De zelfhulpgoeroe is bepaald geen nieuw fenomeen. In boekhandels liggen de gidsen voor geluk en succes al jarenlang hoog opgetast. De auteurs loodsen ons in zo’n vijf tot tien stappen van miserie naar extase.
Zo onderwijst Holocaustoverlevende Gidon Lev ons in optimisme (Maak er iets moois van), gaat transformatiecoach Merel Teunis ons voor in ‘meer van onszelf houden’ en leren we van Daphne Deckers de laatste meters voor het graf nog de mooiste bloemen plukken. En dat allemaal voor prijzen van rond de twintig euro per levensveranderend inzicht.
Aan de stapel kunnen we nu ook de boeken van ex-commando’s Ray Klaassens en Dai Carter toevoegen. We kennen de twee van Kamp Van Koningsbrugge, een succesvol tv-programma waarin mensen zich vrijwillig laten tuchtigen onder een fysiek en mentaal uitputtend Special Forces-regime.
Gefopt
‘O ja?’, lezen deelnemers van Klaassens en Carters onverschrokken gezichten af, in wier halftoegeknepen ogen de ontberingen van weleer staan afgedrukt, ‘dus jullie denken dat je commandowaardig bent?’ Ze stropen de militaire hemdsmouwen. ‘Laat maar eens zien dan!’
Er volgt een hoop moeilijk spektakel. Naïef als ik ben, zet ik in op de spierbonken. Zij zullen dit overleven. Maar wat blijkt? Niet het lijf met schouders à dertig strekkende centimeter per stuk, maar de mentaal veerkrachtige zegeviert. Haha, gefopt!
Het speelveld van deze martelaren spiegelt natuurlijk ons aller levenstoneel: er sterft een goede vriend, u krijgt ontslag, de partner wil scheiden – het leven deelt zijn klappen uit: hoe vechten wij terug?
De metafoor van het format dringt zich onontkoombaar op. Het speelveld van deze martelaren spiegelt natuurlijk ons aller levenstoneel: er sterft een goede vriend, u krijgt ontslag, de partner wil scheiden – het leven deelt zijn klappen uit: hoe vechten wij terug?
Klaassens en Carter zagen hem ook. Schielijk doopten ze hun pennen in de inkt en schreven de metafoor om tot levensecht drama. Het resultaat? Een zelfhulpcocktail van militair geïnspireerd denken – hoe overleef ik in tijden van nood? –, een stukje psychologie van de koude grond, een toefje vaderlijk meêdogen, en dat alles afgetopt met een schuimkraag van praktische zelfreflectie.
‘t Is goeie kassa ping-ping. Nu of nooit van Carter was een van de bestverkochte boeken van 2022. Groeipijn van Klaassens staat sinds afgelopen januari onafgebroken in De Bestseller 60.
Onmacht
Met bijzondere belangstelling las ik recentelijk het interview met Klaassens in het Nederlands Dagblad. Mij trof daarvan met name de slotalinea, waarin de ex-commando aan de lezer opbiecht: “Als ik niet meer kan handelen, ben ik af. Maar op dat punt van onmacht ben ik nog nooit geweest. (…) Ja, onmacht maakt mij aan het wankelen.”
Precies deze bekentenis, misschien niet eens als bekentenis bedoeld, maakte mijn ongemak met het gehele militaristische zelfhulpgenre op slag duidelijk. Auteur dezes, welbekend met depressies en allerhande angsten, heeft dat punt van onmacht namelijk al best vaak bereikt. Het maakt dat hij zinsneden waarmee Klaassens als pepernootjes strooit, zoals “verantwoordelijkheid nemen voor je eigen shit”, maar moeilijk uit zijn keelgat krijgt.
Een niet gering deel van de lezers zou derhalve kunnen gaan denken dat survivallen op het slagveld dezelfde skills vraagt als jezelf handhaven in het dagelijks leven
Het is uitgerekend dit jargon waarvan de zelfhulplectuur van Klaassens en geestverwanten vergeven is. Een niet gering deel van de lezers zou derhalve kunnen gaan denken dat survivallen op het slagveld dezelfde skills vraagt als jezelf handhaven in het dagelijks leven. Of dat vaardigheden in de vuurlinie, zoals een regen van 12.7 mm-kogels uit de Browning M2 QCB ontwijken, naar hun aard vergelijkbaar zijn met, ik noem maar wat, standhouden tijdens een persisterende depressieve stoornis (DSM-5, ICD F34.1).
