Waarom instemming bij seks zo belangrijk is

Op dit moment wordt er gewerkt aan een nieuwe wet die ook verkrachting zonder dwang strafbaar stelt. Is de wet daarmee een antwoord op de belangrijkste behoeften van slachtoffers, of is daar nog meer voor nodig? En hoe zit het met praktische hobbels, zoals capaciteitstekort bij de politie?

Nog voor de zomer wordt naar verwachting in de Tweede Kamer een wetsvoorstel behandeld over de strafbaarstelling van seksuele misdrijven. Hoewel het definitieve wetsvoorstel nog moet komen, zal hier waarschijnlijk in staan dat er bij seks altijd sprake moet zijn van ‘consent’ ofwel wederzijdse instemming. Alle vormen van seks zonder instemming worden dan strafbaar gesteld als verkrachting.

Dwang door bijvoorbeeld geweld of bedreiging is een strafverzwarende factor, maar niet langer een vereiste voor een veroordeling. Degene die seksueel contact initieert, moet alert zijn of de ander hetzelfde wil. Als dit onduidelijk is, moet die persoon die duidelijkheid zoeken. Het is mede dankzij een intensieve campagne van Amnesty Nederland dat het wetsvoorstel er ligt.

Het wetsvoorstel volg ik met meer dan alleen professionele belangstelling. Ik heb zowel een aanranding als een verkrachting meegemaakt. Beide keren in mijn eigen huis en beide keren door iemand die ik kende. In beide gevallen deed ik geen aangifte. De eerste keer belde ik de politie en raakte ik ervan overtuigd dat ik het beter niet kon doen. De kans was groot dat deze zaak nergens toe zou leiden, want ik had nauwelijks bewijs. En ik zou de regie uit handen geven over zoiets intiems en persoonlijks; iets wat me helemaal niet aanstond. Ik zou meerdere keren in detail moeten vertellen wat er gebeurd was.

Schrikbarend hoog

Volgens cijfers van Movisie, het landelijk kenniscentrum voor sociale vraagstukken, is 81,7 procent van de Nederlandse vrouwen ooit slachtoffer geweest van enige vorm van seksueel geweld (variërend van niet-fysieke seksuele intimidatie tot fysiek seksueel geweld) en 28,7 procent van die laatste categorie. Voor mannen liggen die cijfers op 55,4 en 13,1 procent. Hoewel de cijfers schrikbarend hoog zijn, ben ik niet de enige die afziet van aangifte, zo blijkt. Op dit moment doet wereldwijd slechts 10 procent van de slachtoffers aangifte, volgens cijfers van de VN.

Wat ik me nu afvraag is of die nieuwe wet ervoor zorgt dat mensen eerder aangifte willen doen. Een volgende vraag is of de zaken van seksueel misbruik wel in behandeling worden genomen door politie en OM. Er is op dit moment al een groot capaciteitstekort bij de politie, waardoor zaken op de plank belanden. Leidt dat er niet toe dat mensen, aangemoedigd door de nieuwe wet, aangifte willen doen, maar zich daarna nog meer in de steek gelaten voelen?

Verandert de bereidheid om aangifte te doen met de komst van een nieuwe wet? Er zijn meerdere redenen waarom slachtoffers dat nu moeilijk vinden. De aangrijpende documentaire Wij praten niet laat iets van de beweegredenen zien van jonge slachtoffers van structurele seksuele uitbuiting, zoals door ‘loverboys’. ‘Dan moet ik door alles nog een keer heen’, zegt een meisje. En een ander: ‘Ik wil geen lichamelijk onderzoek. Dan moeten er foto’s worden gemaakt en zo’n vrouw gaat je helemaal onderzoeken, na alles wat er al gebeurd is. Nee sorry!’

Erkenning

Een andere grote belemmering voor veel slachtoffers is de erkenning naar jezelf dat je iets is aangedaan. Soms kost dat inzicht tijd, willen slachtoffers het zo snel mogelijk vergeten en vermijden of voelen ze zich zelf verantwoordelijk voor het misbruik.

‘Het belangrijkste effect van de wet is dat slachtoffers niet meer het gevoel hebben dat ze iets verkeerds hebben gedaan’

De slachtoffers van structurele seksuele uitbuiting zijn echter niet het leeuwendeel van de gevallen waarbij er sprake is van verkrachting. En de situatie waarin een onbekende man je de bosjes in trekt (en waarbij geen rechter eraan zal twijfelen of dat met instemming of niet was), ook. Het gaat juist vaak om de veel ingewikkelder situaties waarbij je iemand kent. Een baas, een buurman, een vriend, je prille geliefde. Iemand met wie je misschien wel wilde zoenen, maar niet meer dan dat. Of iemand van wie je afhankelijk bent. Of iemand met wie je dacht bevriend te zijn. Het zijn en waren de zaken die – zoals ook in mijn geval – het lastigst te bewijzen zijn.

