1. Ik herinner mij de volgende krantenkop van een aantal jaren geleden ‘Geweldige seks is schaars’, en dat ik bij het lezen ervan dacht ‘Had ik dat maar eerder geweten’. Het artikel was een recensie van Alain de Botton’s pamflet Meer denken over seks, hoe doe je dat. Je hebt uitgesproken voor- en tegenstanders van het werk van deze schrijver en filosoof, maar het boekwerkje is alleszins de moeite van het lezen waard. Waarom? Omdat De Botton het heeft over allerlei onderwerpen die te maken hebben met het onderwerp. Van ontrouw tot pornografie, van altaarstukken in de katholieke kerk tot de aantrekkingskracht van filmactrices. Met andere woorden, de schrijver zet je aan het denken en dat is volgens De Botton ook de crux: seks zit tussen onze oren.
2. Maar hoe zit het dan met ons gevoel? Onze lust. Lustgevoelens worden opgewekt en een prachtige illustratie daarvan vormt Wie der Seks nach Deutschland kam van Sybille Steinbacher. Steinbacher is een briljante historica, die in dit boek op aanstekelijke wijze beschrijft hoe het naoorlogse Duitsland zich wist te bevrijden van een verstikkende moraal. Het begon allemaal met de speelfilm Die Sünderin van regisseur Willi Forst uit 1951 (!). Daarin is actrice Hildegard Knef acht seconden naakt te zien. Zij speelt de rol van een meisje uit een verscheurd gezin, dat zich voor haar geliefde prostitueert en uiteindelijk samen met hem zelfmoord pleegt.
De film werd een groot schandaal. In de Duitse deelstaatparlementen leidde de film tot verhitte debatten, er waren opstootjes bij bioscopen waar de film werd vertoond en de katholieke kerk ontketende een ware hetze. De toenmalige kardinaal van Keulen, Frings, waarschuwde de gelovigen voor ‘de verheerlijking van het kwade’ en riep op tot verkettering van de film. De kritiek van de kerk richtte zich behalve op het naaktmoment vooral op de dubbele zelfmoord, maar het kwaad was natuurlijk al geschied: iedereen had het over die film. Ondanks het feit dat katholieke ‘volkswachten’ bij bioscopen, kiosken (!) en dansgelegenheden ‘de wacht hielden’, werd de aantrekkingskracht van het verbodene steeds groter.
In 1963 was het weer een speelfilm, dit keer Ingmar Bergman’s Tystnaden (in ons land uitgebracht onder de titel De grote stilte), die leidde tot grote maatschappelijke beroering. De expliciete seks- en masturbatiescènes in de film maakten veel los. Letterlijk en figuurlijk.
Nederland kende vier jaar later, in 1967, een soortgelijk schandaal toen kunstacademiestudente Phil Bloom een minuut lang naakt te zien was in het televisieprogramma Hoepla van de VPRO, terwijl zij christelijk dagblad Trouw lag te lezen. Dit optreden leidde tot Kamervragen en de uiteindelijke stopzetting van het programma.
Het echte keerpunt in de burgerlijke moraal was volgens Steinbacher evenwel de verschijning van de Kinsey-rapporten (over respectievelijk mannelijke en vrouwelijke seksualiteit) begin jaren vijftig. In feite een van de eerste populairwetenschappelijke rapporten gebaseerd op data. Die rapporten leidden in de daaropvolgende jaren tot een stroom van tijdschriftartikelen (met titels als Hoe worden vrouwen weer gelukkig?). Waarna het niet lang meer duurde voordat iemand als Beate Ushe de commerciële mogelijkheden inzag. De rest is geschiedenis.
3. Over geschiedenis gesproken: Frank Gonzalez-Crussi schreef in 1988 een interessante essay-bundel onder de titel On the nature of things erotic, waarin hij er op wijst dat in de oude mythen, behalve man en vrouw ook androgyne wezens de aarde bevolkten. Na eeuwen christelijke godsdienst verdween die laatste groep uit beeld en bleven man en vrouw over – al dan niet afgesplitst van een tweeslachtig wezen.
