderdak in een kleine dienstwoning bij het Schloss Haltenbergstetten van de adellijke familie Zu Hohenlohe-Jagstberg, waar ook het lokale jachtmuseum in is ondergebracht. Hij bleef hier, ondanks de aanvankelijke weerstand onder de lokale bevolking tegen die ‘Duitse zigeuners’, tot aan zijn dood.
In 1981 stierf zijn echtgenote Elisabeth. Künstler, de man met de grijze snor en het jachthoedje, leefde daarna alleen. ‘Aan het eind van zijn leven wilde hij naar zijn zoon in Boedapest,’ vertelt Stoschus. ‘Ik zei: je zoon is 88! Als hij overlijdt zit je daar alleen. Blijf hier, je leeft hier al zestig jaar, iedereen kent je, wij zijn hier om je te helpen. Maar hij was zo eigenwijs en ging toch. Stel je voor: een man van over de honderd.’
Ik vind dat veteranen als Franz Künstler in Duitsland meer respect verdienen
Bananenland
In Boedapest kwam Künstler lelijk ten val en brak een been, waardoor hij moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Stoschus: ‘Hij wilde direct terug. De zorg daar bleek een ramp. ‘‘Een bananenland’’, noemde hij Hongarije sindsdien.’
Twee, drie keer per jaar nodigde Künstler z’n vrienden uit en kookte voor hen goulasch. ‘Dan vertelde hij over de oorlog,’ herinnert Stoschus zich. ‘Naarmate hij ouder werd, kreeg hij steeds meer bekendheid als de ‘laatste soldaat van de keizer’. Hij kreeg ook post van fans, maar als ze geen retourpostzegels meestuurden, gaf hij geen antwoord.’
Franz Künstler stierf na een maagoperatie. Het was weliswaar druk bij zijn begrafenis, maar afgezien van de burgemeester van Niederstetten waren er geen ambtsdragers aanwezig. Stoschus: ‘Ik ben overtuigd pacifist, maar ik vind wel dat veteranen als Franz Künstler in Duitsland meer respect verdienen. Franz was een levend anti-oorlogsmonument.’ Reinhard Stoschuss benaderde het ministerie van Defensie met het verzoek of de Bundeswehr het graf van Künstler kon onderhouden: 'Ik dacht dat ze dat waardig of eervol zouden vinden. Maar ik heb niets van ze gehoord. Nu houdt de gemeente het een beetje bij.'
Taboe
Duitsers leggen een rechtstreeks verband tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, zegt militair historicus Bernhard Chiari (49) van het Zentrum für Militärgeschichte und Sozialwissenschaften van de Bundeswehr in Potsdam. ‘En het woord ‘veteraan’ roept allerlei associaties op met vooral de Waffen-SS en met de Holocaust. Het is bijna taboe.’ Heel langzaam komt een verandering in waardering op gang, meent Chiari. ‘Maar dat betreft de Bundeswehr-soldaten, die na 1990 bij militaire missies betrokken waren. Wat de veteranen uit de twee Wereldoorlogen betreft heb ik het gevoel dat men vooral blij is dat ze uitsterven. Dan hoeven we ons met hen niet meer bezig te houden.’
Duivel
Bijna twee miljoen Duitse soldaten vielen tussen 1914 en 1918, zo’n 4,2 miljoen raakten gewond. Bij de Oostenrijks-Hongaarse bondgenoten sneuvelden meer dan een miljoen militairen en raakten 3,6 miljoen soldaten gewond.
Peter Kästners vader Erich, die in de Tweede Wereldoorlog nog diende bij de Luftwaffe in Frankrijk, stierf in een bejaardenhuis bij Keulen. Hij heeft het nooit over de oorlogsjaren willen hebben. ‘Hij had ook geen enkel contact met oud-soldaten,’ zegt zoon Peter.
Franz Künstler gaf kort voor z’n dood nog een lang interview aan het tijdschrift Cicero, waarin hij over zijn oorlogservaringen vertelde. Toen leefden er wereldwijd nog een handjevol veteranen van de in totaal 65 miljoen soldaten, die ooit in de Eerste Wereldoorlog vochten. ‘Ik ben er helemaal niet trots op de laatste soldaat van de keizer te zijn,’ bekende Künstler. En zijn turbulente leven vond hij lang genoeg geweest. ‘Als ik 110 ben mag de duivel me komen halen.’.