Achter ons huis stond een muur. Een hoge met een potdichte deur daarin. Aan de andere kant ervan, stond een klooster. Het doemde, als ik uit mijn slaapkamerraam keek, donker en dreigend achter een rij appelbomen op. Ze vertelden me dat er missionarissen woonden die naar verre oorden reisden. Naar Afrika. Daarom, dacht ik als kind, kon je niet zomaar bij het klooster komen. Want daar lag Afrika en dat scheen me ontzettend exotisch, spannend en aanlokkelijk toe. Juist omdat je er niet komen kon. Logisch dus dat ik, eenmaal volwassen, naar het Afrikaanse continent afreisde.
Zwembandjes
In Oeganda was ooit een man die handelswaar had, die hij in eigen land niet kwijt kon: twee fluorescent gekleurde kleuterbadjes en enkele opblaasbare zwembanden met vrolijke vismotiefjes. Elke ochtend als de zon opkwam, begaf hij zich naar een drukke verkeersader die dwars door Kampala liep. Zijn handelswaar, opgeblazen en al, stalde hij uit tegen een hoge bakstenen muur. Terwijl de verkeerschaos de stad verstikte in wolken vettige diesel en rood stof, stond het daar als een baken van lichtheid en onbezorgd plezier. Zijn verschijning was tamelijk ongewoon. De meeste Oegandezen hebben wel wat anders aan hun hoofd dan zwemmen en al helemaal niet de luxe om zomaar opblaasbare kleuterbadjes te kopen. Bovendien lag het Victoriameer aan de andere kant van de stad.
De muur
Toch begreep ik wel waarom hij daar stond. Het kwam door de muur. Achter die muur bevond zich de Kabira Country Club. Voor zover gewone Oegandezen hier al binnen komen, kunnen ze zich niet de voor hen exorbitante Europese prijzen veroorloven, die de elite van het land en de expats wel kunnen. Geschakeerd rond een hemelsblauw zwembad van Olympische afmetingen, voorziet het complex in een sportclub, hotelkamers en een peperduur restaurant. De verkoper had van het zwembad gehoord en wellicht was het een vrijwilliger geweest die hem op het lumineuze idee bracht strandartikelen te verkopen, die toevallig waren meegekomen in een container vol tweedehandskleding. Hoe het ook zij, hij kon niet weten dat zijn handel overbodig was in het luxe resort, waar zich een poedelbadje bevond en waar speciaal daarvoor opgeleide Oegandese zwemleraren de kleinsten zwemmen leerden zonder bandjes. Had hij achter de muur kunnen kijken, dan had hij snel zijn boeltje opgepakt.
Aantrekkingskracht
De muur oefende een enorme aantrekkingskracht op hem uit. Je zag hem vaak verlangend naar de ingang staren waar de bestuurders van SUV’s netjes te woord werden gestaan door de beveiliging die hem had afgebekt. Hij mocht blij zijn dat ze hem met zijn rug tegen de muur hangend, als de eerste vermoeidheid erin sloop, tolereerden. Elke dag probeerde hij het weer. ’s Ochtends stond hij nog vol goede moed een zwemband aan te prijzen, ‘s middags laat zag je alleen zijn benen uitsteken over de rand van een van de twee kinderbadjes waarin hij in slaap was gevallen.
Middeleeuwen
Het probleem van muren is dat je er niet achter kunt kijken, wat op zich een groot voordeel is voor de bouwers ervan die precies weten wat zich daar bevindt, maar dat niet willen delen met wie zij beschouwen als de vijand. Muren zijn de stenen manifestaties van uitsluiting, intolerantie en ongelijkheid. Elke dag worden nieuwe muren opgetrokken. Hongarije weet niet hoe snel ze de muur van 175 kilometer op de Servische grens moet afbouwen. Israel werkt verder aan de 700 kilometer muur die de Palestijnen buitensluit en start met een nieuw hek dat heel Jordanië moet afsluiten. India bouwt 4023 kilometer muur op de grens met Bangladesh, die van Saoedi Arabië moet 1800 kilometer rond al zijn grenzen worden. Als het aan Donald Trump ligt, god verhoede het, wordt de hele Mexicaanse grens een muur. Na de aanslag in Sousse, plant Tunesië langs haar toeristenstrook een muur van 160 kilometer. En dat zijn er nog maar enkele. Tel alle onzichtbare muren erbij op en we zijn weer terug in de middeleeuwen vol onneembare vestingen. Maar wie denkt dat het mensen zal tegenhouden, heeft het mis. Ze zullen blijven komen, in bootjes, met of zonder zwembanden om.