De wetenschap introduceerde de evolutietheorie, die ervan uitgaat dat na ontelbare millennia van “stugge, ingespannen, niet aflatende organische ontwikkeling” de sekseverschillen tot stand kwamen.
“Maar met welk doel gebeurt dat allemaal? De wetenschap vertelt ons dat aan de basis van dat alles een eenvoudig probleem ligt: het behoud van energie. Met andere woorden: seksualiteit is een thermodynamisch probleem.”
We weten allemaal hoe de natuur dat heeft opgelost: de beweeglijke, mannelijke cel gaat op zoek naar de passieve vrouwelijke cel, die er voor gemaakt lijkt te zijn om alle energie te bewaren voor de bevruchting.
Dat is de wetenschappelijke verklaring voor de voortplanting. Het zegt echter nog niets over de aantrekkingskracht.
“Zo neemt de wederzijdse aantrekking van levende wezens de heroïsche, onbeheersbare afmetingen aan van al wat metafysisch is: er is een universele kracht die levende wezens aanmoedigt zich te verenigen. (…) Het is als concept niet onomstotelijk en onveranderlijk en het is evenmin noodzakelijk voor de voorplanting: de natuur demonstreert overvloedig het overbodige karakter van dit mechanisme. Seksualiteit is een toevalligheid, de romanticus is weer bij de neus genomen.”
4. In het spraakmakende boek Sexual Personae – Art and Decadence from Nefertiti to Emily Dickinson stelt Camille Paglia dat de romantiek als stroming vrijwel meteen overging in decadentie. Een van de mooiste voorbeelden die zij daarvan aanhaalt, is het boek Mademoiselle de Maupin (1835) van de totaal vergeten Théophile Gautier. Maar Gautier was de grote inspirator voor nog wel veel gelezen schrijvers als Balzac, Flaubert en Oscar Wilde. Qua vorm was Gautier’s boek een voorloper van de moderne roman: het boek bestaat uit brieven, dialogen en een essay (over esthetiek). De inhoud was gebaseerd op het leven van de 17e eeuwse Julie d’Aubigny, wiens levensstijl ook nu – anno 2017 – nog tot controverse zou kunnen leiden. D’Aubigny kleedde zich vaak als man, had liefdesverhoudingen met andere vrouwen, maar Gautier’s roman laat de lezer lang in het ongewisse over de ware aard van zijn personage.
Volgens Gautier’s Maupin stinken mannen, zijn ze misvormd en eigenlijk beesten. Mannelijkheid is in haar ogen iets materieels. Wie de ware schoonheid wil vinden, zoekt het dus ergens anders.
5. “Seks is persoonlijker in de zin dat kerk en staat zich er niet meer mee bemoeien. Zolang het op vrijwillige basis gebeurt, mogen volwassenen doen waar ze zin in hebben. Die gedachte stamt uit de 18e eeuw en breidt zich in de daaropvolgende twee eeuwen uit naar meer groepen, zoals vrouwen en homoseksuelen. Toch ontstaat er in precies dezelfde periode ook een fascinatie voor het publiek maken van seks via de opkomende massamedia. (…) Die spanning tussen openbaar en privé is typisch voor het moderne leven.”
Dit citaat is afkomstig uit een interview dat Rutger Bregman in 2012 had met Faramerz Dabhoiwala naar aanleiding van zijn boek The Origins of Sex – A History of the First Sexual Revolution.
Dabhoiwala deed er meer dan tien jaar over om zijn boek te schrijven, dat vol staat met interessante ‘observaties’. Zoals het feit dat vrouwen tot aan de 18e eeuw als meest wellustig werden gezien, terwijl honderd jaar later precies het tegenovergestelde de norm is: in plaats van vrouwen zijn mannen opeens de grote versierders. Pas in de 18e eeuw werd seks ook iets plezierigs en ontstond het idee dat elk mens de baas is over zijn eigen lichaam.
Voor alle duidelijkheid: we hebben het tot nu toe hoofdzakelijk over seks in de westerse wereld gehad. Op de slotvraag van Bregman of er nog een derde seksuele revolutie nodig is, antwoordde Dabhoiwala dan ook: “Verstedelijking, onderwijs en massacommunicatie zouden ook in de Aziatische wereld een seksuele revolutie kunnen ontketenen.”