‘Wij zitten niet op de stoel van de arts, wij toetsen de wet’

Euthanasie kan alleen bestaan omdat de RTE bestaat, stellen drie leden van de Regiocommissie Zuid-Holland en Zeeland. "Wij kijken namens de samenleving met de arts mee zodat het vertrouwen in het euthanasiesysteem blijft bestaan", verklaart voorzitter Wilbert Tomesen.

In een onpersoonlijke kantoorruimte in Utrecht, waar de ramen zijn afgeschermd voor de zon en een enorme tafel bijna de hele ruimte vult, zitten ethicus Laurien Schrijver en jurist en voorzitter Tomesen. Voor hen een laptop met zicht op arts Gerty de Klerk. Zij doet mee via Webex omdat zij zo dienst heeft. Schrijver nuchter: ‘Online vergaderen scheelt enorm veel reistijd zo heeft de coronacrisis ons geleerd.’

De drie hebben net een commissiebijeenkomst gehad. Ze bespraken in zo’n vijf kwartier zeven euthanasiemeldingen die vragen oproepen, de zogeheten VO-meldingen in RTE-speak. Ik mocht daar vanwege privacy redenen niet bij zijn, en ook omdat de commissieleden niet gewend zijn aan een meekijkende journalist. Wel willen ze na afloop meer vertellen over hun werk. Hun afwegingen, hun zienswijzen en ervaringen.

Zorgvuldigheidseisen

‘Wij passen in deze zaken niet onze eigen normen toe’, benadrukt Tomesen meermaals. ‘Wij toetsen of een arts aan de zorgvuldigheidseisen heeft voldaan en volgens de Euthanasie Code heeft gehandeld.’ Die code, in 2020 voor het laatst door de RTE bijgewerkt, helpt artsen om hun afwegingen en beslissingen te toetsen en goed te onderbouwen. Daarnaast is de code bedoeld om de oordelen van de commissieleden te harmoniseren zodat de rechtseenheid en de rechtszekerheid van artsen wordt gewaarborgd.

Het toepassen van de zorgvuldigheidsnormen, zoals die in de Euthanasiecode zijn uitgewerkt, gaat niet altijd goed. Soms omdat een arts onvoldoende op de hoogte is van de code, soms omdat een toelichting van een arts multi-interpretabel is en vragen oproept, of simpelweg door stress. De Klerk: ‘Ik kan niet genoeg benadrukken dat het ongelofelijk ingrijpend is om een euthanasieverzoek in te willigen. Je moet jezelf overtuigen van de consistente wens, de SCEN-arts vragen, een infuus inbrengen, de medicatie apart regelen en in een ziekenhuis moet ook de forensisch geneeskundige op de hoogte zijn. Dat zijn veel stappen, dan kun je weleens iets vergeten. En je gewone werk gaat gewoon door.’

In commissiebijeenkomsten worden enkel euthanasiemeldingen besproken waar vragen over zijn. Alle andere meldingen worden digitaal binnen zo’n 30 dagen geselecteerd door de secretaris en daarna beoordeeld door een digitale commissie waarin ook altijd een jurist een ethicus en een arts zitten. Als die beoordeling toch nog vragen oproept, gaat de zaak alsnog naar een commissiebijeenkomst.

Wilsbekwaamheid

De meldingen van euthanasie bij psychiatrische patiënten en diep dementerende mensen worden sowieso altijd in een commissievergadering besproken. En in het laatste geval wordt de arts standaard uitgenodigd voor een toelichting. ‘We willen weten hoe de arts heeft geconstateerd of er sprake was van ondraaglijk lijden en hoe het zat met de wilsbekwaamheid. En of de patiënt weet had van redelijke alternatieven. Niet omdat wij vinden dat er redelijke alternatieven bestaan, maar of die persoon op de hoogte was van bijvoorbeeld een plek in een verpleeghuis. Als een patiënt zo’n alternatief heeft afgewezen, is dat prima. Maar hij of zij moet er wel bewust van zijn geweest dat er een alternatief was’, vertelt Schrijver.

‘Voorheen werd een arts die een zogeheten duo-euthanasie had uitgevoerd, dus waar een echtpaar tegelijkertijd overleed, ook meestal voor een gesprek uitgenodigd’, vertelt Tomesen. ‘Nu niet meer. De ervaring leert dat vrijwel altijd zowel de melding van de vrouw als de man aan de zorgvuldigheidsnormen voldoet en beiden een verschillende SCEN-arts hebben gezien. Kortom dat de euthanasie gewoon volgens de regels is gebeurd. Misschien dat dit bij euthanasiemeldingen van mensen die diep dement zijn, in de toekomst ook zo zal gaan. Want als alle artsen de regels goed kennen en daarnaar handelen, is een extra toelichting niet meer nodig.’

