Bij een internetboekhandel valt De familie Wachtman in de categorie ‘Medische ethiek’. Auteur Christiaan Alberdingk Thijm reageert verrast: ‘O ja? Interessant! Nou, ergens klopt het ook wel. Rode draad is immers de vraag in hoeverre spermadonoren anoniem mogen blijven en dat is een medisch-ethisch thema. Maar tegelijk is het allemaal fictie. Het is een roman, dus het verhaal staat op de eerste plaats. Daar moet spanning in zitten, en vaart en humor.’
Ooit was hoofdpersoon Philip Wachtman (45) een briljante jonge rechtswetenschapper, vermaard om zijn feilloze parate kennis en sprankelende colleges. Maar nu is zijn academische carrière in het slop geraakt. Zijn toonaangevende proefschrift over de anonimiteit van spermadonoren wordt in één klap irrelevant na een uitspraak van het Europees Hof. Hij verwacht zijn oude promotor op te volgen als hoogleraar Familierecht, maar wordt gepasseerd voor een jongere collega.
Ook zijn privéleven bevindt zich in een impasse: partner Freya (39) koestert een wanhopige kinderwens en wordt alsmaar niet zwanger. Freya vermoedt dat het ‘aan Philip ligt’. Philip weet wel beter: stiekem is hij al jarenlang spermadonor.
De familie Wachtman is de tweede roman van Christiaan Alberdingk Thijm: advocaat, universiteitsdocent en – inderdaad − achterkleinzoon van de Tachtiger die we kennen als Lodewijk van Deyssel. Het idee ontstond in 2011, het jaar waarin hij als romanschrijver debuteerde met Het proces van de eeuw.
‘Ik las een interview in de Folia, het blad van de Universiteit van Amsterdam. Daarin kwam een studente aan het woord die op vijftienjarige leeftijd haar beide ouders had verloren. Terwijl ze op zolder allerlei paperassen aan het ordenen was, stuitte ze op een aantal brieven van het AMC. Plotseling begreep ze dat de man die haar had opgevoed niet haar biologische vader was geweest: ze was een donorkind.’
‘Dat meisje is meteen op de tram naar het AMC gestapt en heeft daar de eerste de beste witte jas aangeklampt met de vraag wie haar vader was. Het antwoord luidde: “Dat mogen we je niet vertellen, want hij is een anonieme donor. Maar wat we je wel kunnen zeggen, is dat hij lang is én dan het vaak geneeskundestudenten waren die doneerden.” Toch een paar hints dus. Vervolgens is dat meisje gaan posten in het AMC en heeft lange artsen van middelbare leeftijd aangesproken: “Bent u ooit spermadonor geweest?” Naar aanleiding hiervan begon zich in mijn hoofd het verhaal te ontvouwen.’
De familie Wachtman laat zich lezen als een spannende roman. Tegelijk fileert het spelenderwijs diverse argumenten voor en tegen de opheffing van donoranonimiteit, sinds 1985 onderwerp van heftig maatschappelijke debat. Daarbij bevinden we ons nu eens in de belevingswereld van Philip, dan weer in die van zijn vriendin Freya. Tussendoor laten de personages Vera (donorkind) en Jan Dumortier (gynaecoloog) hun licht over de kwestie schijnen.
‘Wat ik interessant vind, als jurist en als schrijver, is om een vraagstuk te benaderen vanuit verschillende perspectieven’, zegt Alberdingk Thijm. ‘Een van de rechtsgebieden die ik beoefen, is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In eerste instantie lag mijn empathie dus bij de spermadonor: stel je toch voor dat je plotseling geconfronteerd wordt met de consequenties van iets wat je lang geleden, misschien achteloos, hebt gedaan? Daarna dacht ik: laat ik er nog een wensouder bij bedenken. Dat werd Philips vriendin Freya. Zij wil zielsgraag een kind, maar zwanger worden lukt niet.’
Europees Hof
Al schrijvende werd hij ook nieuwsgierig naar het perspectief van donorkinderen: ‘Vera, een rechtenstudente, heeft pas ontdekt dat ze een donorkind is. Ze wil per se Philip als scriptiebegeleider en bestookt hem met vragen over ‘de zaak Rasmussen’. Wat blijkt? Janus Rasmussen is een Deens donorkind dat al jaren procedeert om erachter te komen wie zijn donorvader is. Het Europees Hof in Straatsburg heeft uiteindelijk beslist dat iedereen, ook een donorkind, het recht heeft om zijn biologische afstamming te kennen. Daaruit volgt dat spermadonoren niet langer anoniem mogen zijn.’
Vóór de (fictieve) zaak Rasmussen ergerde Philip zich al aan nationale Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb), die donoranonimiteit verbiedt. Even voor de duidelijkheid: die Wdkb zelf bestaat écht en werd op 1 juni 2004 van kracht; in De familie Wachtman is dat verplaatst naar in 2012. Maar de (fictieve) uitspraak in de zaak Rasmussen gooit er nog een schepje bovenop. In het boek wordt de anonimiteit met onmiddellijke ingang én terugwerkende kracht opgeheven: alle donorkinderen kunnen vanaf nu de identiteit van hun donorvader opvragen, ook als die eerder voor anonimiteit had gekozen. Met name dit laatste choqueert Philip, aangezien hij al 411 nakomelingen heeft. Het brengt een wirwar van gedachten en emoties in hem teweeg.
Alberdingk Thijm: ‘Als jurist is Philip altijd een fervent voorstander van anonieme donatie geweest; daarover ging nota bene zijn hele proefschrift, het is de expertise waarmee hij zich kortstondige roem had verworven.
