Wanneer ik dit schrijf -een landerige dinsdagochtend in november 2015- raast orkaan Megh over Jemen, na eerst het eiland Socotra -Galapagos van de Indische oceaan- in puin te hebben achtergelaten. Dat is een week nadat orkaan Chapala al grote stukken in het oostelijke deel van het land onder water heeft gezet.
In de headlines heet het dat er binnen vierentwintig uur voor tien jaar aan neerslag valt. Duizenden inwoners van havenstad Mukalla vluchten naar droger oorden, op Twitter zien we halve dorpjes drijven op het via de doorgaans droge wadi’s geaccumuleerde regenwater.
Intussen bombarderen de Saoedi’s door en schieten de Houthi’s nog meer granaten op Taïz, de derde stad van het land en gelegen op de tribale, politieke en psychologische breuklijn tussen Noord- en Zuid-Jemen. Al naargelang de bron zijn alle strijdende partijen -en dat zijn er heel wat- aan de winnende hand. Naar het schijnt, want aan betrouwbare informatie over Jemen is maar moeilijk te komen. De enkele Jemenitische journalist die nog niet is opgepakt, gevlucht of gedood, doet zijn best. Buitenlandse verslaggevers zijn afgelopen voorjaar allemaal gevlogen. Feitelijk zijn we afhankelijk van de enkele min of meer betrouwbare bron die zich op Twitter begeeft.
Maar ook toen er geen oorlog was, waren er niet veel journalisten in Jemen, omdat verhalen uit Jemen maar slecht verkopen. Nieuws kwam daarom meestal van passerende journalisten die dan eerst verdwaalden in het labyrint dat Jemen heet en vervolgens hun stukje schreven over de oorzaken: Al Qaeda, De Stammen, Qat. In die categorie pasten ook de stukjes van de Nederlandse correspondente Judith Spiegel, die vanuit Jemen rapporteerde tussen september 2009 en april 2013, en vervolgens een half jaar gegijzeld werd. Over beide periodes schreef Spiegel een boek. Het zijn twee heel verschillende boeken geworden, namelijk een behoorlijk slecht en een meer geslaagd boek.
Er zijn niet veel boeken over Jemen. Enerzijds is er een aantal ontoegankelijke boeken van auteurs die al te diep de Jemenitische ziel induiken en zich daarbij verliezen in gedweep. De meeste auteurs kiezen Jemen echter als decor van een thriller, een schelmenroman of hun eigen avontuur, zoals Spiegels eerste boek Een hoofddoek tegen de kogels. Het valt tegen wat Spiegel in drie jaar Jemen aan inzichten verzamelde en aan de lezer doorgeeft. Eigenlijk lezen we een slordig geschreven boek over de lotgevallen van een jongedame die met een heel dikke Nederlandse bril door een bizar land loopt.
Een aantal verhalen geeft wat verdieping, zoals het bezoek aan een van de schaarse ondernemingen die Jemen telt, waar het personeel naar de bedrijfskapper mag, maar van de directie weer geen qat mag kauwen. Spannend is het bezoek aan een leider van de zuidelijke onafhankelijkheidsbeweging. En leuk is te lezen over gayparty’s, die kennelijk worden georganiseerd in de Amerikaanse ambassade. Daar zou ik wel meer over willen lezen, maar na de vermelding houdt het verhaal op.
Dat is jammer, want er valt zoveel meer te weten te komen over een land dat heel erg kan boeien. Daarvoor moet je ook buiten hoofdstad Sana’a reizen, misschien zelf ook wat qat kauwen en beter om je heen kijken. Dat deed Spiegel die drie jaren kennelijk allemaal niet. Of ze schreef het niet op.
Wel trok Spiegel veel op met haar juf Arabisch en diens extended family, die allerlei -in Nederlandse ogen- onbegrijpelijke dingen doen. In die huis-tuin-en keukenverhalen staan veel overbodige zinnen en buitelen de voornamen van mensen die we niet kennen over elkaar, alsof we in de eetkeuken van Spiegel staan te keuvelen. Maar dat doen we niet. De lezer valt in Jemen zonder houvast, zonder structuur, zonder duiding. Voor Nederlanders -die al moeite hebben met het verschil tussen soennieten en sjiieten- is dat al te abrupt. En voor de lezer die wel is ingevoerd, levert het boek veel te weinig nieuwe inzichten op.
Wat doorklinkt uit het boek, is dat Spiegel zich maar moeilijk bij Jemen kan neerleggen. ‘Elke busrit is een feest, er gebeurt altijd wel iets raars’, maar ook: ‘Hoe lief en leuk ik Jemen ook vind, als een vriend mijn hond niet kan aaien omdat hij dan onrein is voor het gebed, word ik kregelig.’ Of: ‘Bij mij gaat de islam er dus maar moeilijk in.’ En daarmee is het eigenlijk basta.
Ik bedoel: ik vind honden ook vaak lief, maar ik zou in Jemen geen hond nemen. Onhandig. Het doet me denken aan Idris, een Somalische immigrant die ooit onder de hoede van mijn vader belandde. Idris keek peinzend rond in de ruime Nederlandse achtertuin en concludeerde: ‘Ik denk dat je hier wel vier koeien kunt houden.’ Idris remigeerder niet veel later.