Ingrijpend

Het is voor een arts een indrukwekkende gebeurtenis als hij of zij een melding moet komen toelichten. ‘Je ziet mensen soms heel gespannen binnenkomen’, vertelt Schrijver. Dat geldt overigens minder voor artsen die voor het Experticecentrum Euthanasie werken. Tomesen: ‘Die hebben bij het expertisecentrum al moeten uitleggen waarom zij achter een euthanasieverzoek staan. Hun verslagen zijn heel goed onderbouwd. Maar voor een gewone huisarts is het heel ingrijpend. Daarom doe ik ontzettend mijn best om zo respectvol mogelijk te zijn en voor een ontspannen setting te zorgen.’

‘Ik heb namens de RTE al een paar keer gebeld met artsen en dan hoor je dat iemand schrikt als je zegt dat je namens de RTE belt’, vertelt De Klerk. Ze snapt dat volkomen. ‘Euthanasie is ongelofelijk ingrijpend en dan word je achteraf getoetst en beoordeeld. Dat moet én kan ook niet anders, maar dat maakt het wel extra spannend.’ Tomesen nadrukkelijk: ‘Een gesprek met ons is geen verhoor, maar een dialoog waarin wij meer hopen te horen over de overwegingen van een arts.’

Minibiografietjes

De drie hebben zich voor de zitting van vanochtend door stapels papier heen gewerkt. En dan is het voorwerk al gedaan door de administratie en de secretarissen. Tomesen vertelt liefdevol over hoe de doden voor hem gaan leven. ‘De gespreksverslagen van SCEN-artsen zijn soms prachtige minibiografietjes.’ Filmpjes waarin mensen hun lijden duidelijk willen maken, hebben ze tot nu toe niet nodig gehad om tot een oordeel te komen. Schrijver: ‘We nemen kennis van het hele dossier en lezen de wilsverklaring als die er is. Al is een wilsverklaring alleen niet voldoende om tot de conclusie te komen dat een euthanasie zorgvuldig is verlopen. Wij willen weten hoe een arts tot de overtuiging is gekomen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en van ondragelijk lijden.’ De drie spellen de uitleg en toelichting die artsen op papier zetten. En als dat heel summier is gebeurd, hebben ze vragen. ‘Eigenlijk is over elk van de zes zorgvuldigheidseisen wel eens twijfel’, vertelt Schrijver. ‘Het is niet zo dat de ene eis vaker tot vragen leidt dan de andere zorgvuldigheidseis.’

Omdat ze alle drie een andere achtergrond hebben, stellen ze andere vragen. Ze werken altijd in wisselende samenstellingen in hun regiocommissie. ‘Dat is om tunnelvisie te voorkomen’, weet Tomesen. Als ze over hun werk praten, zijn ze enthousiast. Betrokken. ‘Ik ben altijd benieuwd of de anderen ook de vragen hebben die ik heb’, vertelt Schrijver. ‘Er is altijd wel iemand die nog een kanttekening heeft. Of die iets heeft gezien wat de ander niet heeft gezien’, vult Tomesen aan. Dat is inspirerend. Prikkelt de geest. De drie stemmen nooit over een zaak. Ze bereiken immer consensus. Tomesen: ‘Je hebt anderen nodig om andere invalshoeken te zien, en bij de les te blijven. Zo voorkom je dat je je eigen normen gaat toepassen.’

 

Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE)

De RTE heeft vijf regionale toetsingscommissies waarin 15 -juridisch onderlegde- voorzitters, 15 artsen en 15 ethici rouleren. Jaarlijks vergadert iedereen live drie tot vier keer in een toetsingscommissie. De digitale beoordelingen gaan het hele jaar door. In alle gevallen zijn alle drie disciplines betrokken bij beoordelingen. Iedereen mag maximaal acht jaar lid zijn. Vorig jaar werden ruim 400 van alle 7666 euthanasiemeldingen in een commissievergadering getoetst. Zeven meldingen kregen na schriftelijke vragen en een gesprek met de uitvoerende arts, het stempel onzorgvuldig. Deze zaken zijn doorgeleid naar de Inspectie en het OM. Deze instanties bepalen of er sprake is van gevaar voor de gezondheidszorg of van strafrechtelijke verwijtbaarheid. De praktijk leert dat het OM zelden overgaat tot strafrechtelijke vervolging. Tot nu toe zijn vijf van de zeven zaken uit 2021 geseponeerd. De andere twee zijn nog niet behandeld.

Dit verhaal verscheen eerder in Relevant, het opinieblad van de NVVE

Mijn gekozen waardering € -

Ik schrijf voor kranten en tijdschriften, werk voor het Jeugdjournaal én ga regelmatig weer naar school. Mijn drijfveer: passie voor de journalistiek en het leven.