Als donor wil hij enerzijds anoniem blijven, anderzijds zoekt hij toch iets als verbinding met zijn donorkinderen. Omdat hij zelf rood haar heeft, leeft hij in de overtuiging dat al zijn kinderen eveneens roodharig zijn. Elk jaar bezoekt hij het Roodharigenfestival in Breda (dat overigens wel echt bestaat, mc). Daar waant hij zich als het ware temidden van zijn kroost en dat geeft hem een gevoel van veiligheid.’
Levenswerk
Doorgaans worden donoren afgeschilderd als ofwel nobele zielen die belangeloos hun medemensen aan een kind helpen, óf als ijdele macho’s die zich willen voortplanten zonder verantwoordelijkheid te hoeven dragen. Philip voldoet aan geen van beide stereotypen. ‘Hij is geen narcist, hij heeft geen drang om zichzelf te verveelvoudigen. Hij is gewoon een wat uitgebluste wetenschapper wiens juridische levenswerk er opeens niet meer toe doet. Eerst windt hij zich daar vreselijk over op. Maar geleidelijk begint hij te overwegen dat die 411 donorkinderen misschien wel zijn levenswerk zijn…’
Identiteit is een kernbegrip in het boek, beaamt Alberdingk Thijm. ‘Om te beginnen is Philip op zoek naar zichzelf. Nu hij met zijn carrière op een dood spoor zit, raakt hij in een soort midlife crisis: wie is hij geworden, hoe verhoudt hij zich tot zijn jongere ik? Maar het overkoepelende thema is: hoe ontwikkel je je identiteit wanneer je je biologische ouders niet kent? Je bent nu eenmaal altijd iemand in relatie tot anderen. Meestal begint dat in je gezin van herkomst: vader, moeder, broers en zussen, noem maar op. Alleen: wat als jij een van je ouders niet kent? Als de helft van je familie anoniem is? Iets vergelijkbaars zie je bij adoptiekinderen. Sommigen krijgen een allesoverheersende behoefte om te weten wie hun biologische familieleden zijn. Anderen hebben die behoefte niet, maar toch blijft de vraag blijft: hoe ga je om met de kinderen die het wél willen weten?’
Wat als jij een van je ouders niet kent? Als de helft van je familie anoniem is? (Christiaan Alberdingk Thijm)
In Nederland is die vraag deels beantwoord: elk donorkind dat is verwekt na 1 juni 2004 heeft het recht om te weten wie de donorouder is. Anonieme sperma- en/of eiceldonatie is al bijna 17 jaar verboden.
Alberdingk Thijm: ‘Ik vind het interessant hoe een samenleving al naar gelang de tijdgeest anders naar medische en sociale vraagstukken gaat kijken. Fascinerend dat eerst het belang van de donoren vooropstond en dat de wetgever naderhand een keuze maakte die de belangen van de kinderen daarboven stelt. Zelfs al leek die grote gevolgen te krijgen. Want de angst bij klinieken was toen natuurlijk: “Help, straks krijgen we geen donoren meer!”’
Frappant genoeg preludeerde Alberdingk Thijm met De familie Wachtman ongeweten op twee recente rechtszaken, waarbij donorkinderen zich expliciet beriepen op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, artikel 7) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM, artikel 8). Beide uitspraken (op 24 maart 2021 en op 2 juni 2021) waren relatief bemoedigend tot zelfs ronduit positief voor donorkinderen die hun afstamming willen kennen.
‘Dit is echt life imitating art,’ verzucht de schrijver.
Karbaat
Voor De familie Wachtman interviewde hij mensen met diverse invalshoeken.
‘Ik heb geen statistisch onderzoek gedaan, maar wel met donoren, donorkinderen en artsen gepraat. Hoe artsen nu tegen die wet aankijken? Tja … Weet je, in Nederland heeft men lange tijd vrij veel ontzag voor de arts gehad. Als die tegen ouders zei: “Het is gewoon júllie kind en je moet niks over die donorinseminatie vertellen”, dan luisterden ze daarnaar. Klinisch bezien leek dat ook het meest praktisch. Sommige gynaecologen van die generatie denken nog altijd zo en zijn pro-anonimiteit. Ik sprak artsen die Jan Karbaat hebben gekend en alle ophef wat overdreven vinden: die ouders hadden immers een diepe kinderwens en Karbaat wilde gewoon helpen. Maar de nieuwe lichting artsen denkt daar anders over.’
Over zijn eigen visie laat Christiaan Alberdingk Thijm zich behoedzaam uit. ‘Kijk, ik ben wetenschapper, dus ik sta er tamelijk neutraal in. Als jurist kan ik me gevallen voorstellen waarin je misschien toch de anonimiteit van de donor moet beschermen. Maar wat me trof, is dat gaandeweg mijn perspectief begon te kantelen: van de donor naar het donorkind. Ik begrijp nu heel goed hoe afstammingsvragen gerelateerd zijn aan je identiteit. Dat je als donorkind antwoord wilt op de vragen: wat heb ik van hem? Lijk ik op hem qua uiterlijk of qua karakter? Wie waren mijn voorouders? En dat die antwoorden zijn gerelateerd zijn aan je zelfbeeld en je gevoel van eigenwaarde: wie ben ik en hoe verhoud ik mij tot de wereld? Dus ja: hoewel ik het boek schreef vanuit de donor, ben ik me steeds meer gaan verplaatsen in de donorkinderen.’
Christiaan Alberdingk Thijm: De familie Wachtman. Roman
Ambo|Anthos, januari 2021.