Nee, Spiegel heeft in haar drie jaren helaas veel laten liggen. Het boek mist lijn en lijkt niet geredigeerd. Dat kan kloppen, want uit de achterflap maak ik op dat het boek in concept af was al voor de gijzeling, maar -vrij naar de wetten van marketing: pak je momentum- overhaast op de markt werd geworpen toen Spiegel na zes maanden eindelijk vrijkwam en menig talkshow aandeed.
Gelukkig schreef Spiegel in de vier maanden erna nog een tweede boek. Ze gebruikte daarbij kennelijk wel een redacteur en misschien is het daardoor dat Speelbal van Sjeiks een stuk beter bevalt. We lezen in het boek hoe Spiegel en haar man worden gekidnapt, afgewisseld met hoofdstukken waarin ze op zoek gaat naar hoe het zo is gekomen en vooral: hoe het opgelost is. Want dat beloofde Spiegel op al haar persconferenties: ik ga uitzoeken of er betaald is voor mijn vrijlating. En door wie.
Of Spiegel daarin slaagt, laten we hier nog maar even in het midden. We hoeven bij het lezen van dit tweede boek gelukkig lang zo vaak niet meer te zuchten, bij vlagen is het zelfs spannend. En grappig, bijvoorbeeld wanneer de Piraat -dat is de onderaannemer-gijzelingen die hen vasthoudt- ten einde raad Spiegels bankpasje leent: ‘Hoor eens, wat kan ik anders als de baas geen geld stuurt?’ Fijn vond ik ook Spiegels nuance bij het horen van kindergeluiden in een van de huizen waar ze wordt vastgehouden: ‘Het is een gewone, lieve vader aan de ene, en een ontvoerder aan de andere kant van de muur.’
Door de focus op de gijzeling komen we uiteindelijk ook veel meer te weten over Jemen en zijn ingewikkelde politieke structuur, terwijl het boek toch veel minder over Jemen gaat dan Spiegels eerste boek. Spiegel -van huis uit juriste- duikt nu wel de stamstructuur in en ontdekt daarin zelfs iets van waarde. ‘Het is geen zootje schietende malloten, maar een oeroud systeem van tribale codes en rechten.’
We komen verder te lezen over Block 19 (olie!), over drones, over Al Sahief en over ‘wrokkige oudgedienden van het regime’. Wat ik wel een beetje mis zijn treffende beschrijvingen van landschappen en situaties. Ik wil graag weten hoe het er uitziet. Daar maakt Spiegel zich te vaak te gemakkelijk vanaf. Zo schrijft ze te worden vastgehouden in de ‘woestijn’, maar staat in die woestijn gewoon een dorpje met huizen, een moskee en rijden er auto’s rond. Het gaat er zelfs regenen. Dat kan inderdaad best, ook in een woestijn, toch komt Spiegels gebrek aan geografische kennis hier weer even bovendrijven. Want dan is heel Jemen een woestijn en dat is het niet.
Grote winst van het boek is het boeiende kijkje in de wereld van ontvoeringen. Dat blijkt een circuit met schrikbarend amateuristische bureautjes van marinierachtige types, in dit geval een Deen en ene Lenard, residerend op de Veluwe. Behalve met Spiegels familie -er wordt in Nederland twee ton ingezameld voor hun diensten- doen die ook zaken met organisaties als Saturdarah en Hells Angels, zelfs persen ze bankiers af. Het wordt ontluisterend -en knap van Spiegel dat ze zich zo bloot geven- als die bemiddelaars op elkaar gaan afgeven. Merkwaardig is ook de ‘journalist’ die aanbiedt te bemiddelen, maar eerst benzinegeld eist om naar de ontvoerders te rijden. Dus kennelijk weet waar ze zit.
Wat langzaam daagt, is dat naast zulke malafide bemiddelaars er een parallel diplomatiek traject loopt langs sjeiks en golfstaten. Waarbij in Nederland een algehele mediastilte in acht wordt genomen, hele Facebookpagina’s offline worden gehaald, vrienden wordt gevraagd Spiegel te ontvrienden, terwijl in Jemen juist de trom wordt geslagen. Enfin, Spiegel komt vrij en wil weten hoe. Ze komt ver, maar niet tot de finish. ‘Ik moet naar de regio zelf gaan en er veel tijd overheen laten gaan. Jaren misschien.’ Spiegel heeft de daad bij het woord gevoegd: het werd Koeweit. Hopelijk gaat ze daar verder op de weg die ze heeft gevonden en krijgen we voortaan inzicht met het nieuws mee. Want wie het weet mag het zeggen.
Judith Spiegel: Een hoofddoek tegen Kogels; bijzondere verhalen uit Jemen
Link Uitgeverij, december 2013 ISBN 9789462320895
Judith Spiegel: Speelbal van Sjeiks;reconstructie van onze ontvoering
Uitgeverij Atlas Contact 2015 ISBN 9789045028705
Artikel verschijnt najaar 2016 in Zemzem, tijdschrift over het Midden-Oosten