Kansrijk

Dan is er nog, los van alle psychologische belemmeringen die een rechtsgang voor veel slachtoffers een behoorlijke opgave maken, de vraag hoe kansrijk je poging tot aangifte is. De politie kreeg in 2020 zo’n 4.700 meldingen binnen, maar bijna de helft van de melders ging niet tot een aangifte over. De Inspectie Justitie en Veiligheid tikte de politie hier in 2020 over op haar vingers. Het eerste informatieve gesprek werd te vaak als ontmoedigend ervaren. Mireille Lousberg staat als advocaat slachtoffers bij en geeft ze advies. Ze schetst hoe de situatie nu is, met de huidige wetgeving. Bewijzen dat je verkracht of aangerand bent, is vaak lastig, vertelt ze. Dat komt vooral doordat zo moeilijk is te bewijzen dat er sprake was van dwang. Je hebt twee middelen van bewijs nodig, waarbij lichamelijk onderzoek Ă©Ă©n van aangeleverde bewijzen kan zijn. Een ander bewijs kan een getuigenverklaring zijn, maar die is er in dit soort zaken vaak niet. Dan komt het aan op een bekentenis van de verdachte, maar ook die is er vaak niet.

Met de nieuwe wet zal de situatie voor de mensen die aangifte doen verbeteren. Martine Goeman, senior medewerker Gender en Mensenrechten bij Amnesty, legt uit wat er verandert in de nieuwe wet. ‘De huidige wet waarin de focus op dwang ligt om verkrachting strafbaar te stellen is ouderwets en in strijd met mensenrechtenverdragen. Het moet gaan om consent. Bij de nieuwe wet is het nog steeds zo dat de dader onschuldig is tot het tegendeel is bewezen, maar de vraag of er dwang is geweest, is voor verkrachting niet meer leidend. Of er sprake was van instemming wel.’

Meer aangiften

Volgens Lousberg is de kans op een bewezenverklaring hierdoor groter. Ze verwacht dan ook dat het aantal meldingen en aangiften flink zal toenemen. Ze noemt ook het effect dat een vergelijkbare wet had toen die in 2018 in Zweden werd ingevoerd. De wet lijkt ertoe geleid te hebben dat misbruikslachtoffers eerder naar de politie stapten. Zo is er in 2019, het jaar na de invoering van de wet, 5.930 keer aangifte gedaan en dat is ruim duizend meer dan in 2017: 4.895 keer.

De nieuwe wet in Zweden leidde niet alleen tot een stijging van het aantal aangiften, ook het aantal veroordelingen voor verkrachting nam toe. Zelfs met 75 procent (190 veroordelingen in 2017 en 333 in 2019). Stina Holmberg, senior criminoloog en een van de onderzoekers, zegt aan de telefoon dat het belangrijkste effect van de wet is ‘dat slachtoffers niet meer het gevoel hebben dat zij iets verkeerd hebben gedaan’.

‘De politie kampt met een enorm capaciteitsgebrek, nu al. Hoe gaat het zijn voor de slachtoffers als ze tegen een dichte deur op lopen?’

Slachtoffers voelen zich gehoord en erkend, zeggen de Zweedse vrouwenorganisaties. Die erkenning is ook een belangrijk doel van de Nederlandse wet, als het ligt aan Martine Goeman. Het wetsvoorstel rond consent is mede als gevolg van intensieve campagne door Amnesty de afgelopen jaren aangepast. Goeman: ‘Of de wet tot meer aangiftes leidt is voor mij niet de centrale vraag: ik vind het minstens zo belangrijk dat mensen zich deze vraag niet meer hoeven te stellen: was dit een verkrachting of niet? Soms blijven mensen daar hun hele leven mee zitten. Het is belangrijk dat we daar als Nederland heel duidelijk in zijn.’

Dichte deur

Hoewel de wet een heel positief effect heeft op de erkenning van slachtoffers, maakt Lousberg zich ook enige zorgen: ‘De politie kampt met een enorm capaciteitsgebrek, nu al. Hoe gaat het zijn voor slachtoffers als ze een tegen een dichte deur op lopen? Dat kan een extra teleurstelling betekenen boven op hun trauma.’

Het is een herkenbaar probleem voor de Spaanse forensisch psychologe Timanfaya Hernandez. Ze begeleidt zowel daders als slachtoffers vanuit haar kantoor in Madrid. Ook in Spanje is recent een wetsvoorstel aangenomen dat verkrachting strafbaar stelt als er geen instemming heeft plaatsgevonden. Een goede zaak, volgens haar, maar er is veel meer nodig. ‘De gang naar de rechter moet zo zijn ingericht dat die het slachtoffer niet hertraumatiseert’, zegt Hernandez. ‘In situaties waarbij er veel psychologische schade is bij het slachtoffer, en dat is vaak het geval bij zedenzaken, moet zij altijd centraal staan in het proces.’