De lettercijfercombinaties daargelaten constateer ik geen overeenkomsten. Wel valt een aantal verschillen mij op.
Ontsnappingsdrang
Om te beginnen de oorlogskundige benadering van het leven. Daar is veel over te zeggen; ik beperk me tot het lineaire, pragmatische en vastomlijnde karakter ervan. Vooropgesteld, zulk denken is aan het front erg nuttig, bijvoorbeeld als je in een brandende pantserhouwitser zit. Je wilt eruit, en vlug een beetje.
Maar dan schakelen we over naar het thuisfront. Na drie maanden pensioen voelen we ons leeg en onbestemd. We hebben een geliefde uitgevaren en zijn in de rouw. De verkering is uit. De bedroefden zijn niet blij. Mochten ze vandaag verlost worden van al hun verdriet, ze zouden tekenen bij het kruisje. Maar zo werken die dingen niet. De rouw dragende moet rouwen, de onbestemde moet zich onbestemd voelen en het gebroken hart moet gebroken zijn. Allemaal niet voor eeuwig, maar nu, op dit specifieke moment, is dat precies wat nodig is, onze drang eraan te ontsnappen ten spijt. Ray Klaassens zegt: “Als je baalt dat je in de rij staat, heb je twee problemen: je staat in de rij, én je baalt.”
Dan komt er een ex-commando naast je bed staan. Hij trekt de deken eraf en zegt: ‘Opgeven is een besluit, maar doorzetten ook. Alles wat ertussen zit is je karakter’
En weer terug naar de vuurlinie. Op het strijdtoneel heeft de soldaat te maken met vrienden en vijanden. Ze zijn het nooit allebei tegelijk. Dat wil zeggen, als A geen kogel afvuurt op B, dan doet B het op A. Dus doet een van beiden pief paf poef.
Ik werp de geesteszieke patiënt er nog eens in. Draalt de satan weer eens voor de poorten van zijn ziel, dan weet hij van A noch B. Ze zijn vriend en vijand ineen, dan weer allebei geen van beide en zodra de geplaagde denkt het te snappen splitsen ze zich op in twee legers van elk vijfduizend King Kongs.
Dan komt er een ex-commando naast je bed staan. Hij trekt de deken eraf en zegt: “Opgeven is een besluit, maar doorzetten ook. Alles wat ertussen zit is je karakter.” Het heet: neem verantwoordelijkheid voor je eigen shit.
Eigen schuld
We herkennen hem als achterneef van het neoliberale dogma ‘succes maak je zelf’. Al heel lang weten we dat dit niet klopt. Daar komt bij, en ook dat is al vaak gezegd, dat de pendant van deze formule luidt: wie in het leven faalt, heeft daaraan zelf schuld. Dat lijkt me zelfs op de uitvaart van een gesneuvelde militair geen passende tekst.
Ik twijfel eraan of een nieuwe generatie Klaassens-klonen en Carter-copycats een prettig demografisch vooruitzicht behelst. Ik zie perfecte jongens en meisjes voor me. Ze kunnen efficiënt stofzuigen, voorzien zichzelf dagelijks van precies genoeg milligrammen calcium en ijzer, en het lukt ze bovengemiddeld vaak een paar minuten af te snoepen van hun verwachte aankomsttijd te Zoetermeer. Ze in alles doelgericht, kwetsbaar op aanvraag, strategisch vernuftig, brede schouders rechte rug – maar: kleurloos en zonder poëzie. Men is niet meer dronken en verliefd, verbitterd of geil, maar altijd in control.
Na een pragmatisch leven vol behaalde doelen wijden ze op hun sterfbed de laatste energie aan deze gedachte: ‘Tjonge, nu heb ik twee problemen: ik ga dood, en daar baal ik van.’
Ik begrijp heus wel dat de schoorsteen van uitgevers en ex-commando’s moet roken. We gunnen eenieder zijn nering. Maar als ik de mensen ook iets gunnen mag, dan is het toch vooral veel onhandig geploeter, iets meer disbalans dan strikt noodzakelijk en een hoop onkwantificeerbaar geouwehoer.