De politie staat dan ook voor een enorme taak. Nu al belanden steeds meer zedenzaken op de plank. Eigenlijk zou de politie 80 procent van alle zedenaangiften binnen zes maanden moeten onderzoeken en naar het OM moeten doorsturen. In 2018 gebeurde dat maar met 66 procent van de aangiften, van januari tot oktober 2021 nog maar met 51 procent van de zaken.

Behalve de achterstanden die er nu al zijn, is uit een rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid uit 2020 ook duidelijk geworden dat zedenrechercheurs meer aandacht voor de behoeften en verwachtingen van slachtoffers moeten krijgen. Anders kan het slachtoffer op zijn minst teleurstelling en op zijn slechtst nieuw trauma oplopen. De politie moet een aantal dingen vermijden, zoals de door Lousberg genoemde lange wachttijden, de verkeerde manier van vragen stellen en ook aan een net getraumatiseerd slachtoffer vertellen dat het een lastig te bewijzen zaak is.

Herstelgesprekken

Lidewijde van Lier is specialist Zeden bij de politie Nederland. Ze vertelt in welke veranderslag de politie zich nu bevindt om die verdere teleurstelling en hertraumatisering te voorkomen. ‘We hadden een vastgeroeste manier van werken en zijn ons nu nog bewuster van het belang van sensitiviteit naar de slachtoffers. En van principes als victim blaming en opnieuw traumatiseren door het strafproces. Daar heeft het team van Amnesty en de daarbij betrokken slachtoffers ons overigens heel erg bij geholpen.’

Verder vindt Van Lier dat de oplossing niet alleen in het strafrecht gezocht moet worden. Er moet veel meer gebeuren. ‘We moeten ook meer inzetten op methoden die aansluiten bij de behoeften van slachtoffers, zoals herstelgesprekken.’

Rebecca Leeuwenberg, strafrechtmediator bij onder andere zedenzaken, beaamt de woorden van Van Lier: ‘Een mediationgesprek geeft slachtoffer een deel regie terug over het gebeurde en draagt bij aan herstel. Ook blijkt zo’n gesprek uit onderzoek recidiveverlagend.’ Voorwaarde is dan wel dat de dader ook wil meedoen aan zo’n herstelgesprek. Helaas wordt er nog weinig geld vrijgemaakt voor dit soort gesprekken, waarmee volgens Leeuwenberg de politie deels ontlast zou kunnen worden.

Ook Van Lier wil dat er wordt gezocht naar manieren om slachtoffers van seksueel geweld buiten het strafrecht te helpen. Het gebrek aan politiecapaciteit is voor haar ook een belangrijk argument om de wet niet meteen in te voeren: ‘Voordat we alles goed op orde hebben zijn we twee jaar verder. Ik maak me zorgen dat als de wet eerder van kracht wordt we nieuwe teleurstelling gaan creĂ«ren bij slachtoffers omdat we hen niet afdoende kunnen helpen. En we moeten ook niet alles ophangen aan die wet. Niet alleen de wet bepaalt de normstelling. In de aanloop naar de invoering van de wet is er in de maatschappij al heel veel gaande. Daar moeten we gewoon mee doorgaan.’

Mensenrechtenverdragen

Goeman, van Amnesty, reageert fel op de wens om de wet uit te stellen om teleurstellingen te voorkomen: ‘Het is absurd dat je de wet in strijd laat zijn met mensenrechtenverdragen en dat je slachtoffers hiermee in de kou laat staan. Zij kunnen dan namelijk ook later geen aangifte doen omdat het ontbreken van consent in ons land nog niet strafbaar was. De achterstanden bij de politie moeten wel worden weggewerkt, maar in de tussentijd moet de wet wel duidelijk maken wat strafbaar is in dit land. Er is ook niet altijd capaciteit om een diefstal op te pakken, maar iedereen weet wel dat stelen strafbaar is.’

Ze vervolgt: ‘Slachtoffers hebben er recht op dat het strafrecht heel duidelijk is: alle penetratie zonder instemming is verkrachting. Vragen als: “had ik me moeten verzetten” of “had ik niet mee moeten gaan” moeten tot het verleden gaan behoren. Het strafrecht is een belangrijk stuk van de puzzel om seksuele misdrijven aan te pakken. Daar sluiten de andere puzzelstukken, zoals voorlichting, herstelrecht en aanpassing van onze moraal, op aan.’

Het principiële standpunt van Goeman begrijp ik helemaal. Of de praktijk van de rechtsgang er klaar voor is en niet leidt tot meer teleurstelling bij slachtoffers, die zorg is helaas bij mij nog niet weggenomen.

Met dank aan: Hoogleraar genderspecifiek geweld Renée Römkens; Willy van Berlo, Rutgers, Nederlands kenniscentrum seksualiteit.

Dit artikel verscheen eerder in Wordt Vervolgd

Mijn gekozen waardering € -

Janneke Juffermans schrijft over Afrika, mensenrechten en buitenlandbeleid. En soms over iets heel anders.